Dagelijks wandel ik door winkelstraten vol gesloten shops. Ik staar naar paspoppen in donkere etalages die me nog steeds naar binnen lokken. Maar net als op zondag versperren metalen rolluiken mij de weg. Elke dag lijkt wel zondag. Zondag on steroids, want zelfs cafés en restaurants liggen er verlaten bij.
Alleen is het voor mij verrevan weekend. Ik moet wel werken. Net als alle verpleegsters en dokters waarvoor we elke avond applaudisseren. Of vrachtwagenchauffeurs en winkelbedienden die op en naast sociale media worden geloofd. "Onze helden die het land draaiende houden!"
Die dankbaarheid verdien ik blijkbaar niet. Nochtans heb ik de afgelopen weken extreem hard moeten werken: weekends, avonden, ziekte- en vakantiedagen, ... zonder extra loon of recuperatietijd. Ik voel het van in mijn hoofd tot in mijn knoken. Mijn levensverwachting is allicht weer wat in dalende lijn gegaan. "Buitengewone omstandigheden vragen om ongewone inspanningen."
En waarvoor? Voor de klanten, uiteraard. Om hen zo goed mogelijk te helpen in een chaotische periode. Ik wil er voor hen zijn. Al blijkt de liefde niet wederzijds. Ondankbare en soms ronduit ondenkbare reacties overspoelen me. Ze lijken te vergeten dat aan de andere zijde van het scherm een mens zit, geen "veel te duur klotebedrijf".
Wie is er voor mij aan het einde van deze lange dagen? Het zijn slechts de paspoppen die naar me terugstaren.