Ik ben een slang dat zich wikkelt rond de laatste warmte van het bed.
Als een kip broed ik op die plek, tot je me wakker maakt. Ik ben altijd maar een kijker, een kikker, drijvend tussen de lelies in het koele water. Tot ik besef ik dat je weg vliegt.
Nu heb ik mijn oren plat op mijn hoofd gevlochten. Nu wacht ik. Ik ben goed in wachten, wachten op nooit.
Binnenkort is het lente en komen de vogels terug.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.