Over Hans Verhaegen

Herman Brusselmans van den Aldi.

Teksten

Blind, bloot en onherkenbaar

Blind is the new black. Toch als het op tv-programma’s aankomt. Los van het feit dat er een ironie schuilt in het gebruiken van deze beperking in combinatie met een visueel medium als tv, schotelen zenders ons meer en meer formats voor die blind zijn. En als het dat niet is, dan zijn het wel naakte deelnemers, gemaskerde artiesten of Dieter Coppens die iets guitigs doet met Down-syndromers. Het goede nieuws voor de fans van dit type programma’s is dat een korte zapsessie duidelijk maakt dat je niet alleen de Belgische versie van het format kan zien, maar ook die van ongeveer elk ander land ter wereld. Ik kan je alvast vertellen dat je je agenda niet moet vrijhouden voor Naked Attraction Bulgarije. Jongens, wat een harige berentemmers! En dan zwijg ik nog over de mannen. Laten we ons oog eens werpen – no pun intended, ik zweer het – op de voorvader van deze televisuele beperkingshype: Blind Date. Dat was dat programma waarin het fenomeen Ingeborg, toen de zwaartekracht nog vat had op het fenomeen Ingeborg, zich ten dienste stelde om de ietwat mindergeschoolde, maar daarom niet minder interessante Vlaming aan een lief te helpen. Een meisje met een naam die meer wel dan niet op -y eindigde, zat dan kauwgom kauwend achter een scheidingswand en stelde mannen, die men doorgaans enkel in lunaparken tegenkomt, vragen om het kaf van het kwalitatievere kaf te scheiden. De functie van de wand was tweeledig: enerzijds moest het de bonobo’s ervan weerhouden de kandidate vroegtijdig te bespringen en in stukken te rijten, anderzijds zorgde het ervoor dat de partners niet werden gekozen op zoiets oppervlakkigs als uiterlijk. Neen, de weloverwogen keuze hing af van drie antwoorden die, ofwel zo stroperig waren dat je er Bulgaarse beren mee kon lokken, ofwel zoveel dubbelzinnige knipogen bevatten dat je elke aflevering minstens één keer dacht dat een kandidaat een epileptische aanval kreeg. En nu, zoveel jaar na Blind Date (de rerun met Nathalie Meskens niet meegerekend), hebben we vandaag drie andere blind-programma’s: Blind Gekocht, Blind Getrouwd en Blind Gestyled. Dat laatste zegt je misschien niks, omdat het meestal door een nieuwsanker wordt aangekondigd als ‘En bij ons in de studio: Ruben Van Gucht’. De andere twee shows gaan respectievelijk over het kopen van een huis zonder het te zien en het trouwen met een onbekende, in de hoop er een levenspartner of toch zeker een paar tienduizend extra Instagramvolgers uit te slaan. Allemaal fijn, maar toch meen ik dat de productiehuizen hier nog veel mogelijkheden onbenut laten. Je hoeft maar weinig te doen om de bestaande tv-shows gemakkelijk én goedkoop – graag gedaan, VRT – naar een entertainender niveau te tillen. Ik denk maar aan Blind Gekookt waarin Jeroen Meus dagelijks een eetbaar gerecht moet zien klaar te maken met een verrassing aan ingrediënten die gaan van hyacintwortel en gepekelde kippenlellen tot Bulgaarse berenstront. Of Blokken Blind, waarin kandidaten enkel hun blokjes, maar niet het speelscherm zien, terwijl de olijke Ben Crabbé, voorzien van zonnebril, stok en golden retriever met z’n rug naar de kijker presenteert. Maar waarom enkel spelen met het blind-concept? We hebben vijf zintuigen, nietwaar? En maskers of naaktheid doen het tegenwoordig ook goed. Wat dacht je bijvoorbeeld van The Masked Chef, waarin gemaskerde topchefs een pannenkoek bakken terwijl ze een andere kok imiteren. In de pilootaflevering kon de jury ondanks de lichte hint in de kostuumkeuze alvast niet raden dat de chef, verkleed in een pak boter van 90 kilo, Jeroen Meus was. Een ander concept is PartnerProef, waarin deelnemers, gescheiden door een wand met een gat in, een trouwpartner kiezen op basis van de smaak van hun genitaliën. Of ten slotte – mijn favoriet – Blind, Doof & Dood Gewenst, waarin een kandidaat het zo lang mogelijk moet zien uit te houden in een isolatiecel van 2 op 2, terwijl een naakte Annemie Struyf in diezelfde cel aan 120 decibel het hele repertoire van Tolstoj in het Russisch zingt. Je merkt het, de mogelijkheden zijn eindeloos en ik ben er zeker van dat er ons in de toekomst nog heel wat leuke programma’s naar het tv-scherm zullen lokken. Ikzelf echter, doe tegenwoordig vaker en vaker aan Blind Kijken. Dat houdt in dat je je tv uitzet en naar een zwart scherm kijkt, al dan niet met een opengeslagen boek tussen jou en de kijkbuis. Aanrader!

Hans Verhaegen
38 2

31 onverwacht fantastische meevallers van de quaranteindejaarsfeesten

Er zijn mensen die Kerstmis braafjes alleen zullen vieren dit jaar. Er zijn mensen die zoveel nood hebben aan samenzijn dat ze achterpoortjes in hun geweten zoeken om de feestdagen toch met vrienden en familie te kunnen doorbrengen. En er zijn mensen die nog geen seconde hebben overwogen om de feesten dit jaar níét te laten doorgaan zoals anders. Die laatste groep zou ik kunnen zeggen dat dat nogal kortzichtig is, je eigen feestdrang boven het welzijn van een heel land en een barstende zorgsector stellen. Dat dat vergelijkbaar is met je overwerkte bakker op straat een safflet op zijn bakkes geven omdat je vandaag toch geen brood van hem moet hebben. Maar dat doe ik niet, want als je op dit moment zo’n beslissing niet eens in vraag stelt, ben je waarschijnlijk niet vatbaar voor de bovenstaande argumenten. Die tweede groep is echter wel nog te overtuigen. Dus speciaal voor hen serveer ik hier, vers uit de oven op een bedje van bladerdeeg, de 31 onverwachte voordelen van een coronakerst en een nieuwjaar zonder volk. 1. niet moeten ontdekken dat je vorig jaar nog wel in dat hemdje kon 2. geen vijf bladzijden tellend pleidooi moeten uitschrijven om je partner ervan te overtuigen dat jij geen bob moet zijn 3. eindelijk feesten in die joggingbroek met de meest vergevingsgezinde rek ooit 4. je niet schamen omdat jij de enige bent die een vierde glas champagne wilt 5. niet moeten vechten om het lekkerste ovenhapje van Mora (je weet welk) 6. geen drie dagen een verbrande tong omdat je het risico niet wou nemen dat iemand het lekkerste ovenhapje van Mora uit je handen zou rukken 7. geen hele avond moeten aanhoren hoe Michael Bublé de ene kerstklassieker na de andere zijdezacht in de kont naait 8. het ‘ja maar, all lives matter’-argument niet uit een volle oester-en-champagnemond moeten horen komen 9. jezelf niet moeten horen zeggen: ‘goh, als je die fles alleen voor mij zou open doen, drink ik wel iets anders’ en terwijl toch je glas uitsteken 10. geen half uur twijfelen of je wel of niet gaat zeggen dat er nog een half bos peterselie tussen tante Cathy haar tanden zit 11. geen steken krijgen van de bomma over je kapsel (hoewel je dit jaar echt een heel goed excuus had...) 12. geen keuzestress over welke van de drie hoofdgerechten je wil (om dan tegen beter weten in gewoon alle drie te nemen) 13. geen steken krijgen van de bomma over je outfit, die je maar liefst drie keer aan en uit hebt gedaan voor de spiegel (te klein hemdje niet meegerekend) 14. je niet schuldig moeten voelen dat er ergens ter wereld kinderen sterven van honger terwijl jij overweegt je vinger in je keel te steken omdat die 13de kroket net die ene teveel was 15. geen steken krijgen van de bomma over je gewicht (terwijl ze er zelf elk jaar meer en meer uitziet als een langzaam voortschuifelende berg) 16. geen keuzestress over welke van de vijf dessertjes je wil (om dan tegen beter weten in gewoon alle vijf te nemen) 17. niet rechtstreeks moeten zien hoe je neefjes en nichtjes geen ruk geven om hun cadeaus van 50 euro waar je weken achter gezocht hebt 18. geen half uur moeten wachten omdat de jongste van het gezelschap te flauw is om haar nieuwjaarsbrief voor te lezen voor zoveel volk 19. niet moeten merken dat de jongste van het gezelschap, na een suikerinname die qua effect vergelijkbaar is met 3 lijnen coke snuiven, wel niet te verlegen is om op tafel te kruipen en het laatste album van K3 te krijsen 20. niet moeten luisteren naar hoe dat achternichtje een ongezien talent heeft in het niet kunnen bespelen van de dwarsfluit 21. je niet schamen omdat jij de enige bent die ‘Duvel’ antwoordt op de vraag of iemand nog koffie of thee wilt 22. niet moeten acteren dat je dat ene cadeautje dat niet op je lijstje stond écht geweldig vindt (dood aan zakdoeken van de Zeeman!) 23. je niet verslikken in je Duvel wanneer je bompa vrolijk het N-woord in het midden van de tafel legt tijdens Rummikub 24. niet moeten luisteren naar de twee uur durende monoloog van de nicht die naar eigen zeggen leeft om te werken maar geen enkel positief woord over haar job weet te vertellen 25. niet moeten luisteren naar het non-argument ‘maar dat is traditie!’ wanneer je uitlegt dat het concept van zwarte piet effectief uit een racistisch idee voortkomt 26. je tante geen 17 keer verbeteren elke keer ze ‘zij’ zegt wanneer het over Sam Bettens gaat 27. niet moeten doorstaan hoe de neef klinkt als een levend geworden Flair: ‘bubbels … kids … DIY … bubbels … hygge … intermittent fasting … bubbels …’ 28. geen afwas moeten doen om 2 uur ’s nachts omdat de vaatwasser nog vol zit met alles van 5 verschillende hoofdgerechten 29. niet met 15 man uit beleefdheid doen alsof de bomma niet net de langste scheet ever in de kamer heeft gedeponeerd 30. geen half jaar lang moeten kokhalzen van het woord ‘tiramisu’ omdat je het Pavlovgewijs hebt verbonden aan een volgespauwd toilet 31. en vooral: geen half land rondrijden met een gruwelijke kater omdat iedereen verwacht dat je hen op 1 januari persoonlijk een goed jaar komt wensen (we hebben gezien hoe dat is uitgedraaid dit jaar…)

