Afgelopen zaterdag bij de bloemist: buiten pronken witte, gele, oranje en roze chrysanten in vol ornaat. Een prachtig kleurenpallet, je kan er niet naast kijken. Alsof ze de grijze hemel uitdagen: “Durf nu maar eens te regenen!”. Binnen staan talloze grafstukken mooi geëtaleerd. Keuze genoeg, van potsierlijk, groots tot bescheiden en sober. Allerheiligen zal ongetwijfeld naast Valentijn en Moederdag een topdag voor bloemisten zijn.
Aan de kassa rekent een oudere dame af. Ze draagt een mooie, lange, cognackleurige mantel, met daaronder zwarte, lakleren mocassins. Ze heeft een piekfijn, wit kapsel dat mij aan de chrysanten doet denken. Haar bijpassende, dure handtas staat op de toonbank. Ze kocht een chique grafstuk. Ik vraag mij af voor wie het grafstuk is. Haar overleden man? Ik zal het waarschijnlijk nooit weten.
Achter haar wacht een jonge man met een baby in een Maxi-Cosi. De baby is niet tevreden met het bezoek aan de bloemist en maakt dit luidkeels duidelijk. De man kiest rap, rap voor een pot witte chrysanten. Hij betaalt en probeert ondertussen de baby te sussen. Maar die laat zijn protest met nog meer decibels horen en stampt heftig met zijn voetjes. De man zoekt zijn evenwicht tussen de Maxi-Cosi in zijn rechterhand en de chrysanten in zijn linkerhand. Opnieuw vraag ik mij af voor wie de chrysanten zijn. Zijn moeder? Ik zal het waarschijnlijk nooit weten.
Dan is het mijn beurt. Ik vraag 11 roze rozen aan de bloemist. Voor mij geen chrysanten. Onze blikken kruisen en ik merk even een meewarige blik op in haar ogen. Ze weet waarom ik 11 rozen vraag, en geen 10 of 12.
Het kerkhof even verderop krijgt weer een jaarlijkse make-over. Rond deze periode van het jaar zie je mensen met emmers, borstels en zeemvellen af en aan lopen. Zoals bijen die in en uit hun korf vliegen. Het is er een drukte van jewelste. De chrysanten en grafstukken zijn de finishing touch. Op andere momenten is het kerkhof – sorry - ‘doods’ en verlaten. Telkens wanneer ik deze plek passeer, wordt mijn aandacht ernaartoe gezogen. Het kerkhof is nochtans volledig ommuurd. Alsof het aan het oog moet onttrokken worden. Of willen onze doden rust en privacy? Ik piep altijd even door het smeedijzeren hek. Zelden bespeur ik een levende ziel in mijn blikveld. Behalve in deze periode van het jaar. Ik vraag me af of ze hun overleden geliefden ook alleen maar nu gedenken? Zijn de chrysanten en bloemstukken daar het bewijs voor? Verdriet of rouw kent toch geen afspraak of agenda? Ik hoop dat hun overleden geliefden ook op andere momenten in hun hoofd of hart een plek hebben. Dat daar de chrysanten een jaar lang mogen bloeien. Ik zal het waarschijnlijk nooit weten. Alleen maar hopen.