Tik. Tik. Tik.

27 jan 2019 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Sommige dagen zijn goed. En ’t zou een leugen zijn om te claimen dat deze dagen niet durven uitlopen tot weekends of zelfs volledige weken. Nooit maanden, welteverstaan. Zo werkt dat niet, ten huize Dupont. Neen.

 

Want wanneer gezapige rust zich nestelt in de stoffige hoeken van het krakende appartement, wanneer woorden hun scherpe bijklank bijna vergeten zijn en er af en toe zelfs een vage lucht van plezier in de lucht hangt, dan knapt er iets in het hoofd van Anita. Dan ligt de rotversleten parket boordevol oud en opgestapeld hartzeer, tot de slordig geschilderde muren bijna barsten van bulderend verdriet. Een huis boordevol valstrikken, die liggen te hunkeren om beroerd te worden.

 

“Mama, ik ben klaar om te gaa-haan!”

Ik stuiter enthousiast mijn kamer uit, stuif de leefkamer binnen en wip verwachtingsvol van voet naar voet. Vandaag is het ein-de-lijk zo ver, vandaag is het de dag die Mama aan mij beloofd heeft als beloning omdat ik ‘eindelijk toonde toch eens een goei kind te kunnen zijn’.

 

“Mama?”, vraag ik een klein beetje verward. Mama zit nog gewoon in de zetel, in haar pluizige badjas. Die badjas waar ik soms mijn gezicht in begraaf omdat die helemaal naar mijn Mama ruikt en dat vind ik fijn. Ik kijk een beetje beduusd naar de klok op de muur: tien uur, zoals beloofd. Ik weet niet wat er aan de hand is, maar de doodse stilte in de leefkamer laat mijn tenen krullen. De klok, de klok die ik zo haat omdat ze met haar luidruchtig gehamer te veel aandacht opeist, tikt onheilspellend.

 

Tik.

Tik.

 

“Mama?”, vraag ik met een hoopvolle glimlach.

 

Tik.

 

“… Mama?”, aarzelend, dit keer. Met een lichte daver in de laatste klinker.

 

“Gaat ge nu godverdomme ook nog het arrogante lef hebben om mij te vragen waarom ik geen godganse dag met u op stap wil gaan, Lize?!”, spuwt Mama uit het niets. Vlijmscherpe woorden die nauwkeurig hun doelwitten bereiken. Haar vergif raakt mij onverwachts in mijn middenrif en ik knipper verbouwereerd vier keer met mijn ogen.

 

“Oei, mama, maar, sorry, maar ik wist echt niet dat gij boos op mij waart ik dacht dat ik-”

 

– “STOP-T met die schijnheilige excuses, Lize.”

 

Exact zo zegt ze dat, trouwens. Ze spuwt de ‘p’ uit, laat die even doelloos in de lucht ronddansen – en kleeft er vervolgens nog een ‘t’ achteraan. “Stopt ermee”, herhaalt ze vervolgens op een zachtere toon, terwijl op haar gezicht de teleurstelling van de wereld af te lezen valt.

 

Ik zwijg. Ik kijk beteuterd naar mijn voeten, die enkele minuten geleden nog verwoed dartelend deze ijzig koude atmosfeer instormden. Ik denk hard na over wat ik misschien gedaan kan hebben om Mama wééral zo hard teleur te stellen.

 

“Wat is er, Lize? Tong ingeslikt?”, de kille stem van Mama onderbreekt mijn gedachten. Ik probeer de krop in mijn keel weg te slikken, maar er zit een nog grotere prop angst in de weg. Mijn ogen vullen zich met lastige tranen, die ervoor zorgen dat Mama dreigend heen en weer deint – en soms zelfs verdubbelt.

 

“Hè?”, klinkt het vervolgens dreigend, met een stem die schrikbarend schel de hoogte ingaat. “Wat is ‘t? Is ’t zelfs teveel gevraagd om uw eigen moeder recht in de ogen te kijken?!” Ik durf niet te kijken, maar ik weet dat het moet. Dus ik sla mijn ogen op. Daardoor vallen er twee verraderlijke tranen op mijn wangen. Ik stel me voor dat ze geluid maken.

 

Links-rechts. Pling-plonk.

 

Ik kijk naar haar en zij kijkt naar mij. Groenblauw zoekt aarzelend toenadering tot zwartblauw, maar wordt spottend de deur gewezen.

“Oohoohoh. Oooh, nee”, sputtert Mama verontwaardigd.

