Madensuyu start met eerlijkheid die me met rust kan laten;
vooralsnog loopt het gesmeerd: de lucht oogt voorspelbaar,de wegenwacht afwezig, Tobin draagt nog net geen heden, abstracte ideeën over de liefde kunnen aanwezig zijn in de werkelijkheid of ons idee daarover, wij zijn het nieuwe anti en dat denk ik luidop.
Maar ergens verdraagt men het niet meer: de realiteit die onder de huid alles en iedereen uitbuit,
de zee in zichzelf opsluit en de tranen verderzet. Eens aangekomen:
de staat van het alles blijft onveranderd: al het aanwezige oogt me dubbel in de irissen en vrijt
zich op een zucht van mijn liefde, de werkelijke afgrond van de huid in, mij dus, in ontbinding die
zich kenmerkt langs de buitenkant. De zee is kraakbaar. De twijfel slaat dan toe.
of we met z’n 2 z’n 4 zouden kunnen zijn, ik vermoed van wel
dan de dagelijkse omkeerbaarheid van minuten die in 2 dagen
de rand opzoeken van bestaan zonder te overdrijven
bijna onmogelijk maar of niet alles zo is
ik heb daar naar de hemellichamen boven ons gestaard en me afgevraagd
wat ik eigenlijk aan het zien was dat me blauw maakte
staren van een buitenkant die dubbel oogt
jezelf klein terugvinden
in een kosmos
een kosmos die je bekijkt langs buiten en waarin alles verkleint tot dingen
ik omgeef me alleen nog maar met dingen
Het alarm van een terugkomst die bijt in de kuiten, we zullen ze dragenwe kunnen de wereld met z’n 4 wel verplaatsen naar een buitenkant die
zich het kwalijke dubbel ter verantwoording roept in een taal die buiten isbuiten het samenhorige want hier is de vijand
ronduit scherp, vriend en zeer weinig aanwezig, onontkoombaar, vrij, alles,
wat je niet zou willen.
verder: een gesloten gevel
hier woont iedereen
wij botsen op een tegenliggende straat
het is hier warm van alle mogelijkheden dus wat
in ons zich bevindt is van ons
het anti
bijvoorbeeld