In een wereld waar corona slechts een pijnlijke herinnering is, vind je mij terug aan het begin van een opnieuw bruisende Overpoortstraat. Eventjes blijf ik pal in het midden van de straat staan. Ik adem de nachtelijke bries diep in door mijn neus, nu die nog vrij is van bier en overgeefsel, en laat dit moment helemaal door me doorsijpelen. De feestlichtjes achter de namen van befaamde cafés, pruttelen na lange duisternis weer aan.
Ik draag zwart, om in de menigte op te gaan. Maar glinsters in mijn tenue en boven mijn ogen lichten me een beetje op als een eenzame ster in de donkere ruimte. De studenten hebben hun eenzame lockdownleventjes achtergelaten en komen hier allemaal dorstig en bloedgeil samen. Elk heeft zijn favoriete plekje waar de alcohol rijkelijk vloeit en lichamen al dansend één passioneel wezen vormen. En ook ik laat mijn lichaam zijn vrije wil gaan en beaam mijn glas nooit leeg te zijn.
Strevend naar het perfecte dronken zijn, dat voelt als een hartslag die gelijkloopt aan de muziek. De tijd rondom me vertraagt. Duistere silhouetten, die af en toe fel verlicht worden, dansen in slow motion. Enkel de aanraking van een vreemdelings hand op het naakte stukje huid tussen mijn topje en broek, brengt me terug naar de werkelijkheid. Ik kijk op tussen lange wimpers naar ogen achter dikke wenkbrauwen. Het alcoholgehalte in mijn bloed doet enkel zijn lippen scherpstellen.
Dit is een dans. Een dans die niemand me hoefde aan te leren. Een dans die ik kende sinds de eerste keer ik mijn reflectie zag in mijn vaders ogen. Mijn partners waren prinsen en onbekende artiesten, Griekse goden en clowns. En elk van hen ervan overtuigd mij te leiden. Maar het is altijd mijn dans. Ik maak de eerste zet, wat niet eens een zet is. Het is mijn dans en ik heb het uitgevoerd met finesse en verlaten met ontelbare partners. Enkel hun gezichten veranderen.
In de rij naar het toilet word ik beste vriendinnen met het meisje naast mij. Een vriendschap die helaas maar een selfie lang blijft bestaan en wordt afgesloten met een kus op de mond. In de echo van iemands laatste smeekbede naar meer shots, bevind ik me naar de uitgang, om er de eerste zonnestralen aan te treffen. Geparfumeerd met gespilde dranken in mijn kleren, baan ik mij een weg naar huis. Ik plof er neer in mijn stoffen nest, om al lachend in een nog andere wereld op te gaan.