Ik voel mijn ogen wijd opengaan van schrik, ik denk dat ik weer iets verkeerd heb gedaan, maar ik weet niet wat. Ik blijf Mama aankijken en ik voel mijn wenkbrauwen vragend omhoog krullen.

 

“Gaat ge het zo spelen, Lize?”, zegt ze vervaarlijk, met lage stem. “Gaat GIJ”, wijzend naar mij, “nu echt bleiten, terwijl de enige dat hier zou moeten beginnen bleiten… de mama is?!” Die laatste zin versterkt ze door naar zichzelf te wijzen.

De Mama.

 

“Sorry, mama”, fluister ik stilletjes.

“Wablieft?”, treiterend nu. “Ik versta u niet, Lize.”

 

Stilte.

 

“Hmm? Voor een kind dat normaal geen twee seconden haar mond kan houden, vind ik dit toch wel teleurstellend”, spot ze venijnig.

“Sorry, mama”, herhaal ik, luider dit keer.

“Waarvoor?”

“Huh?”

“Waarvan. Hebt. Ge. Spijt”, verduidelijkt ze, waarbij ze van elk woord een aparte zin maakt.

“Dat ik Mama weer teleurgesteld heb?”, probeer ik dapper.

“Goed geprobeerd, Dupont”, snijdt ze terug. “Goed geprobeerd om weeral te liegen tegen de mama. Gij denkt echt dat ik een debiel ben, hé? Denkt gij echt dat ik zo dom ben, of wat?”

“Maar mama, maar nee, dat denk ik toch helemaal niet, ik wil gewoon sor-”

“GE-LIEGT-TEGEN-MIJ-LIZE”, brult Mama plots. Haar woorden volgen mekaar razendsnel op – in één ademhaling, zodat het lijkt alsof ze maar één woord gezegd heeft. “GE WEET GODVERDOMME NIET EENS WAT GE VERKEERD HEBT GEDAAN”, raast ze hysterisch verder.

 

Ik kijk terug naar beneden. Mijn tranen blijven heet komen en werken zich gestaag een brandende weg naar buiten. Eerst op mijn wangen. Pling-Plongk. Om vervolgens een duizelingwekkende val te maken, tot recht op het parket tussen mijn voeten. Ik durf niet meer op te kijken en focus me op de kleine plasjes verdriet die zich langzaam maar zeker vervoegen bij de schaduw van hun voorgangers.

Mijn hoofd gonst van blinde paniek en mijn mond is droog. De tranen blijven komen. Mijn gedachten struikelen over elkaar terwijl mijn lippen koppig gesloten blijven. Ik weet het niet. Ik weet het echt niet.

 

De plotse stilte in huis, gevuld met geluidloze echo’s van Mama’s koude woorden, drukt schreeuwend op mijn trommelvliezen.

 

Tik.

Tik.

Tik.

 

“Ga weg.”

“Maar ma-”

“Bol het af, Lize. Echt. Soms weet ik niet hoe ik het uithou met een kind gelijk gij.”

Ik blijf staan, want ik denk dat mama dat eigenlijk wil. Ik hoop dat dat is wat ze eigenlijk wil. Ik blijf een beetje dralen, maak halfslachtig aanstalten om te vertrekken, maar dwing mijn voeten om stevig te blijven staan – ook al schreeuwt mijn lijf om weg te rennen.

 

Naar boven kijken, dat durf ik nog niet zo goed. Dus ik blijf staren naar mijn schoenen, die aan de tippen een beetje versleten zijn.

 

De televisie springt aan. De lederen zetel kraakt een beetje wanneer Mama zich comfortabel in haar hoekje nestelt. Buiten blaft een hond. Mijn voeten beginnen te zeuren omdat ze al zo lang, zo stil staan. Mijn hoofd lijkt te ontploffen en mijn lichaam weigert te bewegen en ik wil weggaan maar ik denk écht dat ik moet blijven staan en-

 

“Lize. Als ik u godverdomme nog één keer moet zeggen dat ik wil dat ge weggaat, dan gaat ge niet weten wat er gebeurt.” IJzig kalm, zo zegt ze dat.

“Ge moogt beschikken”, vervolgt ze. “Weet ge wat dat betekent?”

Ik schud aarzelend van ‘neen’.

“Dat betekent, dochterlief, dat ge niet meer gewenst zijt.”

 

*

*

*

“En, en, eeeeeen?!”, vraagt Anna enthousiast. “Hoe was je superdate met je mamaa-haah-aa?”, zingt ze er goedgezind achterna.

Ik glimlach.

 

“Het was écht zalig. Ik heb alles gekregen wat ik wou hebben.”

Anna glundert.

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

27 jan 2019 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket