Nelo was zoals iedereen opgegroeid op een schip. Niet bij iedereen echter werd dat schip bestuurd door twee personen, bij Nelo wel. Kapitein stond aan het roer, Tweede Stuurman hield het schip schoon. Af en toe wisselden ze wel eens. Het was een goed schip waar de jongen op groot werd gebracht en dat voelde hij zelf ook zo aan. Toen Nelo ouder werd leerde Kapitein hem alles over het weer, het water en het roer. Tweede Stuurman vertelde hem alles over het onderhoud van het schip en over de verhoudingen tussen een kapitein en zijn bemanning. Toen hij achttien werd voelde de jongen zich geen jongen meer maar een man en kocht zo snel mogelijk zijn eigen schip. Niet al zijn leeftijdsgenoten deden dat, velen kozen ervoor om voor even of zelfs voor lange tijd op het schip van hun jeugd te blijven varen.
Nelo wist dat hij geluk had gehad alles te kunnen leren wat hij moest weten om zijn eigen schip te kunnen besturen; hij zag dat dat bij anderen vaak niet zo was. Hij koos er bewust voor om geen bemanning te nemen. Hij had zoveel zin om het geleerde in de praktijk om te zetten en wilde dat het liefste helemaal zelf doen. Nelo genoot met volle teugen. Heel af en toe stak er wel eens een kleine storm op die hij dan moedig alleen trotseerde, maar er was hem nog niks overkomen waar hij niet tegen opgewassen was. Na een tijdje voelde Nelo af en toe de nood om toch even uit te blazen en begon hij te zoeken naar bemanning. Een geschikte Tweede Stuurman vinden bleek echter niet gemakkelijk. Sommige kandidaten nam hij een tijdje mee aan boord, maar Nelo merkte al gauw dat ze niet compatibel, niet capabel of eenvoudigweg niet interessant genoeg waren. Uiteindelijk vond hij dat wanneer je samen een schip deelde het toch ook een beetje gezellig moest zijn. Zo bleef hij dus maar alleen verder varen en stiekem vond hij dat nog steeds het leukste. Hij genoot van zijn eigen gezelschap en vond dat hij kon sturen als de beste.
Jarenlang ging dat prima, tot er plots een herfst aanbrak met heel veel en heel grote stormen. Met veel vaardigheid stuurde Nelo, die inmiddels een echte man was geworden, het schip over de woeste zee en overwon telkens meer gevaren. Langzaamaan voelde hij zich weliswaar moe worden, maar hij wist dat er zonder Tweede Stuurman geen mogelijkheid was tot rusten en zette moedig door. Gauw zou de zon weer schijnen en dan kon hij even bijkomen. Storm na storm bleef zich echter aandienen en putte zijn lichaam en geest helemaal uit. Het werd zo erg dat hij op een gegeven moment het allerliefst zijn roer wilde loslaten. Nelo wist dat hij dan tenonder zou gaan met het schip waar hij zo van hield. Telkens opnieuw deed zijn liefde voor het schip hem volhouden, maar het kostte hem steeds meer moeite.
Toen op een dag een heuse orkaan uitbrak wist Nelo dat hij niet de energie had om zich er nog doorheen te slaan. Hij had twee keuzes. Het roer loslaten en snel onder de golven verdwijnen, of met zijn laatste restjes energie het roer nipt vasthouden wetende dat het bijna onmogelijk was om op die manier veilig door de storm te raken. Op hoop van zege koos hij voor het laatste.
Liggend op het kletsnatte dek, met één hand het houten roer boven zijn hoofd vastklemmend en kijkend naar de dreigende hemel vol bliksemschichten gaf hij zich over aan wat zou komen. De ene gedachte na de andere flitste aan hem voorbij. Hij dacht aan het schip dat hij zou verliezen, dat ooit mooi was maar dat er door de vele stormen eigenlijk vreselijk aan toe was. Hij dacht aan alle aspirant-bemanningsleden die hij aan boord had gehad en wist dat geen van hen in staat zou zijn het nu van hem over te nemen. Toch voelde hij jaloezie egens alle andere Kapiteins die hij kende die wel een Tweede Stuurman aan boord hadden. Hij dacht aan de Kapitein en Tweede Stuurman die hem hadden grootgebracht, die zo’n mooi team hadden gevormd. Hij voelde verdriet en boosheid omdat anderen er wel waren in geslaagd het perfecte scheepsmaatje te vinden. Zij hebben het niet zo zwaar als ik! Waarom moet ik alles alleen doen! Ik ben te moe om het nog alleen te doen! Hij vroeg zich af of iets hem nu nog zou kunnen redden. Hij voelde zich al verloren, maar liet toch het roer niet los.
Uren of misschien wel dagen later werd Nelo wakker van een zonnestraal die zijn gelaat verwarmde. Hij opende de ogen en probeerde om zich heen te kijken. Zijn hele lichaam verkrampte van de pijn wanneer hij zijn hoofd draaide om de ravage rond hem te aanschouwen. De mast van het schip was afgeknakt en had zich op nauwelijks een halve meter van Nelo in het schip geboord. De relingen waren afgebroken, de achtersteven leek door een monster te zijn opgeslokt. De voorsteven kon Nelo niet zien maar langzaam daagde het hem wel dat er nauwelijks meer van het schip over was dan een stuk van het dek. De hemel was nog steeds grauw en grijs, een klein gaatje in het wolkendek zorgde ervoor dat die ene zonnestraal precies op zijn gezicht neerviel. Zijn hand zat niet meer om het roer geklemd, dat waarschijnlijk ook geen dienst meer deed. Hoe het mogelijk was dat de golven het schip niet geheel hadden verzwolgen kon hij moeilijk bevatten, maar hoe langer hij erover nadacht hoe meer hij hierin een teken van de goden zag, die voor hem nog een toekomst in petto hadden. Maar hoe moest dat dan, zonder schip? Traag klauterde hij overeind en zag dat er inderdaad niet meer over was van het dek dan een schamel vlot. Hij had geen idee van waar hij zich bevond en begon de einder af te speuren.
Terwijl de uren voorbijgleden en de hemel steeds meer opentrok begon er vanuit het diepste van zijn ziel een gevoel van hoop op te borrelen. Een vaag plan waarvan de contouren steeds zichtbaarder werden. Hij moest enkel eerst... Daar! Zag hij daar niet...? Jazeker, daar aan de horizon, in paarse nevelen gehuld, een donkere streep... Land! Ondanks de pijn in zijn lichaam sprong hij op en neer van pure blijdschap. Met een overgebleven stuk reling begon hij het vlot richting kust te sturen, en terwijl de paarse gloed plaatsmaakte voor een fonkelende sterrenhemel wist hij dat daar op dat stuk land de antwoorden lagen. Daar zou hij in alle rust wachten tot het juiste scheepsmaatje voorbij zou komen – het mocht zelfs ook een Kapitein zijn, dan werd hij zelf wel Tweede Stuurman! Het idee opnieuw alleen een schip te besturen lonkte niet meer. Al moest hij vijftig jaren aan land wachten, hij zette geen voet meer op een schip zonder het perfecte maatje...