Hans Verhaegen
37 0

Immostreken

Is het je de laatste tijd al opgevallen hoe immokantoren altijd maar arroganter uit de hoek komen? Meer en meer blijven te-koopborden van verkochte woningen weken staan, om misbruikt te worden voor de zelfophemeling van het kantoor in kwestie. Stickers in schreeuwerige kleuren verkondigen de recordtijd waarin het onroerend goed verkocht werd, alsof ze willen zeggen: 'Kijk eens wat onze Guillaume hier heeft klaargespeeld. Verdient dat geen applausje?' Zo heeft Immo Vermortel een charmante, instapklare eengezinswoning 'verkocht binnen de maand'. Vastgoedkantoor Van der Steen, zo vertelt de sticker me, deed het beter en wist een rustieke villa in volle natuur 'IN MINDER DAN EEN WEEK!!!' van de hand te doen. Mij doet het allemaal wat te hard denken aan de politiekers die, weken na de verkiezing, met een bek vol scheve tanden en een bedanktsticker naast hun voorhoofd nog altijd zielloos in de leegte hangen te grijnzen. Voor we verdergaan, moeten we het eerst even hebben over het begrip immotaal. Als copywriter heb ik best wat ervaring met het verbloemen van bepaalde producteigenschappen. Geloof me, ik heb mijn portie marketing bullshit al gezien en geschreven. Maar de met roze leesbril gepende poëzie waarmee de vastgoedverkopers hun zoekertjes vullen, is zo van de pot gerukt eufemistisch, dat zelfs mijn mond er elke keer opnieuw van openklettert. Want wie een rondleiding kreeg in die charmante, instapklare eengezinswoning van Immo Vermortel, weet ondertussen dat het een groot uitgevallen tuinhuis betreft, op een stuk grond dat te klein is om in are uit te drukken. Die rustieke villa in volle natuur? Boerderijruïne in overstromingsgebied. Nog enkele klassiekers die ik graag voor jullie vertaal van het Vastgoedvlaams naar het Nuchterlands: karaktervol (ouderwets), tijdloos (al lelijk toen het gebouwd werd), potentieel (8 jaar verbouwen met 90% kans op scheiding), te renoveren (kraakpand). Gaat er geen adjectief aan het woord woning vooraf, sluit dan onmiddellijk je browser want het pand huisvest hoogstwaarschijnlijk zoveel schimmel en asbest dat de advertentie bekijken alleen al je 10 jaar van je leven kan kosten. Goed, terug naar ons hoofdverhaal dan. Het beoogde effect van die stoefstickers is natuurlijk tweeledig. Langs de ene kant moet het huizenjagers aanzetten tot een gevoel van schaarste en tijdsdruk: 'Als zo'n krot al zo snel verkocht is, moet ik maken dat ik een hoog genoeg bod doe op die statige fermette (opgeknapte stal die tot het einde der dagen naar zeug ruikt) die dit kantoor ook aanbiedt.' Langs de andere kant vertelt het woningverkopers: 'Als wij zo'n bouwval kunnen verkopen binnen de week, dan weet je dat we jouw huis ook met gemak naar een nieuwe eigenaar versjacheren.' Tegendraads als ik ben, heeft die opgekleefde zelfverheerlijking op mij het omgekeerde effect. Ik heb hier geen reservehuis liggen om te verkopen, maar moest het zo zijn, zou ik met opzet kiezen voor de bescheiden kleine zelfstandige, in plaats van duizenden euro's te sponsoren aan Ignace Van Goedenhuyze of Jean-Philippe Debardeurmans zodat ze ook de onbetaalbare zetelverwarmingsoptie kunnen pakken op hun tweede lease-Porsche. In kostuumbroek op de leren zetels van je Porsche moeten gaan zitten in putje winter is nu ook wel geen pretje natuurlijk. Maar karma lijkt de zichzelf op de borst kloppende vastgoedsector te grijpen, want huisbezoeken zijn in deze tweede lockdown officieel niet meer toegestaan. De verkopers die het dus niet stiekem doen, zitten zich nu stierlijk te vervelen in hun luxueuze herenhuizen (geen immotaal). Vastgoedborden staan stickerloos langs de kant van de weg. En ook in de verkocht-binnen-de-maand-stickerfabriek vielen er al heel wat ontslagen. Nu zou ik kunnen zeggen 'hoogmoed komt voor de val', maar ik leef behoorlijk met hen mee. Niemand verdient het om te leven in de onzekerheid of hij de lease van z'n Porsche nog kan betalen binnen enkele maanden.

Hans Verhaegen
29 0

Gezond verstand

'We rekenen op de Belgen om hun gezond verstand te gebruiken.' Hoe vaak hebben we die zin niet gehoord de laatste tijd? Ik ben alleszins de tel kwijt. En ik begrijp het hoor. Want wij Belgen zijn geen Japanners. Wij houden niet zo van regeltjes. Dus in plaats van alleen maar met het vingertje te wijzen en te zeggen wat niet mag, wat overigens al genoeg gebeurt in deze periode, proberen onze leiders in te zetten op iets anders. Iets wat meer inspeelt op trots, dan betutteling: de Belg en zijn boerenverstand. Maar laten we niet vergeten dat de Belgen waarover we het hierboven hebben, dezelfde Belgen zijn die tegen 90 over de pechstrook sjezen als er file staat. Die gas geven wanneer de flitspaal ver genoeg in de achteruitkijkspiegel zit. En die zich, ondanks de geruststellingen van de supermarkten en depots, zo lieten opzwepen door andere Belgen, dat ze rijdende torens wc-papier naar de kassa duwden. Want blijkbaar is dat het allerbelangrijkste om de kelder mee te vullen in tijden van oorlog. Gezond verstand? Hmm. ’t Is niet dat we als volk zo subversief zijn dat we regels willen schenden gewoon om ze te schenden. Nee, wij zijn regelinterpreteerders. Wij zetten de regels naar onze hand en zijn in ons gat gebeten als iemand ons erop wijst. We zijn kantjes-aflopers. En we zijn nonchalant, vooral als het op veiligheid aankomt. Want veiligheid is niet stoer en wij zijn niet goed in het inschatten van gevolgen op lange termijn. Wij werken in den bouw tot onze rug kapot is omdat de rest dat ook zo doet. Wij leven met oorsuizingen omdat de gehoorbescherming in de andere kamer van onze renovatiewoning lag. Als het gevaar, zoals in de huidige situatie, dan ook nog eens onzichtbaar is, is het helemaal af. Het verbaast me dus niets dat een dag voor de lockdown de Meir overspoeld werd door Belgen die ervan overtuigd leken dat Het Grote Virus zich aanpast aan onze planning. Koopzondag is koopzondag en pas mórgen gaat de lockdown in. Vandaag kunnen we nog massaal op straat komen. Het verbaast me niets dat Belgen tijdens de herfstvakantie de grens oversteken naar regio’s waar er nog wel iets te beleven valt. Dat jongeren feestjes houden in hotels. En dat onze reeën en herten stress krijgen van de drukte in bossen waar mensen en masse de rust komen opzoeken. En tegelijk zijn het diezelfde Belgen die een warmte verspreiden die het gezond verstand ver overstijgt. Want de ene sector helpt de andere. Mensen die tijdelijk zonder werk zitten, vinden manieren om vreugde te brengen bij ouderen die tijdelijk zonder bezoek zitten. Nooit waren mensen zo creatief om elkaar te helpen. Er is dus nog hoop. Misschien kunnen De Croo en co het eens proberen door in te spelen op ons goed hart in plaats van ons gezond verstand. Zolang het maar niet klinkt als een regeltje.

Hans Verhaegen
54 1

Oudedagstraining (2)

Lees hier deel 1 van hoe ik me één week per maand klaarstoom voor mijn apathische oude dag. Op vrekkige vrijdag parkeer ik mij voor een paar uur in de zetels van het kapsalon dat zonder afspraak werkt. Hoewel ik altijd op hetzelfde moment ga en perfect naar salons op afspraak kan, heb ik er deugd van om drukbezette mensen teleurgesteld te zien omkeren bij gebrek aan vrije plaatsen. Ik herinner de kapster nog eens aan wat vorige week beter kon, vraag een tweede koffie en zeg dat ze er iets aan moet doen dat de door haar aangeraden shampoo m'n permanent een paarse schijn geeft. Wanneer ik voor een tijdje onder de droogkap dreig te verdwijnen, vraag ik de enige jonge vrouw die toch een plek kon veroveren of ik de TV Familie die ze vastheeft mag lezen omdat ik de rest allemaal uit heb. Nee heb je, ja kan je krijgen. Aan de kassa laat ik terloops vallen dat het leven zo duur is geworden en dat het niet makkelijk is om rond te komen met een klein pensioen. Ik sluit af met '... maar ja, jij hebt er dan toch een mooie auto van kunnen kopen, hè.' De rest van de dag kijk ik televisie uit het raam en maak ik veronderstellingen over de buren die ik verder vertel als waarheid. Daarna zet ik een opname van Familie op, want tijdens de week kijk ik live naar Thuis. Na tien minuten val ik in slaap, terwijl de vraag door m'n hoofd zweeft waarom Véronique van Familie in de boekskes Sandrine genoemd wordt. Voor ik naar boven stommel om echt te slapen, neem ik m'n portemonnee en maak ik me nog eens druk om hoeveel geld ik wekelijks aan de kapster overhandig. Daarna leg ik de vaste 20 euro klaar om morgen mee te doen met de Lotto. Het weekend begint met zorgenrijke zaterdag en mezelf die een half uur vooraleer de krantenwinkel opent voor de deur staat met een ingevuld Lottoformulier en de angst om naast de weekendkrant te vissen. Ik maak een praatje met de andere vijf bejaarden in de rij over de corona, het rotweer van de laatste week en de zwarte vrouw met de hoofddoek die voorbijfietst. Waar moet die zo vroeg al zijn? Wanneer de uitbaatster haar rolluik een minuut na 7 met een 'goeiemorgen' opent, antwoord ik: 'Eerder late morgen, precies'. Na de middag bak ik een appeltaart voor wanneer de familie morgen op bezoek komt. Terwijl ik dat doe maak ik me dik in de gedachte dat er toch weer niemand langskomt – ik heb nochtans veel zegeltjes voor de knuffels die de kleinkinderen sparen – en ik de taart in de vuilbak ga moeten kieperen. Ik hou me nog net in om het niet nu al te doen. Nadat ik me heb opgeboeid in respectievelijk Het Journaal (waarom komen al die zwarten massaal op straat?), Het Weer (mossel!) en Iedereen Beroemd (waarom filmen ze nooit eens in mijn straat?), maak ik me kwaad omdat ik weer geen winst heb met de Lotto. De rest van de avond kijk ik opgenomen afleveringen Familie. 't Is te zeggen, na tien minuten dommel ik in en drijf ik weg richting de zondag. Of beter, zuchtende zondag. De eerste zucht van velen valt wanneer mijn vaste plek in de kerk is ingepikt door die trees van een Francine van Sus van Lowie van den Dikken Bakker. Volgende keer kom ik een uur vroeger (in plaats van drie kwartier) en zullen we eens zien van wie die plek op de tweede rij is. De pastoor ontroert me met zijn prachtige preek over verdraagzaamheid. Eens buiten doe ik zo luid mogelijk mijn beklag over Francine tegen de enige twee andere kerkgangers. Terwijl zie ik een zwarte vrouw met hoofddoek passeren en, er automatisch van uitgaand dat het dezelfde is als gisterochtend, vraag ik me opnieuw af waar die zo vroeg al moet zijn, en dat op een zondag. Met de snelheid van een obese slak met een enkelblessure rij ik achterwaarts uit mijn parkeerplek, om de rest van de rit naar huis in 2de versnelling tegen 5000 toeren te doen. Onderweg maai ik 5 voetgangers en 3 fietsers nét niet van de baan. Uit hun reacties blijkt dat geeneen van hen begripvol genoeg is over het feit dat de dode hoek van m'n goudkleurige Toyota Yaris groter is dan de auto zelf. Corona of niet, na de middag zit mijn kot vól familie. Het was te denken, kan ik mij op de Dag des Heren nog afjagen door garçon te spelen ook. De kleinkinderen zijn veel te rumoerig, maar muisstil wanneer ik hen met zegeltjes overlaad en een simpele dankuwel afdwing. De volwassenen praten meer met elkaar dan met mij. Wanneer ik de helft van het bezoek bediend heb, is de appeltaart op. Ik zucht. Terwijl de laatste van die profiteurs een uur of twee later de deur achter zich dichttrekt, laat ik een 'eindelijk!' ontsnappen en begin ik voor de derde keer aan dezelfde aflevering van Familie. Vijf minuten later, vlak voor ik in slaap val, beslis ik m'n kinderen volgende keer te vragen hun eigen gebak mee te brengen. Dat zal er wel af kunnen, met hun bedrijfswagens en al. Nee heb je, ja kan je krijgen. Ik zucht nog een laatste keer en glijd weg in een diepe slaap, klaar om morgen terug wakker te worden als een respectvolle dertiger. Nog een jaar of 40...

