Slaaf van de naald

Tom Thys
28 dec. 2019 · 71 keer gelezen · 0 keer geliket

Afkicken bleek een grote vergissing. Ik had dringend een shot nodig. Mijn neus droop, ik zweette als een rund ook al had ik het koud, ik rilde en liep om de haverklap naar het toilet. Mijn anus bloedde van de diarree. Afkicken... het was nooit een vrije keuze geweest, eerder een kwestie van armoede. Heroïne kostte nu eenmaal geld, iets wat ik zelden had en zoals je wellicht weet doen wanhopige mensen soms domme dingen.

Het was maandagochtend. Een typische klotedag. Ik schuimde de advertenties in de krant af in de hoop hier of daar een baantje te vinden. Kieskeurig was ik niet. Ik wilde alles doen: afwassen, lijken ruimen, pekinezen uitlaten. Als ik maar wat geld kon verdienen om mijn heroïneverslaving nieuw leven in te blazen. Zelf dealen was uitgesloten. Diefstal? Neen. Eén keer hadden de flikken me al gepakt en een tweede keer zou me ongetwijfeld een gevangenisstraf opleveren.

Ik draaide enkele telefoonnummers en maakte wat afspraken, waaronder bij een poetsbedrijf en een chique restaurant. Natuurlijk liep het fout. Toen ik hen vroeg waar het aan lag zeiden ze dat het mijn voorkomen was. Thuis keek ik eens goed in de spiegel. Ik kon hen geen ongelijk geven. Vanbuiten was ik misschien een wrak, maar vanbinnen had ik ze nog allemaal op een rij. Dankzij mijn bovengemiddeld stel hersens kreeg ik een briljante ingeving.

Ik besloot om zelf een advertentie op te stellen: Gigolo, 24 jaar, regio Antwerpen. Komt ter plaatse. Prijs overeen te komen. Geen taboes. En ik zette er m’n telefoonnummer onder. Ik stuurde de tekst in naar de redactie. Toen ik een week later de krant ging halen, stond de advertentie erin. Met mijn laatste geld kocht ik een rolletje pepermuntjes. Ik ging naar huis om naast de telefoon te wachten op mijn eerste klant.

Terwijl mijn blik over de krantenkoppen gleed, overdacht ik wat er allemaal kon gebeuren. Ergens hoopte ik op lekkere meiden, maar dat was natuurlijk uitgesloten. Nee, eenzame, lelijke wijven, dat was wat me te wachten stond. In alle soorten en maten. Mijn middenrif begon al samen te krimpen van walging. Ik beeldde me in hoe ik zulke misbaksels in godsnaam hoorde te bevredigen. Nog in geen honderd jaar zou ik een erectie kunnen krijgen. Waar was ik aan begonnen? Ik zuchtte diep. Over dat soort dingen maakte ik me zorgen.

Ik had spijt en scheurde mijn advertentie uit de krant. Het was een symbolische daad. Ik wist immers maar al te goed dat er op hetzelfde moment nog duizenden exemplaren op keukentafels, aan bushaltes of in rokerige cafés gelezen werden.

Ik had nood aan frisse lucht. Het regende pijpenstelen. Desalniettemin maakte ik een wandeling. Ik hield van natte kleren, van dat schurende gevoel tegen mijn broze huid. Onderweg liep ik een apotheek binnen. Ik bedelde er om wat valium. Tegen plankenkoorts. Normaal kon je dat enkel op voorschrift krijgen, maar ik bedacht een listig smoesje over ontwenningsverschijnselen en dat ik het papiertje in een plas had laten vallen en dat het doorweekt en onleesbaar geworden was en dat ik morgen zou terugkomen met een nieuw voorschrift van m’n huisdokter en bla bla bla en de man achter de toonbank scheen een goede dag te hebben, want hij gaf me een doosje met dertig tabletten van 10mg.

