mijn huizen
ooit bouwde ik kastelen
met lucht die er doorheen
hun lompe muren waaiden
er droeg ik geen kroon
er dopte ik mijn eigen bonen
er at ik niet met gouden lepels
geen zandlandschap riep er
voor warm blinkende beeld
hun tuinen pronkten er dor
het pak dat ik droeg joeg me
er doorheen vreemde oorden
niet de scepter zwaaide ik er
mijn kerkers bleken erg diep
enige torens had ik er niet
voor dat eeuwige verzicht
als was ik er koning
niets liet me er dromen
koetsen noch tronen mijn rijk
ik liep er chagrijnig
meerdere dagen te dolen
vond in leven kind noch kraai
geen butler verschoonde
linnen rook er naar zweet
er walgde als me kantelen hoog
tot ik ineens er de sleutel
vond en er mezelf buitensloot
op straat leek alles weer helder
mijn wind ging er liggen
ik kon er weer zijn voor me
waren huizen beter als klein