Het is eens tijd voor iets nieuws, denkt ge in uzelf. Ge hebt de laatste tijd nogal wat zitten lezen en peinzen, en door al dat gelees en dat gepeins hebt ge zin gekregen zelf ook eens iets neer te zetten op papier. Toegegeven, het is niet de eerste keer dat die gedachte in u is opgekomen, maar nu gaat ge het anders aanpakken… Ten eerste hebt ge beslist weg te doen met het schoon nederlands, en en passant met nog een hoop andere conventies, gelijk het hoofdlettergebruik voor eigennamen en wat nog allemaal. En al snel valt er u iets op, wanneer ge beslist hebt om het anders aan te pakken: het strubbelt niet meer tegen, integendeel de woorden vloeien uit uw vingers en staan daar zwart op wit op het digitale blad gelijk ze daarnet nog in uw hoofd zaten. Maar ze staan daar niet alleen in het zwart en in het wit, nee, er is nog wat rood mee gemoeid ook. Rood: want uw tekstverwerker is meer een tekst-tégenwerker in uw geval, en hij onderlijnt braafjes al uw naar-zijn-mening fout geschreven woorden in het rood. Tiens, denkt ge, weg ermee! want elke zichzelf respecterende kunstenaar weet toch van de dichterlijke vrijheid die heilig is. Als schrijver moogt ge al eens een woord verkeerd schrijven, vindt ge, want als de schrijvers het al niet meer mogen, wie dan wel? Maar ge vraagt uzelf meteen daarbij af of ge uzelf tot de zichzelf respecterende schrijvers durft te rekenen, aangezien ge nog nooit een echt werk van substantiële waarde hebt voortgebracht. En om toch een antwoord te krijgen op uw prangende vraag wendt ge u tot uw vrouw leonie, die niet alleen een scherpe blik heeft en een eerlijke mening, maar ook nog eens toevallig naast u in de zetel zit en dus praktisch gezien de meest geschikte persoon is om uw vraag snel te beantwoorden. Leonie, vraagt ge haar, wat denkt gij daar zoal van? En ze zegt dat ze, om die vraag deftig te kunnen beantwoorden, eerst eens wil lezen wat ge allemaal opschrijft, waarmede ze nogmaals het bewijs levert over een eerlijke mening te beschikken. Ge glimlacht tevreden, omdat ge beseft hoe graag ge haar ziet, en ge geeft haar het computerke waarop ge uw verhaal aan het neertypen zijt. In stilte laat ge haar lezen. Het is plezant om bezig te zien hoe ze daar naast u in de zetel zit te lezen, met haar vrolijk dotje en haar schoon blauwe ogen die een beetje blinken in het licht van uw computerschermke. Ge ziet hoe haar ogen haastig over en weer gaan, zo van links naar rechts van boven naar onder, en met dat ge haar zo observeert zegt ze ineens: stop nu eens efkens met verder te schrijven, want zo kan ik niet lezen! En ge fronst uw wenkbrauwen ostentatief en kijkt mee op het scherm. Zowaar ziet ge het nu ook: de woorden verschijnen als vanzelf op het lege blad, terwijl al lang niemand meer typt. En ge zegt tot haar: maar wacht eens efkens, laat mij ook eens kijken?, want ge zijt toch benieuwd hoe zo’n dialoog er dan uitziet, zo zonder conventies en wat nog allemaal. En leonie geeft u uw computerke terug en ze denkt verder na over uw vraag, terwijl gij uw dialogen leest en in uw bescheiden baard krabt. Uiteindelijk zal ze de stilte verbreken, maar het eerste dat ze zal zeggen tegen u, na al haar gedenk, is een vraag en geen antwoord, zoals ge wel had verwacht. Waarom schrijft ge daar eigenlijk dat ik uw vrouw ben? vraagt ze. Wij zijn toch niet getrouwd? En ge zegt: jamaar, al wat in de boeken staat is toch niet waar, of wel soms? En daarbij, dat is toch al lang niet meer in de mode, trouwen! Op dat punt moet ze u wel gelijk geven, en ze lacht en zegt dat ze het wel plezierig vindt om ook eens een rol te krijgen in uw nieuw boek. En nu lacht ge zelf ook: mijn nieuw boek? Maar nee, verduidelijkt ge, ik schrijf gewoon mijn gedachten neer in een nieuwe vorm! Ge beslist om dat woord ‘vorm’ in cursief te zetten om speciaal te doen. Om van een boek te kunnen spreken moet er toch minstens een plot zijn, of niet soms, vraagt ge verder, en personages en conflict en wat nog meer? Ze knikt van ja, dat is waar… zoals in dat één boek waarover ge onlangs sprak, met die broers karenina en hun ambetante vader! En ge vergeeft haar dat ze niet alles kan weten, want al bij al zit ze toch behoorlijk dicht in de buurt van de waarheid met haar opmerking. Ge peinst na, diep na, over uw eigen schrijfsels in de nieuwe vorm en over de eigenschappen van de moderne roman, en leonie merkt op dat ge in diepe overpeinzingen zit en ze zegt tegen u: waarom kunt ge het zelf niet gaan opzoeken, dat conflict en die personages, en als het echt moet nog een plot? Opnieuw krabt ge in uw baard en buiten laten de kale takken van de bomen met veel plezier de eerste lentezon door, en in de verte ligt het dorp waar de mensen misschien al zonder jas op het terras van café de vierarmen zitten om hun eerste pint te ledigen. En daarmee ge geeft uw vrouw een kus en gaat ge naar buiten, op zoek naar uw personages en misschien een beetje conflict. Want tenslotte hebt ge toch daarnet in uzelf gedacht dat het eens tijd was voor iets nieuws?
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.