Ik spring in het zwembad.
‘Niet springen,’ schreeuwt mam. Het water ramt de rand, terwijl mam blijft blaffen.
Ik neem meneer Kwak en zwem door het opgeblazen kasteel. Ik kom aan bij de troonzaal. Ik zet meneer Kwak op zijn troon. De koning bibbert.
Mijn zusje klimt voorzichtig op het laddertje en voelt met haar teen in het water. Een aanval uit het noorden!
Ik sluip naast de ommuring tot heel dicht bij de poort. Ik leun achterover op mijn handen, zodat ik precies een tafel ben. Met mijn gezicht juist boven het water, neem ik haar in het vizier. Mijn voeten gaan van de grond en ik trappel in het water. Een water aanval doet het altijd. Blus het vuur van de duivelin!
Mijn zusje schreeuwt.
Koud? Je komt van het noorden!
‘Stop met pesten,’ roept mam.
Het water drupt van mijn zusjes gezicht. Het zijn tranen.
Huh, waarom lacht ze, nu?
Ze wijst met haar vinger: ‘Badeend.’
Nee! Meneer Kwak verdwijnt achter een golf. Hij verdrinkt als ik hem niet red. Met mijn raketmotor spurt ik naar koning Kwak.
Mam schreeuwt: ‘Stop met wild te zijn!’
Ik spring op de paardenstal van de ridders, en grijp naar meneer Kwak. Hij gaat kopje onder. Nee, niet de koning! Ik zal wraak nemen op de vurige tante.
Ik grijp mijn opgeblazen zwaard. Ik sta recht en loop met zware benen naar de vijand. Ze gooit met de ridderkamer.
‘Stop met de burcht te verwoesten, godzilla!’
‘Ik ben geen zilla,’ schreeuwt ze naar me.
‘Ten aanval!’ Ik spring op haar. Belletjes stijgen achter haar op. Ze gaat haar scheet-turbo-motor gebruiken!
Zo snel als ik kan, spring ik op mijn paard. Ik duw me zo snel mogelijk vooruit: ‘Aanvallen!’
O nee, ze heeft geteleporteerd. Ik kan niet stoppen, de golven dragen me naar de omwalling. De muren beven en plots ontstaat er een scheur. Een aardbeving? Nee, een waterbeving! Het kasteel stort in. Oh nee, de golven vallen het nabije keizerrijk aan. De keizerin valt van haar ligstoel. Ze verklaart de oorlog. Het einde van koninkrijk Kwak.