nooit veraf
als was het een kersentuin
dat leven wou ik hebben
grijpen nooit nog lossen
die kersen er tijdig plukken
er regeren over plaag en bij
er vruchten vlijtig toespreken
als waren het mijn kinderen
mijn visitekaartjes werden
mijn rozig rode bollige wangen
en mijn glimlach hemel reikend
hoogstammen werden er mijn trots
tussen hun takken wou ik zingen
er hun grond liefdevol omwoelen
als was het vruchtbaar goud
op dat leven wilde ik mikken
enkel benodigde ik die tuin
waar die lag wist ik nog niet
het werd me even zoeken
maar eerst wilde ik begrijpen
vanwaar kwam ineens die drang
zelf was ik vruchtbaar goud
misschien behoefde ik geen tuin
mijn wangen konden rozig rood
bollig als gouden visitekaartjes
blinken op elke liefdevolle grond
er bijen leiden en plagen verzingen
erg ver hoefde ik niet te reiken
de hemel was immers nooit veraf