vlakten, de zee, een stad,
daar waar niemand elkaar aankijkt
er zijn veel plaatsen waar je jezelf kan achterlaten
Ik verwaarloos mensen
kerf hen tussen de nerven van papier
laat ze dan weer opvullen door stof
voor mezelf heb ik nog geen plaats gevonden
dus nestel ik me ergens in mijn eigen middenrif
...
Ik beklad het papier dat ik tussen mijn longen span
maak gras van mijn haren
prent vingerafdrukken af als vertakkingen van gedachten
leid aders om tot straten
Alles wat ik teken
Heeft langs elke kant schaduw
Onder de straten sluipt een zon op poten
Zij streeft één enkele richting na
Het gras wil zichzelf boven de schaduw doen uitrijzen
Wil het een uitweg?
Mijn gedachten vertakken
Blijven maar groeien tot weelderigheid verandert in plaatsgebrek
Ze doorklieven mijn hoofdhuid
Geven mij wortels
Ingevlochten tussen mijn haren
Houden me bij elkaar
Geen mantel maar een kooi
De wortels hebben schaduw langs elke kant
Niemand kan ze zien
Ik wil ook een man tekenen
Een bewoner voor mijn middenrif
Die beter is dan ik
iemand die me af en toe niet begrijpt
Om mezelf uit te leggen
...
Ik krijg de oppervlakte niet gevuld
Probeer te kleuren, lijmen, praten
Maar overal waar ik dingen dubbel wil bedekken
Maak ik weer gaten en veeg ik mezelf weg
Ik kan geen beelden meer maken
sta zelf in de weg
Ik raak mezelf niet meer kwijt
Waarom kan ik zoveel zien?
Alles is anders als ik rondkijk
Groter maar gepolijst
De schaduw is nu aan één kant