Met de lautra

19 mei 2025 · 30 keer gelezen · 0 keer geliket

“Waarom ga je niet een keer mee?” vroeg Patricia, “Het is best leuk om de jongens bezig te zien. En je hoeft zelf niets te doen. Gewoon op het dek liggen in de zon, dat is alles. Zo lang ik weet, hebben ze ook nog nooit iets gevangen. Het is eigenlijk gewoon een uitje met de boot op zee.”

Ik aarzelde, maar stond die zondag toch om half vijf ’s morgens op en doorbrak daarmee de routine die ik zo lang had aangehouden. Mattia was al op en had koffie gezet. Hij liep constant heen en weer met zijn klein kopje espresso in de hand en keek om de haverklap op zijn horloge. Om vijf uur stipt reden er drie auto’s voor. In kolonne reden ze richting het zuiden naar een oom van Marco. De Marco die samen was met Ella. Die oom had een boot waarmee je op zwaardvis kon vissen. Roman en Gianni waren er niet bij en ook Stefano en de andere Marco niet, die kreeg je zo vroeg nooit uit hun bed, lachten de anderen. Mattia zat bij Nadia, Enzo en Giovanno in de auto. Ik bij Patricia, Ella en Marco, in de derde en kleinste auto, een Fiatje, zat de rest, Sofia, Gino en Valentina, geprangd. Ella was de enige vrouw aan het stuur.

“Het zal wel zijn, dat Marco met de auto van mijn ouders mag rijden. Dat zie je van hier. Hij rijdt veel te gevaarlijk.”

“Ik rij niet gevaarlijk, ik rij assertief. Jij bent veel te braaf achter het stuur.”

“Het is de auto van mijn ouders. Mijn vader zou het besterven als er iets mee zou gebeuren, zelfs als er nog maar een krasje zou bijkomen. Hij laat me telkens beloven dat jij er niet mee zal rijden. Zegt dat niet genoeg?”

“Ach, wat. Rij jij maar dan, ik zorg voor de muziek.”

“Goed, maar niet te luid. Jij zet de muziek altijd veel te luid.”

“Is dit te luid, Petra? Vind je dit te luid?”

“Laat Petra gerust, Marco.”

“Mag ik dan tenminste het laatste stukje rijden. Als mijn oom ziet dat ik weer niet mag sturen, lacht hij me weer uit.”

“Dat kan mij niet schelen.”

“Komaan, Ella. Alsjeblief. Ik zal heel voorzichtig zijn.”

“We zullen zien.”

Na anderhalf uur rijden, stopte de kolonne aan een wegrestaurant voor een snelle espresso en een koffiekoek. Daarna was het nog een uurtje rijden. Iets voor acht parkeerden ze de auto’s op de kade. Marco had niet mogen rijden, en inderdaad, dat had zijn oom gezien. En of hij er iets van zei tegen Marco. De eerste uren van de voormiddag op de boot moest hij het voortdurend horen. Marco probeerde om er zelf mee te lachen, maar op den duur kon er alleen nog maar een trekje van zijn mond vanaf.

Ik had een normale boot verwacht en vislijnen, maar niets was minder waar. De boot was een grote lautra, met een erg hoge mast waarin afwisselend één van de jongens klom om uit te kijken of er ergens een schaduw in het water bewoog. Om het uur wisselde ook de harpoen van handen. Marco’s oom bestuurde de boot en de dames lagen inderdaad gewoon te zonnen op het dek. Om elf uur ’s morgens werd de eerste fles rode wijn ontstopt. Om acht uur ’s avonds voeren ze terug binnen, zonder iets gevangen te hebben. Met mijn zomerhoed op en zonnebril had ik vooral naar de horizon gekeken en in mijn nieuwe boek gelezen.

“Natuurlijk hebben we niks gevangen,” zei Patricia, “We vangen nooit iets.”

Drie keer was er toch animo geweest op het dek onder de jongens en had er zich iemand met de speer op de loopplank begeven. De eerste keer was het vals alarm en was het een haai die de man op de mast gespot had, de tweede keer was het wel degelijk een zwaardvis, maar was die te klein om op te vissen, de derde keer was een andere lautra hen te snel afgeweest.

“Niet erg,” zei de oom van Marco, “Dat is de boot van Luciano. Die kan het geld goed gebruiken, die moet de lening van zijn boot nog verder afbetalen. Woensdag heb ik nog een hele grote gevangen samen met mijn schoonbroers. Die was vier meter. Die Luciano gevangen heeft, is veel kleiner. En trouwens, jongens, hij had hem ook eerst gezien. Eerlijk is eerlijk.”

Ook al complementeerden de jongens Luciano op de kade met zijn ‘mooie’ vangst, toch zag je de teleurstelling in hun ogen. De zwaardvis die daar op het droge lag op een blauw dekzeil had de hunne kunnen zijn.

Ze dronken samen met Marco’s oom nog een grappa om de dag af te sluiten. Ze bedankten hem uitvoerig dat ze mee op zijn boot hadden gemogen en kropen terug in hun auto’s. Even was er onenigheid tussen Ella en Marco over wie mocht rijden, maar Ella was onverbiddelijk. Marco’s oom glimlachte en trok zijn schouders op waaruit ik meende op te maken dat het hem eigenlijk helemaal niets kon schelen. Hij stapte op Luciano af en keerde hen zijn rug toe nog voor het duidelijk was dat Ella het pleit zou winnen.

Op de terugweg werd er duidelijk minder gesproken. Ze stopten aan hetzelfde wegrestaurant voor een koffie en ik viel op de schouder van Giovanno in slaap tijdens het laatste half uurtje van de autorit. Giovanno had met Patricia gewisseld van auto, omdat, zo vermoedde ik, Patricia in Mattia’s buurt wou zijn. 

Het voelde goed om ongedwongen dicht tegen Giovanno aan te liggen. Het was zo lang geleden dat ik iemands nabijheid gevoeld had. Ik koesterde het moment nog steeds toen ik pas na middernacht in mijn bed lag. 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

19 mei 2025 · 30 keer gelezen · 0 keer geliket