Het was stil, tot: ‘kijk hoe paars mijn nagels zijn’. Jij zei iets, maar ik wist al dat er mysterie was achter nagels met een paarse schijn. Dus ik vraag jou waar hij gestorven was. Alsof er te kiezen viel tussen gewassen en plassen of zelfs menselijke draagtassen, tot ik de link met het ziekenhuis zag die mijn vraag door mijn onderbewuste gedachtegang geleid had naar de plaats waar jij nu zat. ‘Het zal het licht wel zijn’, daarmee bedoel ik de ontcijfering van mijn paarse geheim. Vergeetachtig want jij kent de paarse mythe in de paarse lippen, ribben en stippen op zijn huid. Jij kent de klokken van de kerk die de kippen in de plassen en gewassen verassen – ‘Ze zijn zo luid!’, ik zou niet mogen mokken over het tokken van de drumstokken in de wachtkamer van het ziekenhuis. Want nu heb jij paarse lippen, ribben en stippen op jouw huid. Dus het wordt weer stil, zoals het altijd had moeten zijn. Volgende keer probeer ik anderman niet af te leiden met mijn eigen zorgeloze pijn.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.