De hele dag zat ik naast de telefoon. Slechts één keer rinkelde hij. Het bleek een man te zijn die Chinees wilde bestellen. ‘Tweemaal nasi goreng met kip, babi pangang met noedels, een klein potje curry en een zakje kroepoek,’ zei hij. En hij wilde ook nog een loempia, maar ik onderbrak hem en zei dat hij het verkeerde nummer had gedraaid. Hij aarzelde en gaf mompelend toe: ‘Ik moet me vergist hebben. Mijn excuses.’

‘Geen probleem,’ zei ik, en ik verbrak de verbinding. Toen betreurde ik de gemiste kans om hem een loer te draaien. Ik keek een beetje televisie. Stilzitten was de hel, maar de valium deed z’n werk. Er werd een film uitgezonden die ik al eerder had gezien. Het was lang geleden. Ik was de titel vergeten, maar ik herkende enkele scènes en had er niets op tegen om hem nog eens te kijken. Zo meteen, dacht ik, kwam er een scène met een kunstenares die van haar woonkamer een atelier had gemaakt vol met beelden uit papier-maché. Het had iets bevreemdend. De film bevatte ook een bondage-scène met diezelfde kunstenares. Ik wist niet meer of die al geweest was of nog moest komen. Ik stak mijn hand alvast in mijn broek en wachtte hoopvol.

Minuten vlogen voorbij zonder dat de telefoon rinkelde en daar was ik blij om. Ik hoopte dat mijn advertentie een stille dood zou sterven. Er belden zelfs geen grappenmakers, iets waar ik min of meer op gerekend had. Ik had zelfs een fluitje (type scheidsrechter in een voetbalwedstrijd) bij de hand om loeihard mee in de hoorn te blazen als er iemand onnozel zou beginnen doen. Ik keek naar het uurwerk. Het was al avond. Buiten regende het nog steeds. Wagens gleden door de straat. De banden maakten een aangenaam geluid op het natte asfalt. Ik dempte het geluid van de televisie om er beter naar te kunnen luisteren. Ik sloot mijn ogen en bevond me al snel in het voorgeborchte van een koortsdroom.

Mijn ergste vrees werd waarheid: de telefoon rinkelde. Hard en scherp en onrustwekkend irritant. Ik schrok en stootte met mijn scheen tegen het salontafeltje. Ik kreeg een hartverzakking. Waarom was ik plots zo nerveus? Niemand dwong me immers om de telefoon op te nemen. Toch? Behalve mijn drang naar een shot. De telefoon ging zeven keer over en toen nam ik op. ‘Vince Vercammen,’ zei ik.

‘Goede avond, bent u de man van de advertentie.’ De vrouw aan de andere kant was kortademig. Ze klonk alsof ze een marathon liep tijdens het spreken.

Ik wachtte enkele tellen.

‘Meneer, bent u er nog?’

‘Met wie spreek ik?’

‘Odette,’ zei de vrouw. ‘Odette Moeskops.’

Dat belooft, dacht ik, met zo’n naam. Ik had geen flauw benul van hoe een dergelijk gesprek hoorde te verlopen, maar Odette wist gelukkig van aanpakken. Ze lichtte toe dat ze een vreemde fetisj had, waarop ik nogmaals zei dat ik geen taboes kende, zoals in de advertentie vermeld, zolang het maar genoeg betaalde.

‘Ja ja,’ zei ze snel, ‘geld is geen probleem.’ Ze trad evenwel niet in detail over wat ze precies wilde. ‘Wat denkt u van duizend euro, meneer Vercammen? Mag ik Vince zeggen?’

‘Vince is goed. Duizend euro ook.’ Ik bedacht hoeveel gram bruine suiker ik daarmee kon kopen. Ik vroeg haar adres en sprong in m’n wagen. Duizend euro was de jackpot om snel over en weer te gaan en een goor wijf een orgasme te bezorgen. Kinderspel. Bovendien woonde ze op maar twintig minuutjes rijden. Mijn geluksdag. Ik belde nog snel naar mijn dealer of ik in de loop van de late avond nog wat dope mocht komen halen. Alles leek in de plooi te zullen vallen. Ik slikte nog 20mg valium.

Ik reed de parkeerplaats van een reusachtig flatgebouw op. Sociale woningen. Ze waren er slecht aan toe. Eenmaal binnen duurde het tien minuten voor ik het juiste belletje had gevonden. Er woonden godverdomme zevenendertigduizend miljard marginalen in dat stuk beton. Moeskops – Peperzak stond er op het naambordje dat toegang verschafte tot mijn eerste werkervaring als gigolo. Ik kreeg de slappe lach. Toen begon me te dagen dat er wellicht meer dan één persoon woonde. Een vrouw en een man? Was Odette getrouwd? Waarschijnlijk was haar man niet thuis en had zij een verzetje nodig. Niets mis mee. Ik haalde mijn schouders op en drukte op het knopje.

‘Hallo?’ zei Odette, even kortademig als aan de telefoon.

‘Het is Vince.’

‘Kom maar naar boven. Het is op de tiende verdieping.’

De zoemer ging.

Ik duwde de deur open.

Ik liep een lange gang in.

Het stonk er naar pis.

Overal lag zwerfvuil.

De liften waren kapot.

Ik moest verdomme met de klotetrappen naar de tiende verdieping.

Odettes deur stond al op een kier.

Ik klopte en ging naar binnen.

‘Dag Vince,’ hoorde ik Odette zeggen, ‘bedankt dat je zo snel gekomen bent.’ De stem was afkomstig van een schaduwrijke plek die net buiten de stralenkrans van een lamp viel. Alsof de eerste ontmoeting bewust zo in scène gezet was door een of andere blasé regisseur met vage artistieke ambities. ‘Wil je de deur sluiten alsjeblieft?’

Ik deed wat ze zei en toen ik me weer omdraaide, was ze uit de duisternis getreden. Ze was een mastodont. Zeker een meter negentig, massief en vormloos en ze droeg iets wat voor lingerie moest doorgaan maar wat eerder op een versleten gordijn van een amateurtheater leek.

‘Hallo,’ zei ik, en ik was opgelucht dat de extra dosis valium ingekickt was. Haar grauwe gezicht bezorgde me bijna braakneigingen. Er was iets met die vrouw. Ze was duidelijk gehandicapt, al kon ik niet goed zien wat er precies mis was met haar. Ze had ook een lodderoog.

Ze wees naar een stapeltje biljetten op een commode. ‘Duizend euro, zoals afgesproken.’

Ik knikte. Ze had zonet haar invaliditeitsuitkering gekregen, dacht ik.

‘Zullen we naar de slaapkamer gaan?’

Opnieuw knikte ik. Ik kreeg een wee gevoel in mijn buik. Je kunt dit, Vince. ‘Zou ik eerst nog even gebruik mogen maken van het toilet?’ vroeg ik. Haar lodderoog bracht me in de war. Ik probeerde afwisselend in haar gezonde oog en dan in beide ogen tegelijk te kijken, maar daar begon ik zelf scheel van te zien en ik merkte dat zij dat merkte, dus keek ik twee centimeter naast haar blubbergezicht.

Odette wees de weg naar de badkamer. Ze toonde me ook waar de slaapkamer was. Daar zou ze op me wachten, zei ze.

‘Kom op, Vince, je kunt dit,’ mompelde ik tegen het geraamte in de spiegel. Ik kreeg een aanval van acute diarree en ging zitten. Het gespeter echode in de porseleinen pot. ‘Denk aan die duizend euro en hoeveel shots je daarmee kunt kopen.’ Ik waste mijn handen. Op de lavabo stond een schaaltje met M&M’s. Ik grabbelde er enkele uit en stak ze gulzig in mijn mond. Ik kauwde en kauwde en slikte en slikte en toen ik de brij door mijn slokdarm voelde glijden, wist ik meteen dat de M&M’s al duizend jaar oud waren. En rot. Ik boog mij over de badkuip en braakte een regenboog. Daarna ging ik naar Odettes slaapkamer.