Hans Verhaegen
23 1

Oudedagstraining

Dat het weeral die tijd van het jaar is, zeg. Het seizoen waarin je een middagdutje doet, een kwartier later opstaat en vaststelt dat de zon al onder is. Het seizoen waarin we op het kerkhof aankomen en terstond beseffen dat we de bomma niet meer weten liggen. En het seizoen waarin de middenstand zoveel grijnzende pompoenpropaganda tegen onze knikker keilt dat we niet anders durven dan onze koters in verkleedkleren steken. In mijn tijd viel carnaval nog enkel in het voorjaar. Maar mijn tijd tikt verder en verder het verleden in. Want behalve voorgaande ongemakken komt de herfst standaard met een ander gebeuren waar ik niet onderuit kan. De jaarlijkse hiphiphoerering van ondergetekende. Wat nog een extra ongemak meebrengt, want hoe moet ik verkocht krijgen aan al die dames dat het dit jaar écht niet kan om kusjes te geven? Een paar jaar geleden vielen die verjaardagen me nog zwaar. Niet heel lang terug, schreef ik tenslotte nog over mijn voortijdige midlifecrisis. Die zorgen zijn ondertussen van de baan. Tegenwoordig kan ik niet meer wáchten tot ik oud ben. Tot die gelukzalige dag arriveert dat het plots toegelaten is om geen energie meer te steken in futiliteiten zoals je beurt afwachten in de winkel, de waarheid verbloemen om andermans gevoelens te sparen of je scheten inhouden terwijl je met mensen praat. Ik kan natuurlijk niet onvoorbereid in de derde leeftijd stappen. Daarom stoom ik me elke maand één intensieve week lang klaar voor deze geweldige toekomst van overassertiviteit en apathie. In zeven themadagen tracht ik alles te vergeten wat me als kind geleerd werd en focus ik op hoe ik in mijn oude dag zal staan. Of hangen, zitten, en in het slechtste geval kermend liggen, met een waardeloze heup en een afstandsbediening waarvan de batterijen plat zijn. Mijn trainingsweek start met wat tot voor kort marktmaandag heette. Op de eerste dag van de week strijken de marktkramers namelijk neer in Heist om de honderden uniformen van grijs en beige te voorzien van hun drie sneetjes kaas en hun anderhalf sneetje hesp, met niet zoveel vet aan de rand als vorige week, hetgeen ze vorige week ook al uitdrukkelijk gevraagd hadden. Maar met de corona is niks nog zeker en om mezelf de desillusie van een marktloze gemeente en verloren oefendag te besparen, doopte ik de eerste dag van de week om tot misnoegde maandag. Op die dag stap ik met het verkeerde been – maar het enige dat nog fatsoenlijk mee wil, zo fantaseer ik – uit bed, trek ik de rol op en onderwerp ik het weer aan een grondige inspectie. Typisch! Het is alweer te warm. Of te koud. Of te droog, te nat, te glad, te bewolkt, te wisselvallig of te winderig. En als het dan toch eens perfect is, is het te mooi om waar te zijn en zal het wel rap terug KVLV-leden regenen. Want die nieuwe weerman op één zit er nog meer naast dan Frank en de jongen heeft het charisma van een uitgehagelde mossel. De rest van de dag maak ik me druk in de postbode die het parochieblad tien minuten later dan anders aflevert, de kleinkinderen van de buurvrouw die teveel plezier maken 's middags en de finalist in de heruitzending van Blokken die het woord niet kan vinden, terwijl ik het al zeven keer geroepen heb. Op demente dinsdag weet ik meestal niet goed wat er allemaal gebeurd is. Dat is de miserie met die dementie. Wat ik mij die dag wel herinner is hoe nonkel Ronny vroeger op familiefeesten in de speelkamer kwam zitten en we allemaal Medisch Centrummeke moesten spelen. Laat dat juist het enige zijn wat ik wil vergeten. Daarop volgt winderige woensdag, de dag dat ik boodschappen doe en je mijn volledig afgelegde parcours in de winkel kan volgen door op de geur van slecht verteerde schorseneren en de verre brrrrrap brrrrrrrrrrrrrrrrattatap-geluiden af te gaan. Aan de kassa lukt het me net niet om de vrouw met dreadlocks voor te schieten. Terwijl ze haar wisselgeld nog aan het wegsteken is, zeg ik tegen de kassier: 'Amai, heb je dat gezien? Ik hoop dat het kind geen magneten tegenkomt op weg naar huis. Die had meer ijzer in haar steken dan onze lieven heer aan 't kruis. En die coiffure, precies Medusa. Is dat tegenwoordig mode, ja?' Ik sluit af met een brrapbrrapbrapp, betaal op m'n duizendste gemak met een karrevracht muntjes en zeg dat hij de dubbele hoeveelheid zegeltjes mag geven omdat de kleinkinderen graag alle knuffels verzamelen, maar dat dat niet lukt met mijn beperkte wekelijkse boodschappen van een brood en een doosje Senseo-pads. Donderdag is het demente donderdag en word ik kwaad als mijn vrouw zegt dat dinsdag al dementiedag was. Verder sla ik als een razende met de vliegenmepper naar de inbrekers die voor de deur staan en bij hoog en laag beweren dat ze mijn ouders zijn. De rest van de dag lig ik onophoudelijk te huilen omdat ik, hoe hard ik ook op m'n vuist blies, nooit geslaagd was in het Medisch Centrum van nonkel Ronny en ik altijd extra controles moest krijgen terwijl mijn neefjes en nichtjes al lang taart aan het eten waren. Volgende week lees je hier het vervolg van mijn trainingsweek. Tenzij Tom Van Grieken de komende week uitglijdt over een bananenschil en met z'n gezicht recht in een berenklem valt. Want dan moet ik daarover schrijven. Een mens mag dromen, toch?

Hans Verhaegen
24 2
Tip

Borstvoeding

Sommigen menen dat het doel van ons verblijf op aarde bestaat uit werken tot we erbij neervallen. Anderen zoeken de zin van het leven in de voortplanting. En nog anderen geloven dat we alleen hier zijn omdat dat vat Jupiler zichzelf niet kan opdrinken. Nonsens uiteraard, en ik zal je vertellen waarom. De enige reden waarom we over deze zwevende bal slijk mógen strompelen van Het Opperwezen, is natuurlijk, no pun intended, om te borstvoeden. Borstvoeding is het hoogste goed, het summum der moederschap, het ultieme genot voor de jongsten der aardbewoners. Dat wij mannen nog steeds niet geleerd hebben hoe het te doen, bewijst dat onze taak hier nog lang niet volbracht is. Vraag het aan eender welke kersverse moeder en ze zal zeggen: 'Mooi is het zeker, moeder zijn. Maar ook wel pittig.' Je moest dan ook net de zwaarste daad uit je leven tot een goed einde zien te brengen. De hormonen jagen door je lijf, onzekerheid zwaait de plak in je hoofd: 'Doe ik het wel goed?' Want dat wezentje ligt daar weer te krijsen, terwijl je nochtans elke mogelijke reden waarom hebt afgecheckt en uitgesloten. Daarbij komt dat elke vrouw die ooit een kind baarde, hoeveel decennia terug dat ook was, een lidkaart kreeg om kritiek te geven, vermomd als raad, die haaks staat op wat een andere kinderbaarster je gisteren aanraadde. En dat elke dag opnieuw, op de weinige momenten dat je niet gegijzeld tussen die vier muren zit te wachten op de volgende huilmonoloog van dat roze hoopje hulpeloosheid. Je zou voor minder depressief worden. Daarom is het hartverwarmend dat de maatschappij jonge ouders tegenwoordig één keuze minder dwingt te maken, met name gaan we voor borstvoeding of niet? Wat zou je anders doen? Flessenvoeding? Hahaha, stel je voor! Sla er een willekeurig babyboek op na en het is duidelijk: borstvoeding is het übernatuurlijkste dat er is en als jij er als mama niet in slaagt om het te doen, wil dat zeggen dat je niet hard genoeg je best doet. Niet om druk te zetten, maar je wil je kind toch zeker niet ontzien van colostrum, de eerste melk na de bevalling? Colostrum zit tjokvol eiwitten, mineralen en vitaminen, begunstigt je baby z'n eerste ontlasting en geeft 'm net geen overdosis antistoffen. Herinner je je Asterix en Obelix nog, en de ketel waarin die laatste gevallen was? Dat was een ketel colostrum. Kortom, deze wondermelk maakt het verschil tussen een kind dat met moeite op zijn vijftien z'n eigen poeperd kan afvegen of eentje dat haar universitair diploma (grootste onderscheiding en felicitaties van de jury) met de DIY-skills van Roger Wat-Je-Zelf-Doet-Doe-Je-Beter aan de muur van haar eigen succesvolle advocatenbureau ophangt. Dat we de colostrumproductie nog niet geïndustrialiseerd hebben om het goedje de godganse dagen zelf achterover te slaan, snapt geen mens. Nu zullen sommigen opperen: 'Maar meneer, mijn kind heeft borstvoeding gekregen en het is helemaal niet zo uitzonderlijk succesvol of perfect. Het is allergisch aan peulvruchten, luistert enkel naar Qmusic en is te dom om zelfs ongewild zwanger te raken.' Nogal wiedes! Jij hebt duidelijk je kind niet lang genoeg geborstvoed. 'Maar meneer...' Of net veel te lang! Dat je dat als moeder niet hebt aangevoeld, 't is nochtans de natuur. Doch allerminst verrassend, want recent wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat 90% van onze maatschappelijke problemen te herleiden valt naar het gebrek aan borstvoeding of het geven van gebrekkige borstvoeding: files op de E40, een mailbox vol dt-fouten, de verkiezingsuitslag van 2019, de klimaatopwarming en serveuses die vergeten mayonaise te brengen terwijl je daar uitdrukkelijk om gevraagd had. Ook bij bekende mensen moet je het niet ver zoeken. Want hoewel Theo Francken eruitziet alsof hij nog dagelijks z'n dosis via de moederlijke tepelaar binnenslurpt, spreken zijn tweets en gedachtegoed van een overduidelijke borstvoedingsleemte. 'En wat met Hitler of Trump, meneer, kregen zij van de borst?' Ik denk dat je het antwoord zelf wel kan raden. Maar ondanks de wetenschap zijn ze er nog altijd. De luie luxezoekers. De monstermoeders. De hedendaagse heksen die het durven wagen om hun kind een niet afgekolfde fles melk in de mond te duwen. Mishandelende duivelinnen zijn het, en je moet je dan ook niet inhouden om als je zo'n kwaadaardige feeks haar kind ziet 'voeden' met een fles, ze de huid vol te schelden tot de tranen over haar waardeloze moederwangen stromen. Tepelkloven? Ik wil het niet horen! Borstontsteking? Bullshit! De kinderinspectie op afsturen, zeg ik. Verbranden op het dorpsplein! Aan de verkeerslichten hangen zodat passanten die de 'HIER DRINKT MEN BORST!'-posters niet zagen hangen, weten dat er hier geen flessenvoedsters geduld worden! Zolang het maar duidelijk is. Want borstvoeding is het goddelijkste op aarde, de essentie van het leven, het rechtstreekse pad naar het paradijs. Als jij het daar niet mee eens bent is dat enkel en alleen omdat je je nooit aan de tepelbron mocht laven en je beseft dat je leven in geen honderd jaar zo vol, rijk en geslaagd zal worden als dat van hen die het wel deden.

