Ik vang sprankels
Teder, enthousiast, lief, euforisch
zijn niets vergeleken met
elke glitter magie die ik voorbij voel flikkeren
Die ik opvang, die ik ophang
Tik ik aan,
langzaam aan
zijn ze niet mager, noch een klager, nee, eerder dik en gelikt
speel ik ze door als een stralende straaljager
recht naar mijn hart en schop ik ze van mijn linkse hiel naar mijn slinkse ziel
Ik verwonder, ik bedonder, ik leef, ik geef, ik zing, ik spring, ik dans, ik zwans
Rijmen en slijmen als slakken die blijven plakken
Zo sijpelen deze sterren, die fonkelingen, guitig naar binnen en smijten alle glazen aan diggelen
Als een fee zonder toverstok, is het toch in magie bedreven.