Wat ik daar aantrof tartte werkelijk alle verbeelding.

‘Heb je ooit van trechterseks gehoord?’ vroeg Odette.

Mijn mond viel open. Er stond geen bed in de kamer. In plaats daarvan lag Odette op een plastic zeil dat bijna de hele oppervlakte bedekte. Ze was naakt. Met beide handen hield ze een trechter vast die haar bloem bedekte. Ik wist niet waar ik eerst moest kijken: naar de kooi in de hoek waarin een naakte man met anderhalve arm zat, gemaskerd in een lederen SM-kap – hoogstwaarschijnlijk meneer Peperzak – of naar de vuile vleeshoop die op mij lag te wachten. Odettes lichaam was een tapijt van puisten, kwabben, korsten, schilfers, schimmel en huidplooien waar je een ganse familie vluchtelingen in kon verstoppen. Er speelde muziek. Ene Willy Sommers zong Als een leeuw in een kooi, waarop Peperzak zachtjes begon te grommen.

En de stank, jezus, de stank in die kamer was niet te harden. Ik wilde niet weten wat het was, maar hoorde mijzelf de hele tijd denken dat het Odettes zieke huid was. Ik hoopte dat ik haar niet hoefde aan te raken. Ik walgde van de gedachte dat haar bloot vlees het mijne zou beroeren en ik stond op het punt om me om te draaien en weg te rennen toen ze zei: ‘Wees niet bang, je hoeft me niet aan te raken.’

‘O,’ zei ik. Er viel een enorme last van mijn schouders.

‘Je hoeft alleen maar in de trechter te pissen.’ Ze stak het uiteinde van de trechter in haar snoepdoos en grinnikte. ‘Mijn man en ik worden daar geil van, zie je.’

‘Gewoon in de trechter pissen?’ vroeg ik. ‘Dat is alles?’ Het was moeilijker dan het leek. Ik had namelijk zonet mijn blaas geledigd tijdens het kakken en ik was zo goed als gedehydrateerd.

‘We zouden graag hebben dat je het naakt doet.’

Als het dat maar is, dacht ik. Ik knikte en begon mijn hemd los te knopen.

‘Op die schoenen na.’ Ze wees naar de hoek aan mijn linkerkant. Daar stond een enorm paar orthopedische schoenen. De ene zool was immens, de andere min of meer normaal. Ik keek naar Odette. Ze had een lang en een kort been. Het verschil was zeker tien centimeter. Ik wist het. Ik wist dat er iets met haar scheelde, ook al had ik niet meteen door wat het precies was.

‘Je wil dat ik die schoenen aantrek?’

‘Ja. En dan mag je in de trechter pissen.’

Ik kleedde me helemaal uit en stak mijn voeten in de schoenen die veel te groot en zwaar voor me waren. Toen bedacht ik me dat ik niet zou kunnen pissen. Zelfs geen druppel. ‘Dan moet ik eerst wat drinken,’ zei ik. Met de reusachtige schoenen strompelde ik naar de badkamer, waar ik me aan het kraantje laafde. Ik dronk tot ik een klotsende waterbuik had. In mijn ooghoek zag ik mijn productie in de toiletpot. Ik besefte dat ik daarnet was vergeten door te spoelen. Ik deed het alsnog en dronk nog meer water. En nog meer. En ik spuwde in het schaaltje met M&M’s.

‘Het zal nog even duren,’ zei ik tegen Odette. ‘Voor ik kan pissen, bedoel ik.’

‘Doe je dit werk al lang, Vince?’

‘Ik… eh… nee. Eigenlijk niet.’

‘Geeft niet, hoor.’

‘Het is mijn eerste keer,’ bekende ik.

