Niet zonder natte voeten

26 sep 2021 · 23 keer gelezen · 2 keer geliket

Om zeven uur zondagochtend rinkelt de wekker mij wakker. Op een normale werkdag zou ik nog minstens twee keer snoozen maar nu spring ik opgewekt uit bed. Ik ga met mijn vader naar de grote Noordelijke waterplas, die tijdens mijn jeugd mijn thuis was. Ik huppel van de trap, zet koffie en maak mij klaar. De weersvoorspellingen zien er goed uit maar als rasechte zeemeermin, weet ik dat die niet altijd betrouwbaar zijn. Ik vul mijn rugzak alsof ik op trektocht door de Zwitserse Alpen vertrek: een trui, een regenjas, een sjaal maar ook een zonnebril, een pet en een strandlaken prop ik erin. En niet te vergeten, een extra paar sokken, want al sinds ik pas kon lopen hou ik ervan om tikkertje te spelen met de golven.


De trein richting kust zit goed vol. Een jongen met kort blond haar, ik schat hem een jaar of vijf, zingt luid en stampt wild met zijn voetjes op de grond. “Zijn we er bijna, mama?”
Vanbinnen voel ik mij even vurig als die kleine jommekeskop, zo zag ik er vroeger ook uit trouwens. Als tweeëndertigjarige blijf ik op mijn stoel zitten. Ik wieg mijn voeten zachtjes heen en weer. De trein vertraagt, met piepende remmen houdt hij halt aan het perron van Diksmuide. Het wiegen van mijn voeten versnelt, nog drie stops. Zee in zicht.


In het station van De Panne word ik opgepikt door mijn vader. We cruisen richting strand en halen herinneringen op.
Over die keer dat we samen iets voor middernacht langs de waterlijn wandelden, naar elkaar keken met een blik van: “Als jij het doet, doe ik het ook” en vijf minuten later met vuurwerkknallen boven ons hoofd in het lauwe water zwommen met de sterren als enige toeschouwers.
Over die keer dat ik als achtjarige per se nog een keer het sop in wou en hij snel achter mij aan liep, zijn bril vergat uit te doen en die verloor in het water. Liever zijn bril kwijt, dan mij.
Over die keer dat we samen over het strand huppelden tijdens een zandstorm, en onze ogen pijn deden van het opwaaiende zand en dat we vervolgens de zandkorrels van tussen onze tanden wegspoelden met een warme chocolademelk.
Over die keer dat ik als twaalfjarige met hem meezwom naar het diepe, met mijn reddingsboei naast mij kon mij niets overkomen.


Vandaag zijn we hier enkel om te wandelen. Hoe graag ik het ook wil, mijn dialysekatheter verbiedt het mij om te zwemmen. Al twee en een half jaar heb ik het zoute zeewater niet meer geproefd, de speelsheid niet meer gevoeld. Maar voor mij geen zeebezoek zonder natte voeten. We trekken onze schoenen uit en lopen in de richting van de horizon het water in. Ik gil de koude uit mijn enkels. De schelpen prikken in de onderkant van mijn voeten, net zoals het leven. Op de tippen van mijn tenen trappel ik verder. Dat ben ik gewoon. Mijn innerlijke kind dwingt me om te flirten met de grenzen van het drooghouden van mijn broek, zoals ik als dialysepatiënt ook geregeld flirt met de grenzen van mijn energie.


“Allé kom!” roept mijn vader plagerig. “Waar blijf je?” Hij lijkt te vergeten dat hij met zijn lange benen meer speling heeft dan ik. Vroeger wandelde ik ook steeds in lichte looppas naast hem. Hij heeft de gave om mij met weinig woorden over mijn grenzen heen te helpen. Ik ga naast hem staan en voel hoe de opgerolde randen van mijn broek nat worden. Hij ziet het. “Je bent het nog niet verleerd” zegt hij gniffelend.
We nemen een selfie. De arm die hij nu om mij heen slaat doet evenveel deugd als die warme chocolademelk. We keren terug naar het strand, ik volg hem door mijn passen in zijn voetafdrukken op het natte zand te mikken. Het vraagt enige lenigheid.


Ik laat me in het zand vallen en tuur naar de opspattende golven. Ooit zwemmen we hier weer samen. Hier komen we later mijn nieuwe nier dopen, dat heb ik mezelf beloofd. De zee maakt mij zacht vanbinnen. Ik denk aan mijn moeder, die er niet meer is. Met haar woonde ik hier. Ook zij hield van de zee. Wij hielden van de zee en vooral van natte voeten.
Mijn vader zit naast mij. Samen kijken we naar het eb, die de herinneringen die we vandaag hebben gemaakt, mee-ebt naar het diepe. Het water mengt ze met alle voorgaande. De zee is de lijm die voor mij alle bijzondere momenten goed samenhoudt.
Een zwerm meeuwen landt op het woelige water, ze dobberen langzaam verder, op en neer, vooruit en achteruit maar steeds in de juiste richting.


Net zoals ik.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

26 sep 2021 · 23 keer gelezen · 2 keer geliket