Hans Verhaegen
89 3

Gift

Ik herinner me nog goed de tijd dat ik onbekend was en mijn columns níét wekelijks door 40 mensen gelezen werden. Wat was dat een waardeloze periode. Bij de bakker moest ik de volle prijs betalen voor m'n croissants, in de boekhandel deden ze alsof ik Jan met de Pet was die de nieuwste Kampioenenstrip kwam kopen en vrouwelijke loopsters lieten me opvallend minder vaak hun ontblote boezem zien wanneer ik hun richting kwam uitgelopen. Nu dat allemaal veranderd is, kan ik me geen leven meer voorstellen als onbekende Vlaming, hoewel ik net heb uiteengezet hoe goed ik het mij allemaal herinner. Zo'n supersterrenstatus, ik kan het iedereen aanraden. Daar zit natuurlijk het probleem. Ik maak amper dt-fouten, schrijf hashtags als Hemingway en heb in m'n adembenemende illustraties lang geen 50 tinten grijs nodig om de lezeressen ondeugende gedachtes te bezorgen. Maar niet iedereen is geboren met zo'n onuitputtelijke massa talent als ik. Dat is, doordat ik zo bescheiden ben, iets wat ik te vaak vergeet. Een vriend van me werkt in de fabriek waar ze de lucht in Maltesers pompen. Acht uur per dag werkt hij zich krom aan de lopende band, iets wat ik ook heb gedaan als jobstudent en waar ik overigens zeer goed in was. Dag na dag verzekert hij dat elk chocoladeballetje even knapperig is als het vorige. Je wil niet weten hoe hard mensen het verlíézen als hun Maltesers niet consistent zijn in knapperigheid. Deze kameraad draait daar dus dagelijks zijn nikkel af en krijgt er een habbekrats voor in de plaats. Als ik hem dan vraag waarom hij niet kiest voor zo'n leven vol rijkdom en aanzien als het mijne, zegt hij: 'Maar Hans, snap jij het dan niet? Ik ben helemaal niet zo uniek als jij. Gewone stervelingen als ik hébben geen keuze. Stop met die bescheidenheid en besef dat jij staat waar je staat door jouw uitzonderlijke gaves.' Na enkele dagen ben ik dat alles weer vergeten, niet zozeer omdat het me niet interesseert, maar vooral omdat mijn geheugen echt niet zo buitengewoon is. Daar heb je die bescheidenheid weer. En de vervelende kanten aan de roem? Die zijn er ook, hoor. Met jeuk die zich nog maar een beetje in de buurt van je zitvlak bevindt, leer je best zo snel mogelijk leven, want in het openbaar aan je achterste krabben is geen optie meer. De magazines zouden nogal smullen. Daarnaast is het onmogelijk om meer dan 10 meter aan een stuk te wandelen zonder dat je grootste fan om een selfie komt vragen. En 10 meter verder word je opnieuw aangeklampt door een grootste fan. Verder voelen vrouwen van middelbare leeftijd zich zo vrij om tijdens fotomomenten in je billen te knijpen. Hoogst onaangenaam, behalve wanneer je op dat moment jeuk aan je achterste hebt. En dan zijn er ook nog de afgunstigen, de lastigaards die willen dat jij hén speciaal behandelt in plaats van omgekeerd. Zo hebben sommige bakkers de arrogantie om te doen alsof ze me niet kennen om me alsnog de volle prijs van hun croissants te kunnen aanrekenen. Kleine mensen. Ach ja, allemaal klein bier vergeleken met de voordelen. Ik zou niet meer kunnen terugkeren naar dat leven van nietsbetekenende dertien-in-een-dozijner. Oké, ik maakte misschien meer tijd voor mensen. Ik stond klaar, luisterde. Maar uiteindelijk help je één iemand. En nu? Nu bereik ik wekelijks 40 verschillende volgelingen en inspireer ik hen met m'n kunst. Omdat ik wéét dat ik hen die spark kan bezorgen. Dat idee van hoop. Die glimlach na een ondraaglijke dag van lucht in Maltesers pompen. Ik ben het levende bewijs dat je je dromen kan waarmaken en dat ook jij misschien ooit een god wordt voor een heel leger van bewonderaars. En dát is waar ik het voor doe.

Hans Verhaegen
12 1

Kwestie van Smaak

Sneakers in schreeuwerige kleuren, oversized roze H&M-truien, Birkenstocks onder loopshorts ... De minder grote Hans Verhaegen-fans durven al 'ns beweren dat ik geen smaak heb. Nochtans leerde mijn leraar Latijn me ooit: de gustibus et coloribus non disputandum est. Dat is een eloquente manier om te zeggen dat de ander z'n bakkes moet houden over je fluoroze Nike Air Max'en. En ondertussen heb ik toch maar mooi laten vallen dat ik, ondanks mijn voorliefde om proza te schrijven over pipi, kaka en mezelf 7 keer per dag nostalgisch afjassen op oude Hilary Duff-films, wel degelijk behoorlijk geschoold ben. Maar ik moet ze gelijk geven, de haters. Sinds begin maart kan ook ik niet meer ontkennen dat ik een slechte smaak heb. Het begon zoals bij velen met het uitvallen van m'n smaak- en reukzin door wat waarschijnlijk COVID was. Niet meteen een ramp als je weet dat andere slachtoffers van Het Virus in afgezonderde ziekenhuisafdelingen afscheid moeten nemen van hun familieleden via een Medion-tablet. Hartverscheurend, zo vlak voor je deze planeet een laatste toedels toehoest, moeten beseffen dat je niet eens een iPad waard bent. Met zo'n gruwelijke taferelen in gedachten ga je niet snel zeuren omdat je bosvruchtensmoothie, je boterhammen met Samsonworst – don't judge, de gustibus... – je steak béarnaise met frietjes en de vagina van de DHL-bezorgster allemaal naar hetzelfde smaken, namelijk niks. Die leraar Latijn van me was overigens een blok massieve pudding van 1,5 kubieke meter die míj uitlachte omdat ik klein was voor m'n leeftijd. Ach, ook humor is een kwestie van smaak. En smaak had de man wel. Aan zijn adem te ruiken vooral whiskysmaak, in een flaconnetje dat zich graag liet openen tijdens springuren in verlaten leraarslokalen. Wat snel opzoekwerk verraadt dat de gefermenteerde pudding het nooit verder geschopt heeft dan leerkracht Latijn, terwijl ik ondertussen maar mooi de meest gelezen column van alle Hans Verhaegens in de Benelux schrijf. Met hubris kom je nergens. Dat laatste is wat mijn leraar Grieks me leerde – behoorlijk geschoold, remember – en is een eloquente manier om te zeggen dat de ander niet dikkenekkerig of neerbuigend moet doen, zeker niet als de persoon in kwestie uit 1,5 kubieke meter pudding bestaat, überhaupt geen nek lijkt te hebben en amper groter is dan een leerling die op z'n groeispurt wacht. Hoe onvergeeflijk ruk de tablets in de ziekenhuizen ook mogen zijn, als je zo een paar weken zonder geur of smaak zit, begin je op den duur toch te jammeren. Hoopvol was ik dan ook, toen ik merkte dat er hier en daar wat beterschap de kop opstak. Een verre herinnering aan bosvruchtensmaak, een licht aroma van Samsonworst … Nu, maanden later, draaien m'n twee beschadigde zintuigen bijna terug op volle toeren, afgezien van één vette, vieze voetnoot, want sinds kort ruiken en smaken bepaalde voedingsmiddelen, kruiden en planten naar een mengeling van rotte eieren, verroest metaal en bierscheet. Zo smaakt kip naar rotte eieren – of eieren naar rotte kip, afhankelijk van je standpunt in het de-kip-of-het-ei-debat. Prei en ajuin ruiken naar een Chirofuif die een nacht lang in iemands darmen lag te gisten. Gebarbecued vlees doet denken aan gezouten GFT-bak. En mijn zelfgemaakte spaghettisaus smaakt alsof je Sean D'Hondt aan het rimmen bent, al beken ik dat dat laatste altijd al zo was en niets met m'n smaakprobleem te maken heeft. Hoewel de coronacijfers de laatste weken weer goed aan het stijgen zijn, kan ik me toch niet van de indruk ontdoen dat de meeste mensen er nog maar weinig om geven. Uit de goedbevolkte terrastafeltjes leid ik alleszins af dat ik op vlak van wiskunde niet behoorlijk geschoold ben of dat veel mensen blijkbaar de ouders en schoonouders niet in hun bubbel van vijf hebben steken. Ziekenhuisopnames en crappy Aldi-tablets schrikken niemand meer af. Daarom stel ik voor dat Maggie, eloquent als ze is, onze bevolking vertelt dat als ze zo blijven verder doen hun eten binnenkort naar, tja, kak smaakt. Het kan maar helpen. En zo heb ik wederom mijn steentje bijgedragen aan het bedwingen van die drommelse coronacrisis. Als het niet stoort, rond ik dan hier graag af, want ik had beloofd om m'n pennenvriendin Eveline nog een filmpje te sturen met de vraag of ze m'n spaghettisaus eens komt proeven.

Hans Verhaegen
207 0

Content burnout

Op 14 september lanceert de Belgische streaming service Streamz. Op 15 september komt de online dienst van de hartverwarmende kinderentertainmentracist Walt Disney in België beschikbaar. En op 16 september moet ik naar de tandarts, maar dat is hier misschien naast de kwestie. Feit is dat er weer heel wat nieuwe content staat te wachten om door onze bingewatch-hongerige oogjes verorberd te worden. En ook dat ik met mijn muil vol weggebeitelde tandplak ga liggen bloeden in een stoel, maar wederom, naast de kwestie. Voor we van die verse content kunnen smullen, moeten we eerst het zachte prijsje van 11,95 euro per maand (Streamz) en 69,99 euro per jaar (Disney+) betalen natuurlijk. Geen geld, ware het niet dat we ondertussen maandelijks al heel wat 'geen geld' uitgeven aan soortgelijke services. De tijd dat we uitsluitend een kleine 10 euro per maand voor Netflix betaalden, ligt al even achter ons. Wie vandaag niet oppast, telt makkelijk 40 euro per maand neer, bovenop dat kabelabonnement, internetabonnement, de huur van de digicorder en nog wat onduidelijke kosten die ervoor moeten zorgen dat John Porter van Telenet 's middags z'n boterhammen met truffelsla kan blijven opsmikkelen. En aangezien je betaalt voor al dat entertainment, kan je het 's avonds maar beter een paar uur laten renderen. Een tijd terug betrapte ik mezelf erop dromerig uit het raam te staren in plaats van m'n tijd waardevol te besteden met mijn ogen op een scherm. Als straf heb ik dan maar het eerste seizoen van The Crown gebinged tot in de vroege uren. Niet dat het me interesseerde, maar het was me nu eenmaal al te veel aangeraden door anderen. Laten we even ons oog werpen op Streamz. Eerst en vooral wil ik het creatieve team dat deze naam heeft bedacht een welgemeende congratz overbrengen. Eenvoud siert. So what dat niemand iets durfde te zeggen wanneer die manager, high van z'n eigen marketingscheten, luidop dacht: 'en als we die s nu eens in een z veranderen?' So what dat de kidz van 10 jaar terug al een acute oogrolaanval kregen van dat z-gebruik? Al hadden ze de dienst Yeet Yeet Streambruh genoemd, dan nog moet het komen van de content. En die content spreekt boekdelen. Zo is er de serie Black-Out, waarin Geert Van Rampelberg verdwaasd wakker wordt in een industriële afvalcontainer en hij zich moet zien te herinneren waarom hij in godsnaam verkleed is als zwarte piet. Oh ja, er is nergens stroom en de batterij van zijn gsm is plat. Ik mag er niet aan denken! Nu heb ik van horen zeggen dat Van Rampelberg al wel eens vaker tussen lege flessen wakker wordt met een blackout, dus ik ben zeer benieuwd hoe deze schat aan levenservaring zijn acteerprestaties naar een nog hoger niveau zal tillen. Verder is er De Bende van Jan De Lichte, waarin Matteo Simoni de baas van een transportbedrijf speelt die als eerste in Vlaanderen een transgender achter het stuur van een vrachtwagen zet. Een geweldig idee als je 't mij vraagt, want het wordt eens tijd dat het camioneursmilieu mee evolueert met de maatschappij en wat minderheden tewerkstelt in plaats van die meerderheidsgroep van witte hetero mannen met een rijbewijs C die zich elke nacht naast de E40 de ziel uit hun lijf laten zuigen door hun mannelijke concullega's. Disney+ belooft dan weer om bij de lancering drie nieuwe films voor de kijkers te serveren. De eerste, Zwarte piet gaat naar de RVA, belicht de kant van een zwarte, alleenstaande man die drie kinderen moet onderhouden en uit noodzaak overal zwarte piet gaat spelen, maar plots geen werk meer krijgt door de komst van de roetpieten. Een moreel vraagstuk, dat zowel de conservatieve Vlaming als de woke-community heel wat stof tot nadenken zal geven. Disney vertelt er trots bij dat we Johnny Depp, die de rol van de alleenstaande vader vertolkt, zullen zien zoals we hem nog nooit zagen. De tweede film, die eveneens bewijst dat Disney de moeilijkere hedendaagse topics niet uit de weg gaat, is een vervolg op De Kleine Zeemeermin II en toont hoe de aan lager wal geraakte Ariël tegenwoordig orderpicker is in een magazijn van Amazon om haar crackverslaving te financieren. Een derde film vertelt het verhaal van een Syrisch vluchtelingetje dat aanspoelt op het strand, z'n familie niet meer terugvindt, maar geadopteerd wordt door een wit gezin en verder nooit nog achterom kijkt omdat het eigenlijk toch allemaal wat ver van z'n bed is. Van een geslaagde Westerse integratie gesproken! Ikzelf zit echter al een paar maanden met een heuse content burnout. Wekelijks moet ik een dozijn podcasts zien te beluisteren, mijn YouTube-idolen en hun vlogs volgen, minstens een Humo en een ander boek lezen, de nieuwste albums beluisteren op Apple Music en dan nog het maximum zien te halen uit Netflix en Apple TV+. Series kijken staat tegenwoordig bij in het rijtje van verplichte huistaken zoals stofzuigen, onkruid wieden en het gras afrijden. Ga ik dan geen abonnement op Streamz of Disney+ nemen? Natuurlijk wel. Waarover moet ik anders praten met m'n tandarts woensdag? De FOMO in mij zou trouwens niet willen dat ik niet meer coolz ben. Sksksk! Tot volgende week, boomers.

