Wanneer ik aandachtig mijn blik laat glijden over onze laan
merk ik dat er twee soort wandelaars met hond bestaan
Opvallend is: ze komen bijna altijd samen voor
De ene soort is lui en langzaam, de ander loopt stevig door
Zo is er de gehaaste man, moet altijd ergens heen
Hij loopt in een draf, of doet toch zijn best en is meestal snel te been
Dit soort wandelaar gaat gepaard met een hond die niet wandelen wil
Deze hond lijkt nog niet goed wakker en staat constant overal stil
De andere wandelaar die ik heb gezien is van een heel andere soort
Hij wandelt niet echt, hij slentert bezwaarlijk, met moeite sleept hij zich voort
Het is nu niet de hond maar de wandelaar zelf, die maar staat te dralen
Maar dat is buiten zijn hond gerekend, die topsnelheden wil halen.
(NovemberVers)