Het spijt me, lieve vrienden. Deze week geen gewone column, maar een columnpje. Een blogpos’je, zeg maar. Ik schrijf op dit moment dan ook geen zinnen, nee, ik typ woordjes op mijn laptop in een gezellig barretje, waar ik straks met het kaartje 7 euro’s en 40 centjes betaal voor mijn koffietje, fruitsapje en bruiswaterke. Nee, het kasticketje moet ik niet hebben.
De wereld is geen kleuterschool. Niet alles moet verkleind, vercutesiepied en verknuffeld worden. Vooral het middenstandje heeft hier een aangeboren talent voor. Maar een rekeningske van 98,99 euro, blijft een factuur van 100 ballen. We schuiven toch ook niet aan in file’tjes van een vijftal kilometertjes? We staan godverdomme anderhalf uur stil.
In de andere richting moeten we dingen ook niet groter maken dan ze zijn, gewoon omdat dat beter klinkt. Als je dokter je vertelt dat je een tumor hebt, maar nog wel 60 volledige dagen te leven hebt, betekent dat nog altijd dat je binnen twee maand langs de minst leuke kant van de bodem ligt.
In de donkere periode van m’n leven dat ik nog naar de kapper ging bij de gemanicuurde racistische zwijnen van Kreatos, mocht ik elke keer tijdens het wachten mijn nameke op een papiertje schrijven. Want blijkbaar ben ik 6. Tot ik een keer zo opgewonden raakte tijdens de hoofdmassage aan de wasbak dat ik daar een kapster door mijn boxershort en broek heen recht in haar van blokjes voorziene muil heb gespoten. En dan wel, natuurlijk. Dan maken ze er ineens iets groots van. Ik heb haar gezegd dat het een ongelukske was, en dat dat allemaal makkelijk weg te slikken of spoelen was met een watertje of een douche’ke. Maar het spreekt voor zich dat ze daar nadien mijn nameke kenden en ik op zoek moest naar een nieuwe plek om mijn haartjes te laten knippen.
Onlangs ging ik naar zo’n wellnessgedoe voor een sportmassage en zei de vriendelijke vrouw aan het onthaal dat ik mocht meegaan met haar collegaatje. Ik verwachtte dat een vijfjarig massagewonder, of erger nog, een dwerg, zich tevoorschijn zou toveren van achter de balie. Laat het duidelijk zijn dat ik geen probleem heb met de kleinere medemens, maar het idee dat een dwerg met die rare vingertjes aan de op één na meest intieme delen van mijn lichaam gaat komen, is voor mij toch een brug te ver. Er valt over te discussiëren, maar Ik heb een min of meer volwassen lichaam, dat vraagt bijgevolg om behandeld te worden door voldoende grote, volwassen handen. Dat lijkt me maar logisch. Het collegaatje bleek gelukkig een volwassen vrouw te zijn en het feit dat ik noch van een kind, noch van een dwerg een massage kreeg, maakte me meteen ontspannen. Maar toen ze mijn tepels met haar tong begon te sportmasseren dat het geen naam had, raakte ik zo opgewonden dat ik door mijn wegwerponderbroekje door recht in haar muil heb gespoten. We konden er gelukkig allebei om lachen, maar het spreekt voor zich dat ik beter op zoek ga naar een andere plek voor m’n sportmassages.
En zo is het altijd wel iets. Wanneer ik stop met typen, merk ik dat we 10 uur al ruimschoots gepasseerd zijn. Dus wenk ik de serveuse en zeg ik wat ik al heel de ochtend heb willen zeggen, maar heb weten te onderdrukken. ‘Voor mij een Duveltje.’ Ik moet het toegeven, die verkleinwoordjes zijn eigenlijk nog zo’n slecht concept niet.