Hans Verhaegen
12 0

2dehands

Er bestaat geen betere manier om een idee te krijgen van hoeveel idioten dit landje bevolken, dan door iets te koop te zetten op 2dehands.be. Voor hen die het zich kunnen permitteren om hun ongebruikte rommel ergens in een put te smijten of te laten verrotten op zolder: prijs jullie gelukkig. Zolang Humo, De Standaard, De Morgen of – for god’s sake, als het echt moet – HLN mijn columns consistent blijven niet-kopen, heb ik echter niet de middelen om mijn aftandse shizzle met 100% verlies te dumpen. Ik probeer dus geregeld iets aan de man te brengen op de digitale rommelmarkt en ik daag hen die aan de stelling in m’n eerste zin twijfelen uit om een keer hetzelfde te doen en gewoon te wachten. Afhankelijk van wat je verkoopt – op het moment van schrijven zijn zetels met de gezellige kontafdruk van de vorige eigenaar trending, doe ermee wat je wil – zal je al snel doorkrijgen dat er op de site maar een beperkt aantal types rondhangen. Met wat geluk komt de eerste reactie van de beleefdste van hen allen, namelijk de uitzonderlijke soort die nog werkt met ouderwetse taalconventies zoals de aanspreking en het gebruik van werkwoorden. Na een vriendelijke 'hallo' of 'beste' volgt dan steevast de eerste van de enige twee openingszinnen die gebruikers van de site tot hun communicatieve toolbox rekenen: ‘Staat het nog steeds te koop?’ Het is verleidelijk, maar in het belang van je nieuwe business antwoord je best niet met: ‘Betrapt! Wat gaf het weg? Het feit dat het online staat op een zoekertjessite?’ Nu begrijp ik maar al te goed dat de Mohammeds en Yusefs onder ons de hierboven genoemde tactiek hanteren. Deze brave knullen hebben namelijk keer op keer voor dat ze contact zoeken en het aangeboden goed magischerwijs nét verkocht is. Maar waarom Tom Peeters uit Keerbergen opent met diezelfde zin is mij een raadsel. Hoe dan ook bespaar je jezelf best de moeite, want als je de fout maakt om pas te antwoorden wanneer het jou uitkomt, ben je te laat. Gefeliciteerd, je hebt zonet kennis gemaakt met de ik-heb-de-aandachtsspanne-van-een-goudvis-en-de-nood-aan-onmiddellijke-behoeftebevrediging-van-een-baby. Hopelijk heb je een zetel te koop gezet, want die zijn hot. De volgende reactie zal in dat geval niet lang op zich laten wachten. Was het uitroepteken in m'n antwoord te agressief? De smiley te sletterig? Terwijl er onzekerheden bovenkomen die je niet meer gevoeld hebt sinds je ergens begin 2000 sms'te naar een nummer dat je op een fuif had losgepeuterd, loopt de volgende melding al binnen. Deze keer met de andere openingszin waarmee de chatservers van 2dehands gevuld zijn: ‘Wat is je minimumprijs?’ Hier heb je wat ik het niemand-heeft-me-ooit-uitgelegd-hoe-bieden-werkt-type noem. Waarom zou je ook dat tijdsintensieve spelletje spelen en bod na bod over en weer kaatsen als je op de man af kan vragen hoe wanhopig de verkoper is. De ergste gevallen van deze soort hebben zelfs het lef om, nadat je de minimumprijs hebt gegeven, tóch nog af te bieden. Ga hier alsjeblief niet in mee, tenzij jíj graag aan de mensen van Van Dale uitlegt waarom ze hun boeken opnieuw kunnen drukken omdat je de definitie van het woord 'minimum' waardeloos hebt gemaakt. Maar vrees niet, de meeste van deze idioten geven het op als je hen voldoende hard verwart. Een simpele ‘Zazawie!’ antwoorden op alles wat deze persoon je verder vraagt zou in dit geval dan ook moeten volstaan. En kijk, voor je het weet, krijg je een bericht van de laatste en vermoeiendste variant. De magisch denker, de dromer, de een-nee-heb-je-en-een-ja-kan-je-krijgen. Oftewel de 2dehandsworst die denkt dat de hele wereld even idioot is als hij en 10 percent van je vraagprijs biedt omdat er misschien, je weet maar nooit, zou het niet, wie niet waagt, niet wint... Dit is het type dat op een iPhone-zoekertje van 500 euro reageert met: 'VOOR 50€€ VANDAAG OPGEHAALT!' Mijn reacties op dit specimen zijn dan ook qua niveau vergelijkbaar met de bieder en gaan van ‘Ik denk dat je mijn zoekertje door elkaar haalt met je moeder! ;) Vriendelijke groeten.’ tot ‘Ik bezorg het je vandaag nog helemaal gratis als jij me een geldig bewijs van sterilisatie stuurt.’ Wanneer ook dat niet genoeg is om iemand af te schrikken en ik het antwoord ‘Wat is je minimumprijs dan???’ krijg, ben ik meestal al volop naar immo-sites aan het mailen. Voorlopig heeft nog niemand gereageerd op mijn bod van 100.000 euro voor die villa in Keerbergen met een enorme zolder, maar hey, wie niet waagt...

Hans Verhaegen
30 0

Papa

Nu het vaderschap nadert met rasse schreden, voel ik me elke dag weer een beetje meer lid van de club worden. Inderdaad, lieve vrienden zonder kinderen, tijd om uit de kast te komen. Deze activist voor het luierloze leven is van kamp geswitcht. Maar even serieus, wélke vrienden zonder kinderen? De mijne waren al eventjes op, hoor. Dus toen in maart het plusteken onherroepelijk blauw kleurde, pakten mijn vrouw en ik mekaar vast, blij dat het ons ook eindelijk gelukt was. Blij dat we verlost waren van die maandelijkse teleurstelling en het geheimhouden ervan. Blij dat de wereld daarbuiten dan misschien wel leek te vergaan, maar dat er voor ons weldra een nieuwe zou openen. En vooral, blij dat we ons het eerstvolgende decennium bij al die jonge ouders niet meer zouden moeten excuseren om jaarlijks drie weken heerlijk kinderloos te gaan roadtrippen aan de andere kant van de wereld. Laten we even heel duidelijk zijn vooraleer sommigen te enthousiast worden: mijn nakende naamsverandering naar 'papa' verandert niets aan andere kinderen. Het merendeel van hen zijn nog altijd irrationele, over-energieke, stembanden mishandelende, ongeduldige, met-goede-humor-ongezegende, brutale, egocentrische, suikerverslaafde, gespreksverstorende, kleinzerige en meer wel dan niet lelijke miniatuurtirannetjes waarbij ik me in sneltempo ongemakkelijk en uitgeput voel. Maar de clichés kloppen. Of om het met de volkswijsheid van mijn moeder te zeggen: mijn kind, schoon kind. Sinds dat minivrouwtje in de buik van mijn wederhelft groeit, ben ik me pas werkelijk bewust geworden van het wonderlijke ervan. Ja, mijn ogen glinsterden toen de gynaecologe onaangekondigd de hartslag van ons kleine menswormpje liet horen. Ja, ik mis al eens een halve Casa de Papel door tegen een bolle buik te praten en op een stampje te wachten. De snelheid waarmee dat kind groeit is rechtevenredig aan de snelheid waartegen ik in een stereotype verval en het ding is nog niet eens geboren. Vraag me dus gerust om voorgoed te stoppen met schrijven wanneer ik hier in rijmvorm een 500-woorden-lange lofzang neerpen over de magische kleurschakeringen in de pamperinhoud van dochterlief. Laten we vooral allemaal binnenskamers houden dat wat ons eigen kind doet of produceert altijd net iets exclusiever, gek ruikender of indrukwekkender is dan wat de rest doet. Dat geldt voor elke sprong in de ontwikkeling, alle op je eigen oordeel gebaseerde IQ-testen en zowat alles waarvan je denkt dat de jouwe die sukkelende hoopjes nietskunde in de crèche of op school overklast. Soms laat de door je eigen bloedband gekleurde subjectiviteit je al wel eens denken dat die drie willekeurige strepen op papier het bewijs zijn dat de nieuwe Van Gogh op een Tripp Trapp in je keuken zit. Vergeet in dat geval ook niet te kijken naar de dertien strepen op de eettafel zelf. Maar terug naar míjn kind. Het zal niemand verbazen dat ik met de komst van dit kleintje al heel wat heb bijgeleerd de laatste maanden. Bijvoorbeeld dat je best iets eet voor je de winkel waar je je geboortelijst gaat opstellen even ‘binnenspringt’. En met eten bedoel ik: vul een trekrugzak alsof je een hike van 20 kilometer door de bergen plant. Zo'n trektocht duurt in vele gevallen minder lang en de kans dat je het pad kwijtraakt is kleiner tussen de bergtoppen dan in de gemiddelde babywinkel. Hydrateren is key, snelle suikers en proteïnesnacks zijn een must. Extra punten als je een luchtmatras voorziet voor je zwangere vrouw zodat ze liggend – kussen onder de beentjes – kan kiezen uit de 317 verschillende verzorgingstassen die het meest verkochte merk aanbiedt. Oh en, maak geen grapjes. Vraag dus niet of Angelcare ook goed is tegen wespensteken en of je er voor die prijs de Brusselse popzangeres bij krijgt. Na zes uur door winkelgangen en brochures hollen is de verkoopster even afgemat als jullie. Ze heeft er dan ook niets aan wanneer je schertst: ‘Een draagzak? Die zit al in m'n broek, hè. Hebt ge ‘m?’ (Ze had ‘m, wijzen was echt niet nodig.) Verder zijn ook alle kwinkslagen over borstzalf, tepelhoedjes en afkolftoestellen off limit. Hoewel het, na wat aanvoelt als een intercontinentale vliegreis zonder eten, lijkt als een gevatte woordspeling waarrond je een hele comedyshow zou kunnen bouwen, is het dat voor de verkoopster en je vrouw niet. Of om het in jouw komisch jargon te zeggen: de mop zuigt, ja. En zo kan ik nog wel even doorgaan, maar dat zal voor een volgende keer zijn. Niemand houdt ervan om alleen maar over kinderen te praten behalve de persoon die aan het woord is, toch? Ik moest trouwens al gestopt zijn met werken, want ik heb nog een heleboel andere dingen te doen vandaag. Wachten op stampjes en tegen mijn vrouw zeggen dat ik zeker weet dat ons dochtertje het snelst en hardst kan buiktrappen van alle ongeboren kinderen, bijvoorbeeld.