‘O.’ Odette veranderde van zithouding. Dat scheen een zware inspanning voor haar te zijn. Ze hijgde. Op haar voorhoofd stonden zweetdruppeltjes.

Ik zweer het je, ze veroorzaakte een luchtverplaatsing om u tegen te zeggen. De walm sloeg in mijn gezicht, warm en vochtig. Ik kon hem smeren. Het geld pikken en gewoon weggaan. Ze zouden me nooit te pakken kunnen krijgen, maar op een bepaalde manier had ik medelijden met hen. Ik mocht dan wel wanhopig zijn, ik had nog altijd een bepaald normbesef. Stelen van gehandicapten deed je nu eenmaal niet.

Mijn blaas begon op te spelen. Eindelijk. ‘Ik denk dat ik kan,’ zei ik.

‘Laat maar komen.’ Odette likte haar lippen. Peperzak gromde wellustig in zijn kooi. Hij steunde op zijn stompje en trok zich af met zijn goede arm.

Ik liep naar Odettes gigantische lichaam en ging boven de trechter staan. In eerste instantie kwamen er enkel wat druppeltjes uit, wat later volgde een heuse straal okerkleurige urine. Ik mikte alles in de trechter.

Odette kreunde en ik zag hoe Peperzak onrustig werd in zijn kooi terwijl ik maar in die trechter bleef zeiken. Er leek geen eind aan te komen. Het was een raadsel waar ze al die urine stockeerde. Anderzijds, haar lichaam was zo groot als een havencontainer. Om een of andere reden begon ik aan dat lachwekkende stompje van Peperzak te denken. Ik vroeg me af wat er met die geamputeerde arm gebeurd was. Ik bedoel, die gozer was toch de rechtmatige eigenaar van zijn eigen ledemaat, dus ik zou denken dat hij hem mee naar huis heeft genomen. Al kon ik me wel inbeelden dat er ethische en hygiënische bezwaren waren en dat zo’n arm daarom bewaard werd in het ziekenhuis. Of vernietigd, maar dat zou zonde zijn, want ik geloofde in tweedehands. Als die arm zich nog in het ziekenhuis bevond, dan had Peperzak toch bezoekrecht, niet? Het volgende wat ik me afvroeg was wat de bezoekuren dan zouden zijn. Golden er andere regels dan bij volledige patiënten? Een poosje later was mijn blaas leeg. ‘En wat nu?’ vroeg ik.

Peperzak blafte en zonder me te waarschuwen trok dat goor wijf die trechter uit haar bloem. Het klonk als het ontstoppen van een gootsteen. Ongelogen. Toen kwam de tsunami. Odette had al mijn urine in haar onderbuik opgeslagen en stuwde die nu naar buiten met een oerkreet. Even waande ik mezelf in een verloskamer. De pis stroomde langs mijn voeten. Gelukkig had ik die monsterlijke schoenen aan. Toch kon ik de neiging niet weerstaan om de dampende vloed te ontwijken. Ik zette één stap naar achter en één opzij. Plastic en pis was een glibberige combinatie. Ik gleed uit en viel voorover. Met een smak kwam ik terecht op de deinende vleesmassa die Odette was. Haar huid stonk naar bedorven gehakt. Vervuld van walging krabbelde ik weer overeind. Met elke beweging die ik maakte leken mijn benen onder mij vandaan te glijden. Mijn vingers verdwenen in haar vleesplooien. Ik viel nog een keer, op handen en knieën. Uiteindelijk slaagde ik erin om op te staan en naar de deur te strompelen. Ik hield me vast aan de deurpost. Mijn handen plakten. ‘Zijn we klaar hier?’ vroeg ik. Niet dat het veel uitmaakte, want ik was sowieso van plan hem te smeren.

‘Ja schatje, je kan gaan.’

