Ik drink mijn chocomelk terwijl mama met een vriendin praat over een gebeurtenis in haar jeugd. Omdat ik het verhaal al van kop tot staart ken, richten mijn oren zich op de tafel langs ons. Daar verkopen twee mannen elkaar vunzige praat.
'Ik heb eens een hoer geneukt die de prijslijst getatoëerd had op haar rug,' zei de een.
'Dat is nog niets, ik heb eens een trio gehad met de zangeressen van..' ging de ander verder.
Ik kijk naar buiten en zie een vrouw lopen, ze lijkt verdacht veel op het meisje. Of was het de zon?
'Ik moet naar toilet,' zei ik. Mijn moeder knikte zonder haar verhaal te pauzeren.
Ik glipte van mijn stoel en manouvreerde me tussen de tafels. Grote mensen hebben de neiging niets op te merken onder de één meter twintig. Er kwam een grote groep oudere dames binnen, de voorste praatte nog tegen de achterste terwijl ze naar een lege tafel marcheerde.
Tegen dat de groep binnen was, was het meisje weg.
Ik ging terug naar binnen, botste tegen iemand aan. Het was mijn moeder.
'Ik denk dat ik iemand zag,' zei ik.
We zaten terug aan tafel en ik eigende me een krant toe. De kruiswoordraadsels waren ingevuld, de sudoku maar half. Toen zag ik dat er twee negens in een vak zaten en liet het maar zo.
Op een andere pagine stond een review van een boek. Het ging als volgt:
Het hoofdpersonage is saai, hij beschouwt van alles, maar doet niets. Hij wil niets, of doet er geen moeite voor, dat maakt het plot zo goed als onbestaand. Dat en de verleden tijd gebruiken doet het boek zo traag aanvoelen dat het huiswerk wordt. Een boek om langs de wc te houden bij darmproblemen.
Het kreeg drie sterren van de vijf.
Ik voelde mijn hoofd vervagen, alsof ik in een mistbank fietste. En de lamp niet meer verlichte dan de mist voor me.
Er stond een gedicht geschreven, in zwarte inkt. Los over een pagina reclame voor een all-in vakantie.
Sporen in het koren
Koren zingen, opgaande zon
Doornen verdwijnen
Duizend klingen verschijnen
Aan de horizon
Een koe en haar lammetje
Kauwend op het gras
Nat van dauw, net glinsterend glas
Een vogel springt van een tak
Ik wou dat ik het was
Ik schreef verder, in blauwe inkt -mijn moeder had altijd wel een pen op zak- een zelfgemaakte rijm. Of ik denk dat ik het schreef, want ik hield de pen vast.
Ik ben te klein
Als medicijn
Maar helicopter boven jouw pijn
Ik luisterde verder naar het verhaal van mijn moeder. Het werd een soort mantra, een verankeringspunt. Alsof heel haar psyche gebaseerd was op dat ene verhaal. Maar waarom vond ik het dan zo onbelangrijk? Welk verhaal zou ik de wereld vertellen? Ik dacht aan de review, aan het eind van het leven. Drie sterren.
Mijn wang rustte op de palm van mijn rechter hand. Mijn linkerhand speelde met het rietje van de chocomelk. Drie sterren, vier als ik het meisje vond.