hoofdstuk 1
Mijn vader hij lachte.
Hij kocht zich een yachtje
hoofdstuk 2
Mijn vader hij lolde.
Hij won ooit een lotje.
hoofdstuk 3
Ik zwom in de zee.
Ik ken alle stromen.
Ik voel me daar vrij.
hoofdstuk 4
Hij voer schoon rond mij.
Hij riep over redding.
Hij dacht niet goed na.
hoofdstuk 5
Ik antwoordde rustig.
Vaar maar wat voort.
hoofdstuk 6
Hij vond weer de haven.
Hij heeft daar zijn plaats.
hoofdstuk 7
Hij wou weer naar huis.
Hij nam er zijn fiets.
hoofdstuk 8
Hij zat nog maar
een kwartier
op z'n fiets.
hoofdstuk 9
Toen
werd
hij
doodgeschoten.
bron: De Standaard
uit de reeks 'Duim voor Dimitri'