Luttele minuten voor Steve aan de grens van de wetteloosheid komt, trekt hij zijn handschoenen wat strakker aan. Hij bijt op zijn onderlip en haalt diep adem. Zijn vader had hem gewaarschuwd voor dit oord van verderf, verrotting en vrijbuiterij. Maar hij moet er door. Nu zijn vrouw hoogzwanger is, moet hij van z’n spul af.
Steve nadert de stofwolk die er eeuwig lijkt te hangen, als een dikke mist die ook zijn gedachten vertroebelt. Hij maant zich aan om gefocust te blijven en haalt een verkreukt papiertje uit de binnenzak van zijn leren jacket. Er staat in zijn eigen hanenpoten een citaat op geschreven dat hij als mantra bovenhaalt telkens hij het moeilijk heeft. Gesterkt door de boodschap, verleden heb je, toekomst moet je maken, legt hij de laatste meters af. Er is geen weg meer terug.
Steve komt aan de grens. Hij schraapt zijn pijnlijk droge keel wanneer een gespierde latino traag maar vastberaden op hem afstapt. Er schuilt achterdocht tussen de plooien van zijn frons, en een cigarillo bengelt tussen zijn dunne lippen. De tattoos die zijn gespierde armen versieren, vertakken als een klimop tot aan zijn nek. De man vraagt kortaf:
‘Wat heb je bij?’
Niet in staat om een woord uit te brengen, wijst Steve aarzelend naar z’n spul. De man blijft Steve strak aankijken, knikt bevestigend en zegt dan:
‘Op ‘t einde van de straat aan je linkerkant.’
Die horde hebben we alvast genomen, denkt Steve opgelucht. Pas nu hoort hij de muziek die luid over deze puinhoop loeit. “There will be no next time” roept de zanger, wat hem op deze plek de stuipen op het lijf jaagt. Hij veegt met de rug van zijn gehandschoende hand de doemscenario’s van zijn bezwete voorhoofd en gaat strijdvaardig verder.
“Keep cool, keep cool, keep cool”, mompelt Steve, terwijl hij zijn wagen aan de kant van de weg parkeert. Op het moment dat hij zijn spul uit de wagen neemt, roept een man met rode bandana om het hoofd hem toe vanop de afgesproken plek.
‘Hey, wacht eens even! Zit je wagen vol?’
‘Ja, waarom?’, vraagt Steve op zijn qui-vive.
‘Ik ga je een dienst bewijzen’, zegt de man.
‘Een dienst bewijzen?’, antwoordt Steve van zijn à propos gebracht.
‘Ja, en dat zal nodig zijn, geloof me. Ik zou niet zomaar over ‘t straat lopen met dat spul. Het is hier een nerveuse bedoeling en dan gebeuren er weleens ongelukken. Je wil niet weten wat ik hier allemaal al heb meegemaakt. Luister, parkeer je wagen maar aan de achterkant van de container. En als iemand je komt lastigvallen, dan zeg je maar dat de Fille zijn zegen heeft gegeven. Oké?’
‘Oké. Merci, Fille’, antwoordt Steve, overdonderd door een vriendelijkheid die hij deze plek nooit had toegeëigend.
Hij besluit zijn vooroordelen over het containerpark samen met het steenpuin weg te kieperen. Tijd om de kinderkamer af te werken. Tijd om toekomst te maken.