Een grijze wolk vol gedachten bedekt mijn mistige hoofd het prikt mijn ogen open die half gesloten waren
Een schijnsel in de verte van het wegenloos vervoer in de indistruele rook waar getoeter zich mengt met geschreeuw en het gefluit van vogels vervaagt
voetstappen in de nevel geleid door goud en kroon naar het vochtige universum van de aarde vol onmisbare dieren zwemmend in pikzwarte olie
De damp verspreidt zich verder naar onze bossen en wouden waar dartelende herten nu zoekend schuifelen fladderende vlinders zich vastgrijpen aan takken en madeliefjes hun blaadjes dichtzegelen
Ik wandel door het verdriet van de mensen die ik niet meer kan horen ze schreeuwen dat het niet meer gaat maar wandelen toch door de mist en volgen blindelings de route van het beleid
Rampspoed