‘Het beste wat je kan doen is gezouten boter aanbrengen op de blaar. Dat zorgt ervoor dat de eikel beter smaakt tijdens het pijpen. Bovendien valt op deze wijze de geur van de etter niet zo op.’
Deze tip kreeg ik op een regenachtige dag in juni van mijn middelbareschoolvriend Maarten De Vriend, toen we na afloop van onze laatste examens van ’t vijfde humaniora rondhingen in zijn ouderlijke huis te Noorderwijk, een kast van een villa met twee badkamers, een sauna, een zwembad en ruimte voor een pony. Pa en ma De Vriend waren tot ’s avonds laat aan de slag op hun advocatenkantoor en Maartens oudste broer Imhotep zat op kot in Leuven. Kortom, we hadden het huis voor ons alleen en dus was er ruimte genoeg om elkaar seksueel voor te lichten aan de hand van plaatjes die we vonden op het internet of op de harde schijf van vader De Vriends desktop. Wat ook hielp was dat we stijf stonden van de coke. Dat coke de creativiteit stimuleert is een welbekend feit, maar ook het naakte lichaam van Maarten werkte als een stimulans voor mijn geest.
Maarten liep al de hele namiddag rond in zijn adamskostuum. Zijn kleren had hij eerder op de dag verloren, nadat we – naar aloude post-examentraditie – in ons blootje waren gaan zwemmen in het Albertkanaal. Toen we uit het water kwamen, bemerkte Maarten dat zijn jeans en t-shirt verdwenen waren. Ongetwijfeld waren die ontvreemd door een roedel kobolden, wezens die in het nabijgelegen natuurgebied Vuilvoort veelvuldig voorkwamen. Daar Maarten een groot liefhebber van sprookjesfiguren was, liet hij de zaak vallen en fietste poedelnaakt naar huis. Dat vond hij zo erg niet, want het was die dag behoorlijk warm, ofschoon het pijpenstelen alsook luttele oude wijven regende. Tijdens het fietsen boog hij zich naar voren en ging daarbij op het puntje van de smalle zadel zitten. Ik volgde hem van zeer nabij en moest regelmatig mijn snelheid minderen om te voorkomen dat ik in zijn gat zat.
De doorzopen zomerdagen in de tuin van de familie De Vriend waren de fijnste en meest concrete herinneringen die ik overhoud aan mijn jeugd. Doorgaans waren we met een groepje van 5 à 6 nauwe vrienden, waartoe ook Jeroen Campo, Rebecca De Vos, Dagobert Van Genechten en Mie Paling behoorden, maar de momenten die ik het meest koester zijn de middagen waarop Maarten en ik hand in hand, poedelnaakt en stijf van de coke op een schapenvacht voor de TV zaten te kijken naar herhalingen van FC De Kampioenen.
Vreemd genoeg liep het slecht af met Maarten. De ellende begon toen hij – op instigatie van zijn kleinburgerlijke ouders – rechten ging studeren aan de KU Leuven. Nadat hij op de leeftijd van 17 jaar en 364 dagen zijn debuut had gemaakt in een actiefilm van Eddy Lipstick, besloot zijn vader Manfred-Jacobus De Vriend dat Maarten zijn ontluikende artistieke roeping gedag moest zeggen en in de voetsporen diende te treden van zijn voorouders. Tijdens zijn eerste bachelor aan de veel te Katholieke Universiteit van Leuven speelde Maarten nog enkele bijrolletjes in een paar arthouseprojecten van de Grieks-Wit-Russische cineast Dennis Black Magic. Daarna ging het echter stijl bergaf met hem. Blijkbaar zat de advocatuur ook hem in het bloed, als een genetisch defect. Hij wijdde zich volledig aan zijn studies en toen hij uiteindelijk summa cum laude afstudeerde als Master of Arts in de Rechten was dit meteen het laatste cumshot van deze eens zo veelbelovende artiest.
Pieter Van der Schoot
Afbeelding: Salim Virji, CC BY-SA 2.0 https://creativecommons.org/licenses/by-sa/2.0, via Wikimedia Commons