met mijn hoofd in een wolk van zand
zo lig ik aangespoeld en je weet wat ik bedoel
als ik zeg dat het strand mij niet wilt
omdat ik eerst deed alsof
het water mij kon afstoten en zwemmen
doenbaar was in deze pekelzee
eerst bezopen dan verdronken
nu bijna vergaan in brokken
beide benen strekken zich uit
landarmen zijn het in stofrestjes
jeanssleet drenkelingen zoutminnaars
ze leren snel de kunst van het vergaan
aanvankelijk een handjevol dan een zwerm
verdwaalde reetkevers chot dat kriebelt
het krioelt en ik voel het peuteren
van visvingers glibberig als die glijbaan
naar het eind ben ik niet eens gestrompeld
vlotjes langs die laatste kaai met kraaien
hup en shit wat werd het fris toen ik
sprong van dat strontvliegdekschip
het bootje stonk was groot als een wereld
ik de breukeling viel diep ginds ver
zo oeverloos leek zij die varkensbaai ik wilde
leeggevreten rusten
uit de reeks 'Duim voor Dimitri'