Zomaar een zoveelste dag
lees ik af
van de onbekende pokerface
tegenover me op de trein.
Hoe zou het zijn
om niets te tonen,
gesloten te blijven.
Dicht.
Het enige wat ik dicht
zijn de knopen van mijn jas
en alles bij mekaar geteld: jou.
Of liever, ik dicht de hiaten
in jouw zinnen met mijn blinde vlekken
terwijl ik boekdelen zwijg.
Zonet nog
toen de glazen en wij
ons tot de bodem vulden.
En ik weet niet of de aarde verschoof
maar zij rilde bij een gedachte,
daar in het brandpunt waar golven licht
breken tot grijsoranje zeeën van tijd.
Er vertrok weer een trein Brussel Welkenraedt.
Vergis je niet, ik weet niets van de liefde
en het liefst wil ik je dààr, veilig
in mijn dode hoek
waar we in het midden laten of je er bent of niet
en of je me überhaupt ziet.
Laat het duidelijk zijn.
Jij bent mijn favoriete vergedicht.