Hans Verhaegen
14 0

Beestenhuis is boos

Ik ben omringd door dode insecten. Het zou de titel kunnen zijn van een Fleddy Melculy-nummer dat de albumselectie niet haalde, maar het is mijn dagelijkse realiteit. Terwijl ik dit schrijf is het vals plafond boven en de vloer onder mij het enige wat mij afscheidt van de vele wespenkerkhoven die dit huis herbergt. Bendes mieren marcheren uit kieren die ons huis een week geleden nog niet leek te hebben. Ze slepen de lijkjes weg uit het spoor der vernieling dat ondergetekende elke ochtend vloekend achterlaat. Ik krab aan een van mijn zeven muggenbeten, waarvan de dader nog voortvluchtig is, terwijl een vlieg casual voorbijzoeft en beslist dat mijn voorhoofd de meest geschikte plek van de hele kamer is om te landen. Toen ik gisterochtend in de woonkamer ook nog eens werd begroet door een duizendpoot – beleefd was hij wel – besefte ik dat het tijd wordt om de huurkosten te beginnen delen met al deze geleedpotige profiteurs die ons huis tot een kraakpand hebben herleid. Het begon twee jaar geleden met een koningin en een baksteen in de maag. De koningin had een gat gevonden. 'Wat een mooi gat,' dacht de koningin. 'Hier zie ik mezelf wel een kolonie van gevleugelde soldaten in geel-zwart uniform klaarstomen. World domination, bitcheeees!’ Een ijzingwekkende wespenlach echode door het gat. Wat de koningin zich niet afvroeg is of de mensen in het huis rondom het gat het niet creepy as fuck zouden vinden om van 's ochtends tot 's avonds te horen hoe tientallen wezentjes het vals plafond boven de gang afknabbelen om het koninklijk paleis uit te breiden. Wat wederzijds respect mag wel, toch? En dat is de reden waarom het op een zweterige zomeravond plots gif regende bovende de ingang van het paleis. Velen lieten het leven, maar sommigen hielden vol en leefden nog lang genoeg om enkele weken later, bij de tweede gifbui, hun vermoeden bevestigd te zien: God is geen dj, maar een onverbiddelijke brandweerman in een zotte overall. En ze stierven met een glimlach op het gezicht, want ik hoorde al aan menig koffietafel dat er niets zo mooi is als te mogen sterven in je eigen huis. Twee jaar later vonden twee koninginnen met een baksteen in hun maag twee gaten. 'Wat een mooie gaten,' dachten de koninginnen. De mieren pakken het minder subtiel aan. Met een assertiviteit die je eerder van een stadsmus verwacht, lopen ze van de ene dag op de andere door de kamer alsof ze het pand al jaren ownen. En de kleine fuckertjes komen letterlijk van overal. Maandag zaten ze in de gang. Dinsdag claimden ze de badkamer. En tegen het einde van de week renden ze al door de living. Ik zou zweren dat er gisteren een pintje minder in de koelkast lag en ik iemand nog net de tv hoorde uitzetten toen ik binnenkwam. De beestjes hebben een uitbreidingsdrang waar zelfs Starbucks niet tegenop kan. En alsof dat nog niet erg genoeg is, zijn ze constant met iets aan het rondzeulen of onvermoeibaar aan het travakken waardoor ik me nog schuldiger voel dat ik een boek zit te lezen in plaats van er een te schrijven. Dus heb ik hen de oorlog verklaard. In elke ruimte vallen er nu op willekeurige momenten maat drieënveertigen uit de lucht. Bergen wit poeder liggen verspreid in en rond het huis alsof Tony Montana z'n villa heeft omgeruild voor een klein arbeiderswoninkje in het centrum van Heist-op-den-Berg. Mierenlokdoosjes zover het oog reikt. Alles kapot. Ondertussen strijkt de vlieg neer op m'n oorschelp. Ik sla los op m'n oor, want mijn fijnmotorische skills gaan niet verder dan het correct bedienen van een toetsenbord. Ze maakt zich uit de voeten en parkeert zich op het hoekje van het bureau. En dan doet ze wat elke vlieg doet en goed is om iemand met een levenslange angststoornis op te zadelen. Ze begint in haar voorste pootjes te wrijven. Alsof ze op wraak zint. Alsof ze een gruwelijk plan beraamt om mij terug te pakken voor elke keer ik met een hand of vliegenmepper naar haar en de haren heb uitgehaald. Alsof ze denkt: 'Wacht maar af, jongen. Mijn maten komen er zo aan met een stuk of vijftig en jij gaat hier de komende jaren vliegenkak van de muren moeten krabben tot je er kierewiet van wordt.' Daarna vliegt ze recht op m'n gezicht af, geeft me een kopstoot tegen m'n voorhoofd en verdwijnt uit het zicht. Van de dader die de nacht van haar leven beleefde door zeven shotjes bloed uit m'n lijf te slurpen, is nog steeds geen spoor. Maar ik maak me geen illusies, ze is er nog. Ze wacht geduldig de uren af tot vanavond. En op het exacte moment waarop ik in slaap lijk te vallen, laat ze terug van zich horen. Om dan weer een uur of twee te verdwijnen en dat hele ritueeltje nog een paar keer te herhalen. Ik veeg een mier van m'n hand, zucht en kijk moedeloos uit het raam. Buiten zwaait de beleefde duizendpoot naar me met meer handjes dan de gemiddelde kleuterklas.

Hans Verhaegen
7 0

Weerpraatje

Heet, heter, heetst. Neen, ik heb het niet over de dochters van Jan Leyers. We weten allebei dat de tweede stem van Soulsister niet drie, maar vier vrouwen wist te verwekken en dat de houdbaarheidsdatum van de dametjes vaak al overschreden is nog voor ze goed en wel op smaak zijn gekomen. Dat moment waarop de ruwe Leyerskenmerken zich zo beginnen te manifesteren op dat voordien zo koddige snoetje, dat je, mocht je met een van hen zonder kleren in een zweterige Tetriscombinatie beland zijn, niet anders kan dan op een bepaald moment beseffen dat je in principe gewoon Jan Leyers met een pruik ligt te heupbonken. En dan is 't meestal game over. Mij maakt zoiets echter geen flieter uit en ik geef de symbolische high five aan eenieder die een Leyersdochter op zijn curriculum vitae heeft staan of nog plant te zetten. Maar ik wou het over het weer hebben. Want op het moment dat je dit leest, zitten we pal in een hittegolf. Tenzij je dit enkele weken na publicatie leest, wat mij zeer onwaarschijnlijk lijkt, doch, we mogen niets uitsluiten. In dat geval hebben mijn gekwetste ego en jij dringend een hartig woordje te spreken. Zijn het de opdringerige Instagramposts? Dat licht dictatoriale stemmetje dat elke week opnieuw LINK IN BIO naar je krijst? En dan daaronder nog 37 hashtags in volzinnen, alsof iemand ooit zou zoeken op #waarvindjenogspaghettisauszondersuiker, #tekenaarsmeteenvastehandhebbenkleinepiemeltjes of #kijkmamaikhebdemuisvanmartinetanghegetekend. Goh, ik wist niet dat je er zo over dacht, lieve lezer. Nee nee, maak je geen zorgen. Eerlijke kritiek krijgen is mijn favoriet, mijn lens prikte gewoon even in m'n oog. Ja, m'n beide lenzen, ja. Mag het?! Waar waren we? Juist, het weer... Toch eerst nog vertellen dat een vriend van mij beweerde, lang voor we met de hele wereld de vleermuizenvalling kregen, dat hij in een Antwerps café een Leyersmeisje had ontmoet en er nadien z’n nieuwe Mercedes Vito mee had "ingereden". Haar naam had hij niet gevraagd, maar hij was ervan overtuigd dat het een Leyers was, zeker toen de jongedame blozend had toegegeven dat ze inderdaad bekend was van tv. En dus vertelde m’n kameraad maandenlang aan iedereen die het wou – en niet wou – horen dat hij het met een Leyerske had gedaan en dat die kinky bitch het uitsluitend in haar sterretje wou. Toen we een half jaar later met wat vrienden hetzelfde café binnenstrompelden om te schuilen voor een wolkbreuk, riep hij: 'Daar, daar! Mijn Leyerske!' Bleek dat zijn verovering allerminst een Soulsister was, maar een Antwerpse travestiet die zich Gigi Moustache laat noemen en ooit in twee afleveringen van Blokken had gezeten. Iets anders: moest je geïnteresseerd zijn in een tweedehands Vito, ik weet er eentje te koop staan met weinig kilometers en minimale gebruikssporen. Het weer dus... Hoewel ja, oud nieuws als je het toch pas een paar weken later gaat lezen. Zijn het misschien die gebrekkige tekeningen bij m'n posts die je zo tegen de borst stoten? Die vreselijke grijstinten die alle plezier uit je Instagramfeed zuigen? Ik deel te weinig foto's van m'n kinderen, ik weet het. En het is alweer veel te lang geleden dat ik nog eens aandacht zocht door m'n haar te kleuren en plaatjes te posten van bestemmingen waarvan elke staycationer op slag een jealousy boner kreeg. Dat waren nog eens tijden. Ik moest drie powerbanks meezeulen om jullie likes te kunnen blijven ontvangen. Amper iets van de omgeving gezien daar, maar dat maakte me niet uit, want geen enkel Noord-Amerikaans natuurpark kan op tegen het hartverwarmende gevoel dat jullie mij waarderen. Sorry, m'n lenzen weer. Maar laten we beginnen met de column, en die gaat vandaag over het weer: de druppels sissen in menig bilnaad. De kindertjes dragen de plakkerige restanten van te snel gesmolten raketten op hun armen en de Leyersdochters zweten zich een ongeluk uit hun tepelhoven (trekje van vaderskant). Een tsunami van zonnevuur overspoelt onze contreien en dat is uitstekend nieuws, want zoals de wetenschappers ons maanden geleden beloofden, is het coronavirus niet opgewassen tegen de warmte. Na deze week zijn we er dus allemaal eindelijk van af en kunnen we ons gelijk weer zorgeloos amuseren met de vrolijkere dingen des levens, zoals exotische reisfoto's op Instagram zwieren, Leyersmokkels in bed lokken en hansverhaegen.com refreshen tot er een nieuwe column online komt. Eind goed, al goed!