Ik grabbelde mijn kleren bij elkaar en maakte me uit de voeten. Nog half nat van mijn eigen pist kleedde ik me aan in hal. Daarna nam ik het geld van de commode. Ik telde de biljetten. Twintig stuks van vijftig euro. In de verte jankte Peperzak als een verwaarloosde straathond. Ik was misselijk. Ik had dringend een shot nodig om deze ellende te vergeten. Ik wankelde naar buiten. Bijna struikelde ik over mijn veters. Ik belde mijn dealer. ‘Ik ben er over dertig minuten.’ God, wat was ik blij om zijn stem te horen.

De autorit had een kalmerend effect op me. Ik reed met de raampjes halfopen. Op de radio zong Sheila E: We all want a love bizarre. Gelijk had ze. Het inrijden van de straat van mijn dealer voelde als een hemelvaart. Ik parkeerde mijn wagen en strompelde kokhalzend naar de voordeur.

‘Vince, je ziet eruit alsof je overreden bent door een tank,’ zei Rizzo. Hij liet me binnen in zijn kraakpand.

‘Je gelooft nooit wat ik zonet heb meegemaakt.’ We gingen op een versleten matras zitten. Er zaten overal gaten en de gele vulling wurmde zich naar buiten als etter uit een puist. Ik overhandigde Rizzo het grootste deel van het geld. De rest bewaarde ik voor eten. Het eerste wat ik zou kopen was een vers zakje M&M’s om die wrange nasmaak uit mijn bek te wassen.

Terwijl ik Rizzo over mijn eerste avond als gigolo vertelde, prepareerde hij een shot voor mij. Rizzo schaterde van het lachen. Ondertussen spande hij mijn arm af boven de elleboog. En hij bulderde. Hij zocht een ader tussen de geïnfecteerde prikwonden. Hij vond er een en prikte. Die korte, scherpe pijn was een geschenk. In het buisje ontlook een bloedbloem. Onmiddellijk daarna drukte Rizzo de zuiger in en dreef de vloeistof in de ader. Enkele ogenblikken later voelde ik hoe de heroïne door mijn bloedbanen kroop en de waanzin van me afgleed.

‘Laatst was hier een gozer,’ begon Rizzo toen hij uitgelachen was, ‘die wat speed en coke kwam kopen. En hij vertelde me een mop. Hij beweerde dat hij ze tijdens een lucide droom had verzonnen. Kun je dat geloven?’

‘Nee.’

‘Moet je horen.’ Rizzo gooide de spuit weg en terwijl ik mij neerlegde op de matras, begon hij te vertellen. ‘Een vrouw en haar man zijn bezig met hun wekelijkse wandeling. Ze passeren de praktijk van hun gemeenschappelijke tandarts en de vrouw zegt: Ik heb best medelijden met hem. Hij is zo eenzaam en alleen maar bezig met zijn werk. Haar man geeft haar gelijk en ze vervolgt haar betoog. Weet je wat. Ik zal hem eens verblijden met een pijpbeurt. Dat zal hem goed doen. Dus ze gaat naar binnen en komt een kwartiertje later weer buiten, trots omwille van haar goede daad. Zij en haar man maken hun wandeling af. De week erna gebeurt exact hetzelfde. Ze zegt dat ze medelijden heeft met de tandarts omdat hij zo eenzaam is, gaat naar binnen om hem snel even te pijpen en komt terug buiten. En de week daarna opnieuw hetzelfde scenario. Als ze dan weer naar buiten komt, vraagt haar man: Kijk, ik heb er niets op tegen dat je onze tandarts oraal bevredigt en zo, maar wanneer kom ik eindelijk eens een keer aan de beurt? Waarop de vrouw zegt: Ja, ik heb het er met hem ook over gehad, maar hij heeft liever niet dat je aan zijn leuter likt omdat je zo verschrikkelijk uit je bek stinkt.

Het was de beste mop die ik in tijden had gehoord, maar de roes was zo sterk dat ik vergat te lachen.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

Tom Thys
28 dec. 2019 · 71 keer gelezen · 0 keer geliket