Mijn zicht is bewerkt door de hand van veel te veel en glijdt
traag over omstaanders, weet meer dan mij,
weet niets meer, maar meer dan mij, ik glijd weg.
Jouw lichaam is belachelijk verduisterd ver weg
als de kamer zich openbaar maakt,
licht en overdreven beklemmend stap ik
in een donker weg-zijn.
Ik ben me bewust van aanwezigheid en
niet zo verzekerd van succes zonder jou.
Mijn klieren werken tegen elkaar aan gedrukt
maar niet tégen elkaar en luiden de afvallige
luchtwegen om tot mijn sinus waar mijn zicht
alles ziet eindigen bij het hoofd,
het uiteinde met ogen zonder uiteindes.
Zolang ik er niet aan denk onder invloed zal ik niet sterven.
Ik glijd weg maar nooit onder jou.
Ik kan niet zonder invloeden nog langer oase zijn.
Mijn hoofd leeft en schemert.
In de uiteindes voelen de meeste dingen verkrampt aan,
behalve de uiteindes:
in kleine kamertjes schemert het ook, enkel stiller.
Hier is alles stil, dus je luistert.
Een frustrerend binnen en buiten zijn, pull and push
systemen zonder ophouden.
De systematische aanval op je systeem, wordt pas ingezet
als je daar niet om vraagt.
De systematische aanval op jezelf,
dat ben je zelf.
Roep liever mij om jouw hulp.
In het binnenste krioelt het van lucht
die er niet uit wil. Alles wil er uit.
Andere dingen dan alles vergeet je.
In kleine woorden rondom je heen
hoor je leven leven.
Ook jij leeft, en daarom sterf je,
geleidelijk aan.
Omdat alles buiten je bezig is te sterven,
blijf je leven.
Omdat je blijft leven, zal je sterven.