Hans Verhaegen
2 0

Gesjareld op de Parking

Dat van alle Belgische steden de meest fiere, fantastische en, naar wat sommigen beweren, zelfingenomenste als eerste voor de bijl ging, was ook voor mij een verrassing. Dat wij, de spreekwoordelijke parking, als verre provinciegenoten ook zouden worden meegesleurd in de natte droom van burgemeester De Wever met avondklokken en meer, was voor deze Heist-op-den-Berger een nog veel grotere verrassing. Tot zover onze provinciegrenzen overschrijdende samenhorigheid, lieve lezer. Tot zover die gevonden verbondenheid in ons gevecht tegen een gezamenlijke tegenstander, vele malen intenser dan wat een EK of Olympische Spelen ooit hadden kunnen teweegbrengen. Vanaf nu is het ieder voor zich. Moge de sterkste winnen. Of beter, moge de meest sociaal angstige, columns tikkende schrijvers, die zich al hun hele leven gepassioneerd hebben toegelegd op de buitenwereld buiten houden – en masturberen op Goedele Wachters, maar da's niet relevant hier – winnen. Helaas is de strijd al grotendeels gestreden, zelfs in voor wat moest doorgaan als één, aan hetzelfde zeel trekkende provincie. Ik lijst even op welke extra maatregelen volgens de media sinds deze week van kracht zijn in de provincie Antwerpen: 'U zult te allen tijde in de publieke ruimte een mondmasker dragen. U zult in uw woonst blijven tussen 23.30 uur en 6 uur tenzij u essentiële verplaatsingen moet doen, zoals naar het werk rijden of naar het ziekenhuis omdat u bv. uit een mengeling van verveling en frustratie beslist hebt om een nagel in de muur te kloppen met uw voorhoofd. Betreffende de arbeidsdaad bent u verplicht tot thuiswerk, dus als de politie u om 23.31 uur met uw voertuig een halt toeroept, kan het maar beter zijn omdat u op weg bent naar het hospitaal terwijl het bloed uit uw voorhoofd gutst.' Waarom ik deze jou ongetwijfeld reeds gekende regels herhaal, lieve welgeïnformeerde lezer? Omdat het verhaal van de media in de verste verte niet overeenkomt met hoe het er echt aan toegaat in onze provincie. Om te beginnen de mondmaskers. Wat je favoriete nieuwslezer – de mijne is Goedele Wachters – vergeet te vertellen, is dat iedereen die niet uit de stad Antwerpen zelf is, dat met een aanduiding op het mondmasker moet tonen. Ter verdediging: de op te naaien gele sterren met daarin het parking-icoontje zaten al heel snel in de brievenbus, alsof de stad hier al enkele jaren op voorbereid was. Verder mag intensieve sport zonder mondmasker, maar wat de rest van België niet weet is dat buiten 't Stad hardlopen verplicht vervangen werd door huppelen. Een rit op de koersfiets is enkel nog toegestaan wanneer er speelkaarten met wasknijpers aan je voorvork bevestigd zijn en je om de tien meter 'broem, broem' roept. Zwemmen mag, mits het huren van een Speedo en mondmasker in het zwembad. Ook daarbij een kleine voetnoot: omwille van waterbestendigheidsredenen krijg je geen echt mondmasker, maar een tweede zwembroek, die je over mond en neus dient te bevestigen. Nu weet ik niet of dit de vaste procedure is, maar mijn Speedo-mondmasker was nog nat, harig en rook naar iets tussen een te lang geopende pot augurken en een te kort gebakken cervela. Mijn Speedo-zwembroek was proper en droog. Al deze maatregelen in acht genomen, snap je dat vandaag iets als over het perron huppelen om je trein te halen er nog beschamender uitziet dan het al was toen je nog kon lopen. En probeer na je vaste zondagsrit maar eens met een uitgestreken gezicht een Duvel te bestellen als je twee minuten ervoor nog als iemand uit een Dieter Coppens-programma – eender welk – met ratelende wielen arriveerde. Maar laten we vooral de groep niet vergeten die werkelijk alle respect en geloofwaardigheid is kwijtgeraakt: de triatleten. Tot slot nog een paar andere voorbeelden van hoe de diamantstad de rest van de provincie bij de kroonjuwelen heeft: barbecueën buiten 'A' mag met 30 personen, maar uitsluitend met veganistische vleesvervangers (niemand barbecuet hier nog). Alcohol kopen na 22 uur mag, zolang het Radler, Strongbow en Wittekerke is (niemand drinkt hier nog). En seks buiten het huwelijk is nu écht niet meer toegestaan (niemand sekst hier nog). Masturberen op een op pauze gezet beeld van het journaal met Goedele Wachters kan gelukkig nog ongestraft plaatsvinden. Laat het duidelijk zijn: er is hier veel meer aan de gang dan wat het nieuws je vertelt. Daarom raad ik je ten zeerste aan om niet alles te geloven wat je leest of hoort. Blijf sceptisch, check je bronnen en laat je niet in de maling nemen. Maar vooral, hoed je voor de grote overname van 't Stad. In onze provincie is ze alvast ingezet. De rest mag dan wel parking zijn, maar zoals iedereen met zelfrespect, en dus een auto die geen Nissan Micra is, weet: van parking is er nooit genoeg.

Hans Verhaegen
6 0

Golf Twee

Lap zeg, waren we daar toch net iets te vroeg om de zorgverleners terug als stront te gaan behandelen, zeker? Het was maar een grapje, hoor. Maar het is officieel, COVID maakt een comeback en dat is een probleem. Vooral omdat ik eindelijk van die telkens terugkerende droom verlost was waarin ik met smaak een broodje vleermuis met Bicky-ajuin in m'n gezicht duw, waarna een Chinese versie van Maggie De Block verschijnt – en ik weet zeker dat ze Chinees is, niet doordat haar ogen spleetjes zijn, want tja... Maggie, maar omdat ze bladeren Chinese kool heeft als haar en er noedels uit haar oksels groeien. Oosterse Maggie vertelt me vervolgens met de nodige dramatiek dat er maar één manier is om de wereld te redden: asap alles wat los zit in m'n lichaam er asap uitpersen tot de bloedvaatjes in m'n ogen ervan springen. Aziatische Maggie is net als de gemiddelde marketing manager dol op het woordje asap. Ik volg haar wijze raad en elke keer, vlak nadat ik erin geslaagd ben de mensheid wat bonustijd op deze aardkloot te kopen, word ik wakker. Meestal van m'n wederhelft die kokhalzend de lakens van het bed aan het trekken is. Verder maak ik me niet teveel zorgen over die tweede golf. Oké ik doe dat wel, maar ik probeer mezelf ervan te overtuigen dat het in situaties als deze altijd de idioten zijn die als eerste gaan. En aan idioten hebben we, in tegenstelling tot FFP3-mondmaskers, een eenduidig beleid en vrije Collect&Go-afhaalmomenten, gelukkig nog lang geen gebrek hier. Zo zijn er de idioten die na twee maand nog steeds niet hebben uitgevogeld waarom er pijlen op de voetpaden van onze winkelstraat plakken. Nochtans zou je denken dat die pijlen opvallen als je een winkel buiten wandelt en je hoofd buigt om je mondmasker op de grond te gooien, hetgeen ik de meesten van deze idioten zie doen, in de schaarse momenten dat ze geen sigaret aan het rollen zijn of een blik goedkope namaak-Red Bull opentrekken voor hun achtjarig zoontje met nekmat. Eén keer zag ik er eentje twijfelen en rechtsomkeer maken om verder in de juiste richting te wandelen. Wat later werd duidelijk dat ze haar baby's uit de auto was vergeten te halen. Meervoud, dat las je correct, lieve lezer. Na deze idioten, zijn het ongetwijfeld de letterlijk-nemers-wanneer-het-hen-uitkomt die het de komende maanden weer gezellig druk zullen maken op de COVID-afdeling. De knappe koppen die als de café's om middernacht de deuren dichtdoen voor weken, om 23.52 uur nog uit volle borst Atje voor de Sfeer staan mee te brullen, terwijl hun keelvocht tikkertje speelt met de ventilator aan het plafond. Het wordt pas gevaarlijk vanaf dat de regel ingaat, toch? In deze categorie vind je ook die ongelofelijke konthoofden – je hebt ze zeker al gezien – die enkel het woord 'mond' in mondkapje horen, daardoor vinden dat hun neus er niet bij in moet en er bijgevolg met hun masker op half zeven zo verwaaid bij lopen dat het lijkt alsof ze hun begeleider kwijt zijn. Laten we dus vooral voor mijn gerust gemoed en het jouwe even vergeten dat mijn theorie niet opgaat omdat al deze idioten niet alleen zichzelf, maar ook ons in gevaar brengen met hun acties. Want morgen vertrekken we met het vliegtuig op die hij-had-echt-geen-dag-later-moeten-komen vakantie naar warmere oorden en al dat stressen over idioten zou ons all-in verblijf alleen maar vergallen. We zullen zorgeloos praatjes maken met de andere Belgen aan het zwembad, schouder aan schouder verbroederen met de Nederlanders aan het buffet, en als we terug zijn organiseren we een barbecue voor de godganse familie om hen de foto's van kleine Olivia in de kinderdisco te tonen. En pas dan zullen we ons weer druk maken in die idioten die ervoor zorgen dat de coronacijfers nog altijd de verkeerde richting uitgaan, terwijl wij er verdomme alles voor hebben opgeofferd.

Hans Verhaegen
21 2

Kopzorgen

Nu de teddyberen allemaal terug tussen de mottenballen zitten en we de bruine vlaggen weer wit hebben gewassen alvorens ze op te bergen, kunnen we eindelijk weer met onszelf bezig zijn. En dan nog gunnen die zeurende zorgverlenertjes het ons niet en willen ze meer, met hun constante schreeuwen om aandacht en hun gebedel voor overheidsgeld. Het lef ook. Eerst kunnen ze ons coronaleed met geen enkel medicijn verzachten, moeten wíj heel onze maatschappij omgooien om hun werk behapbaar te houden en staan we er nóg elke avond voor te applaudiseren tot we er blaren van krijgen. Maar 15 minutes of fame smaakten naar meer. En nu we allemaal terug onze eigen problemen kunnen aanpakken, kunnen die mediageile verpleegstertjes het niet laten om nog een portie spotlight te eisen. Toch is er goed nieuws. Twee dagen geleden hoorde ik op het nieuws dat ze hun opslag krijgen. Hopelijk bespaart dat ons ervan dat ze wanhopig naar aandacht blijven hengelen, bijvoorbeeld door massaal deel te nemen aan Blokken, The Voice van Vlaanderen en De Mol. Zo'n verwijfd verplegertje dat op witte Crocs door de Mexicaanse woestijn huppelt zou het misschien goed doen qua entertainmentwaarde, maar we weten allemaal dat je nog sneller een potje schaken verliest van een alpaca dan dat een verpleger een puzzel van Gilles De Coster oplost. Je moet die alpaca's echt niet onderschatten. Maar genoeg over de zorgsector, terug naar ónze zorgen. Eén van de problemen waar we ons opnieuw elke dag het hoofd over moeten breken is wat we in vredesnaam weer gaan eten morgen. Daar was in volle lockdown geen sprake van. Toen aten we wat er nog in het winkelrek lag. De mentale rust dat dat met zich meebracht, was onbeschrijflijk. Oké, een pak rijst kostte je al snel meer dan een pallet door civetkatten uitgescheten koffiebonen, maar toch. Niemand durfde te klagen, want je wist dat wie voor jou boodschappen had gedaan, zijn of haar leven had geriskeerd voor dat laatste pak pasta in de Colruyt. Tenzij je natuurlijk in het ziekenhuis lag. Dan moest je het doen met wat de wandelende face shields je voorschotelden en had je alle reden tot klagen. De ziekenhuiskost was namelijk nog ranziger dan anders, want koken kunnen die verplegers sowieso al niet en naar het schijnt hadden ze het druk met andere zaken. Ja, zo maar één probleem hebben in het leven, onszelf gezellig zitten vervelen thuis, heerlijk lege straten, met in de verste verte geen grijspaars gecoiffeerde dinosaurussen en hun portemonnees vol ros geld om het begrip traagheid naar een hoger niveau te tillen door gepast te willen betalen, zorgverleners die zich nog geen goden waanden ... Ik durf bekennen dat ik soms met weemoed naar die lockdown terugkijk. Al geef ik toe dat zaken als jezelf van de wereld zuipen in een café vol steeds knapper wordende vrouwen ook z'n plek in onze maatschappij verdient. Dat deed ik gisteren nog eens en ik kan je zeggen dat ik geen greintje dankbaarheid voelde voor de ambulanciers die mijn maag aan het leegpompen waren, nu ik weet dat ze allemaal op slag miljonair zijn geworden. Laat ze maar werken voor hun fortuin, ik heb m'n eigen kopzorgen. Ik weet godverdomme nog niet eens wat ik morgen weer van eten moet maken.

