het Oor I
in lange onmenselijke gangen in mensen
lopen dunne buisjes landschap over de handpezen
en hiermee wordt iedere klaagzang gehoord
tot inzicht verwerkt
en van bestaan ontdaan
in kleine maar onmetelijke sprongen ontdoet ze zich van dit opgehemeld
verlangen naar gekoesterde toekomst
geluid:
een grootse wandaad
door en van het Oor
en in even onnavolgbare codes
wordt deze jungle herhaald in de spraak
geluid tegen geluid
en in mensentaal
zo ontstond ooit de mensaap van de toekomst
en wentelde die zich in wantrouwen van zijn soortgenoten
zijn opper ego
en alles heeft zich al zuchtend herhaald
en tralala onze geschiedenis is lang geleden ontstaan
maar de draad wordt nu gesponnen in de velden
landschappen die bijblijven
maar onderweg nooit grijpbaar blijken
want het is de mond die spreekt
en de ogen die zich hierboven verkiezen
de gedachtegangen snel de handelingen des te trager
en het Oor die bestond
in mensentaal
het scheelde dus niet veel of we vielen reeds in herhaling
gelukkig dat wij er waren om te horen
dat de weinig vatbare materie der dingen
bezig was
bezig was te bestaan in zijn kleine bestaan
een leven om een leven
en daarmee materie op oudere materie
die ik wil dat ze opgraven en dan weer bestuiven
steeds opnieuw
wij die bezig waren
keerden de staat der dingen om
en daarna om
om in flux te blijven van het geweten
het Oor daarentegen
oogstte lof voor zijn professioneel gebruik van het abc
het Oor II
een klein organisch verbonden landschap
dunne gangen en spelonken glinsteren in de ooghoek
maar worden gehoord in de hoofdstad
een toespraak om meer
en een verpersoonlijking van de privileges
een herwerking van het voorbestemde scenario
in het Oor en gehoor van een massa
een klein verwerpelijk zicht aan het oog onttrokken
en erin opgaan
zou misdaad zijn
een onmogelijke toewijding van een innerlijk tabula rasa
en een natuurlijke versmelting met grotere toestanden
of een onnatuurlijke persoonlijkheid
die toeneemt in volume maar nooit in massa
en een krachtveld dat zijn voortbestaan verzekerd
door licht te blijven
licht in de hand altijd bij je in je hoofd-bestaan
onmetelijke klanken
in geld uitgedrukt om te worden bijgeschaafd in een beschaving
die zijn instinct verloor
op overdreven wijze
de vertakkingen van een cultuur
die weigert zichzelf te bestemmen
in de jungle des tijd
deze tijd
die aanspraak maakt op het contract in terminis
extatisch geknetter
en slaafs handgebruik
ondertekend met DNA
onderwezen door dieren en wezens in de fauna
een barbaars gebruik van de taal
en een nog inheemsere gewoonte tot redevoering
ik noem het afstand
maar anderen noemden het reeds voor mij
zo speelde ik slaperig de weelde kwijt die mij was toegeschreven
en kende ik een ego dat mijn adem in zich droeg
het Oor III
een gevoel dat je op de ondergrond houdt en je onder de arm kietelt
tot je waanzinnig wordt en de dans van adem vergeet
een gevoel van een oude grijze gevel die in je binnenste ademt en de art brut
in je gevoel overgeeft aan een nieuwe waanzin in de meta van het denken
een gevoel dat je bruut te kennen geeft dat weinig waarschijnlijk lijkt
in het licht van het gehOor waarmee je de gevoelens rondom rond
kort knipt en je persona aandacht schenkt in de nieuwe dimensie
der weinig
een waanzin die je het gevoel geeft
en na een hoop gevloek en systematisch gekletter verbeter je je
derhalve in de hoop jezelf te leren kennen
en jezelf je zelf te schenken
een gevoel die een massa verplaatste en verpatste aan de meerderheid die al was
en daarin een gekte onderhield in zich zonder zijn gezicht prijs te geven
deze vermomming kende men reeds al lange getijden en noemde men
zoals de seizoenen een verwelking van het sociale
dit gevoel was mij voorbestemd en hoorde ik via straatstenen eerst in mijn beenderen
omhoog kruipen en ik kuste die lucht alsof ik er iets voor zou terugkrijgen