(donderdag 12 maart 2020 – 3 doden in België)
‘Dag mijnheer.’ Met uitgestrekte hand staat ze krakend op uit haar oude zetel.
‘Dag oma.’ Hij drukt de hand van de vrouw. De lip van de jongen trilt.
‘Ik ben het, oma! Matthias.’
De vrouw kijkt hem aan. Een grijze lok valt over haar voorhoofd.
‘Wie bent u alweer?’
De jongen legt zijn andere hand op haar schouder.
‘Matthias, oma. De zoon van Werner, uw zoon.’
‘Ach!’ De ogen van de vrouw lichten op, zoeken die van hem.
‘Bent u de zoon van Werner?’ Ze heeft zijn hand nog niet losgelaten en grijpt ze nu met beide handen beet. Ze bekijkt hem van kop tot teen. Dan krullen haar mondhoeken omhoog en een zweem van herkenning flitst over haar gezicht.
‘Natuurlijk! Matthias zeker?’
‘Ja, oma.’ Hij kust haar zacht op de wang.
‘Werner is er niet, he?’
‘Nee, oma. Papa is drie jaar geleden overleden.’
De vrouw slaat een hand voor de mond.
‘Ach,’ zegt ze ‘Da’s waar. Onze Werner is er niet meer.’
Ze neemt de bril van haar neus, tast in de zak van haar gebreide vest en haalt een katoenen zakdoek boven. Ze dept haar ogen terwijl ze zucht.
‘Onze Werner toch. Ach, ach!’
De jongen slaat zijn armen rond haar schouders en trekt haar teder tegen zich aan. Ze snikt een beetje tegen zijn borstkas.
‘Lieve oma toch,’ fluistert hij. Hij streelt haar zijden haar. ‘Ik zie u graag, he!’
Ze maakt zich los uit de omhelzing.
‘Ik u ook he, jongen. Ik u ook.’ Ze snuit haar neus, steekt de zakdoek weg en zet haar bril recht.
‘Gaan we naar de foto’s kijken?’ Ze vraagt het met een kinderlijk stemmetje en ze glimlacht.
‘Graag oma.’ Het fotoritueel is belangrijk voor haar.
Ze neemt een fotoalbum uit de lade van de kast en gaat op de rand van het bed zitten.
‘Kom,’ zegt ze en klopt op de bedsprei naast haar ‘Zet u.’
Even rusten haar handen op het boek dat op haar knieën ligt. Het heeft iets plechtigs. Dan slaat ze het open. Met een benige wijsvinger wijst ze naar een foto.
‘Kijk,’ zegt ze ‘Dat is Werner, mijn zoon.’
Matthias trekt zijn oma dichter tegen zich aan. Hij voelt haar knokige schouderblad.
‘Ja, oma, dat is papa.’
‘En u bent?’
‘Matthias, oma.’
‘Juist, jongen.’ Ze duwt haar bril met haar rechterwijsvinger hoog op haar neus, kijkt hem even aan en glimlacht. ‘Matthias, ik ben blij dat je er bent’.
Ze bladert langzaam doorheen het fotoalbum en vertelt bedachtzaam honderduit. Hij zit naast haar en luistert geduldig, zijn arm nog steeds rond haar smalle schouders geklemd. Af en toe legt ze haar hoofd tegen zijn borst.
‘Ach,’ zegt ze dan.
‘Oma, vanaf morgen mag ik je niet meer komen bezoeken.’ Zijn stem breekt. Hoe kan hij dit uitleggen? Hoe kan hij haar duidelijk maken dat ze hem een tijd niet meer zal zien? Verdomd virus.
‘Kijk hier, jongen! Kerstmis met Werner. Is dat geen mooie foto? Kijk eens hoe hij lacht! Zie eens hoe gelukkig hij toen was!’
Matthias knikt en drukt een kus in oma’s zilveren haardos.