Hans Verhaegen
32 0

Privileges

Het heeft me meer tijd gekost dan anders om dit te schrijven. Omdat ik niks verkeerd wil zeggen. Omdat ik geen domme dingen wil schrijven uit onwetendheid vanuit m'n eigen achtergrond. Maar ik moet het wel eens gezegd hebben. Want ik hoor nog veel te vaak 'ik ben geen racist, maar'. En gewoon zwijgen en er het mijne van denken begint meer en meer aan te voelen als medeplichtigheid. Ik kom uit een blank vierkoppig gezin waarbij m'n vader een fabrieksarbeider was, m'n moeder een onderbetaalde kuisvrouw. Rijk waren we dus niet, maar arm evenmin. We gingen niet op reis naar de Côte d'Azur of de Costa del Sol, maar aan de kust van Domburg smaakte het water even zout en waren de frieten even slecht gebakken. Ondanks het prijskaartje hebben mijn broer en ik de kans gekregen om universitaire studies te doen. Een van ons twee heeft z'n opleiding van 9 jaar met succes afgerond. De ondankbare, overjaarse puber van de twee verspilde een kostelijk jaar in Leuven, gaf z'n tweede poging op hogeschool op na 2 jaar, om – derde keer, goeie keer – toch nog een bachelor binnen te harken. We laten even in het midden wie wie is. Wat ik wil zeggen is dat ik nooit overvloedige rijkdom ervaren heb, maar alle kansen gekregen heb in m'n leven die ik kon wensen. En zo goed als iedereen in mijn directe omgeving kan hetzelfde zeggen. Misschien is het daarom voor velen zo moeilijk om zich voor te stellen dat niet iedereen die luxe heeft gehad. Dat sommigen hier nog voor ze hun eerste stapje zetten al een stempel op het hoofd hebben voor de rest van hun leven, of ze nu al derde generatie Belg zijn of niet. Dat sommigen hier keihard werken om een toekomst op te bouwen en nog als profiteurs worden afgeschilderd. Dat iemand met een andere kleur, accent of cultuur wel goed genoeg is om één dag na je bestelling dure, overbodige spullen aan je voordeur te komen afgeven, maar niet goed genoeg om in je straat te wonen. Blijkbaar zorgt dat veilige leventje van velen van ons ervoor dat maar weinigen zich kunnen voorstellen hoe het moet zijn om níét elke dag van je tijd op deze aardbol gerust te zijn dat je basisbehoeften zonder problemen vervuld worden. Kom dus alsjeblief niet af met dat 'all lives matter'-argument dat jou doet overkomen als een eindeloos vat van empathie voor alles wat leeft. Zoiets zeggen is hetzelfde als geen enkel goed doel steunen omdat je vindt dat álle goede doelen steun verdienen. En ondertussen níks bijdragen aan verandering. Doen alle levens ertoe? Natuurlijk. Maar daar gaat het hier niet over. Als je echt zo meelevend zou zijn als je beweert, besef je dat het er hier om draait dat bepaalde levens er doorheen de geschiedenis altijd minder toe hebben gedaan dan andere. Bewust, door toedoen van andere, gepriviligeerde groepen. En dat dat dringend moet veranderen. Dus stop met je bedreigd te voelen. Met bang te zijn dat iemand jouw comfortabel leventje komt inperken. Dat iemand beslag komt leggen op je bedrijfswagen, je job of je huis. En stop met een enorm belangrijk moment af te nemen van mensen die al eeuwen systematisch worden gediscrimineerd, nu ze eindelijk eens gehoord lijken te worden. En de volgende keer dat je van plan bent om te zeggen 'ik ben geen racist, maar', vervang dat dan alsjeblief eens door 'ik besef dat ik het als witte middenklasser al mijn hele leven als vanzelfsprekend beschouw dat ik niet moet wakkerliggen van eten of een dak boven m'n hoofd, dat ik niet bang ben als ik politie zie passeren, dat een appartement niet plots verhuurd is nadat ik mijn naam heb gezegd aan de telefoon, dat ik het hartverscheurend zou vinden moest mijn kind of kleindkind zonder reden slechter behandeld worden dan de rest, maar ...' Wie weet voel je geen behoefte meer om je zin af te maken en bespaart dat ons weer een ongemakkelijke situatie waarin het kiezen is tussen een lange discussie vermijden of de ballen hebben om je te wijzen op het feit dat je met je vooroordelen wél een racist bent. Bij deze ga ik er eindelijk mee beginnen om voor dat laatste te opteren.

Hans Verhaegen
25 0

Leopoldheisa

Zijn we nu nog altijd over de standbeelden van Leopold II bezig? Ik dacht dat dit niemendalletje na een week wel uit de nieuwsberichten zou verdwijnen om plaats te maken voor echt nieuws over standbeelden. Zoals Dries Van Langenhove, die gespot werd in het Citadelpark, waar hij achter het standbeeld van de vechtende tijgers door twee kolossale zwarte piemels, respectievelijk in z'n anus en z'n mond getijgerd werd. Ontspoorde scoutsleiders hebben ook recht op hun pikante fantasietjes, denk ik dan, ware het niet dat de veiligheidsraad deze week duidelijk gezegd heeft dat seks in de parken pas terug mag vanaf juli en alleen wanneer je de 1,5-meter-afstandsregel respecteert. (Vlaanderens favoriete fils-à-papa beriep zich zoals altijd op het fake news-argument en bleef volhouden dat die gedroogde plek in z’n mondhoek skyr was.) Soit, gezien mijn miljoenen lezers me blijven bombarderen met vragen over wat ik van die Leopoldgekte vind, zal ik hier mijn mening delen. Ik was op de hoogte van de verschillende verwezenlijkingen en “successen” van het Leopold-gezelschap, maar ik wist eerlijk gezegd niets van standbeelden en ik kan heel goed begrijpen dat dat mensen tegen de borst stoot. Ook voor mij is dat erover. Geen enkele stad gaat architecturale prijzen winnen door zo'n opgeblazen kikker als Patje Krimson in het brons op de Grote Markt te verankeren. En wat heeft Erik Goossens buiten z'n verdiensten als frontman, z'n rol in Familie en het presenteren van Kan Dit?! gedaan dat hij de eeuwige roem waardig is? Om maar te zwijgen van de drummer, waarbij zelfs niemand ooit de moeite heeft genomen om die knul z’n naam te vragen. En dan is er de hele geschiedenis met de uitbuiting, de slavernij, de handhakkwestie, de verkrachtingen ... We gaan er niet onnozel over doen. Ja, de heren hebben ons uitgebuit door ons kutsingle na kutsingle te doen kopen voor 200 frank in de platenzaak. Ja, het gruwelijke synthesizerwerk van Patrick Claesen rechtvaardigde ons om de man z’n handen af te hakken en het wringt nog altijd dat we dat niet hebben gedaan voor het kwaad was geschied. Ja, het nummer Volle Maan, hun cover van de hit Maid of Orleans, was een van de ergste verkrachtingen ooit, die we als volk keer op keer moesten ondergaan telkens wanneer het op de radio gedraaid werd. En ja, er moesten lijfstraffen staan op nummers maken met titels als Vergeet-mij-nietje. Niemand zal ontkennen dat er bloed heeft gevloeid, en dat uit menige oren. Maar om hen nu echt enkele miljoenen doden in de schoenen te schuiven… Zeg nu zelf, gaat dat niet een beetje te ver? Wat mij nog het hardst stoort is het erbarmelijke niveau van de Belgische nieuwssites. Tegenwoordig schrijft één krant een artikel en de rest kopieert. Wat is er gebeurd met kwaliteitsjournalistiek? Onderzoek doen en feiten checken? Alle media blijven maar berichten over Leopold II, terwijl ik er altijd zeker van geweest ben dat de groepsnaam Leopold 3 was. En dan schrikken ze ervan dat Dries Van Langenhove zo makkelijk wegkomt met z'n fake news-excuus. Was de muziek van Leopold een zwarte bladzijde in de geschiedenis van België? Absoluut. Was de reünie in 2010 een slag in het gezicht van iedereen die nog steeds vecht met de herinneringen aan hoe de groep ons in de vorige eeuw geterroriseerd heeft? Daar valt allemaal iets voor te zeggen, ja. Maar heel deze historie ligt ondertussen zo ver achter ons, dat het nutteloos is om hier nog energie aan te verspillen. Het was een andere tijd. Daarom vraag ik jullie om de standbeelden van Erik Goossens, Pat Krimson en de drummer waarvan niemand de naam weet gerust te laten. Het feit dat hun nummers op de streamingdiensten staan, maar we al jaren gezamenlijk doen alsof ze er niet zijn, lijkt me een voldoende zware straf voor dit koninklijke gezelschap en hun historische wandaden.

Hans Verhaegen
10 0

Hatsjoem

Nu die andere genadeloze ziekte, hooikoorts, terug in het land is en ik mezelf dagelijks een whiplash in m'n elleboogholtes nies, durf ik al helemaal m'n kot niet meer uit te komen. In deze tijd krijg je minder vuile blikken wanneer je in niks dan een Bumbamasker en Birkenstocks door Planckendael wandelt, dan wanneer je in het openbaar aan je neusprikkels toegeeft. En ik kan het weten. Deze week ging ik naar de brievenbus en kon ik, ondanks de uitvoerige gelaatsgymnastiek, een krachtige hatsjaowhizazz toch niet onderdrukken. Ik had dan wel een mondmasker op, maar dat weerhield de buurman uit het appartementsblok verderop er niet van om onmiddellijk de politie te verwittigen. Ik wens je in de weinige jaren die je nog resten een hardnekkige pollenallergie toe, Maurice. Ja, bovenop je prostaatkanker, Maurice. Noem me harteloos. De vrienden in het blauw maakten meteen rechtsomkeer toen ze zagen dat ik blank was. Dus begaf ik me terug naar binnen en dat is waar ik nog altijd het meest van de tijd zit. Te niezen, schrijven, lezen, dwangmatig bomen te schudden in Animal Crossing en mezelf zes keer per dag af te beren als een halvezool. Vier keer voor de seks en twee erna. Af en toe kan ik echter niet anders dan de cocon te verlaten en dan besef je dat je daarbuiten, zoals Michael Van Peel het ooit zei, nog altijd door je medemens in het gezicht wordt geswaffeld alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Zo kon ik er niet onderuit dat m'n auto naar de keuring moest. Dus stuurde ik hem eerst langs de garage voor een keuringcheck en een groot onderhoud. 700 euro – m'n garagist had me op het hart gedrukt dat zo'n dubbel flapdrolventieltje écht de officiële naam is en het écht overal € 360 kost – en een weekend later rij ik naar de autokeuring, waar men mij vertelt dat mijn achterbanden aan het scheuren zijn en dat zoiets goed is om mezelf klapbandsgewijs naar de eeuwige jachtvelden te katapulteren. Nog een geluk dat ik een dag ervoor niet een paar uur tegen 120 km/u over de autosnelweg aan het vlammen was. Oh, vergat ik te vertellen dat ik dit weekend een paar uur met een vijfkoppige bubbel tegen 120 over de autosnelweg aan het vlammen was? Wie mij kent, weet natuurlijk van mijn grenzeloze assertiviteit en kan al raden wat er zich daar in die Hyundai-garage heeft afgespeeld. Geloof me, de man aan het onthaal is er nog niet goed van. Terwijl ik me voor de derde keer stond te verontschuldigen voor het extra werk dat ze ertussen moesten nemen met m'n banden, voelde ik een niesbui opkomen. En ik was zó stoutmoedig, dat ik de natuur gewoon volledig z'n gang heb laten gaan, zonder excuses of iets. De man durfde zelfs niet anders dan 'gezondheid' te zeggen. Lesje geleerd, denk ik dan. Cynisch als ik ben, kon ik het thuis toch niet laten om dat dubbele flapdrolventieltje nog eens even op te zoeken. En natuurlijk klopte m'n voorgevoel. Ook daar was ik serieus in m'n gelaat gepiemelklapt. Je kan dat onderdeel gewoon op Amazon bestellen voor € 40, verzendkosten inbegrepen! Ik heb getierd, gehuild, geschreeuwd, gemasturbeerd en geniesd. Want als er één ding is waar ik écht allergisch voor ben, dan zijn het leugenaars. En dan te denken dat ik dat allemaal had kunnen voorkomen door gewoon in m’n kot te blijven zitten.

Hans Verhaegen
10 0

Ambras in de Action

Nu we allemaal terug wat meer buitenkomen wordt het pijnlijk duidelijk dat de gemiddelde Vlaming geen fluit begrijpt van wat hij nu eigenlijk nog mag, moet en vooral niet moet doen. