mijn ik
iets zat me in de weg, was het mijn schaduw
mijn ik, de tijd, iets ging te snel, niet grijpen
kon ik, beduusd om wat was en niet kon geduid
het zat me in de weg, als haast voor het moment
het niet willen beleven, niet weten waarom het
me in de weg liep, ook al wist ik, niet ik kon het
grijpen, best snel ging het ogenblik, die tel greep
me zelf gauw alsof niet ik er nog was, weg was al
de tijd, het moment er voorbij en haast riep me na
wees nooit bang voor moment, niets grijpt je toch
maar niet ik had geleefd, de tijd stond er stil, het was
angst die me greep, tegelijk ogenblik, ik de tel kwijt
mijn schaduw slaakte een zucht, niet de tijd, maar
mijn ik in mijn weg, ik vergat, in twijfel verging
elke tel snel en met tijd tegelijk, ook het moment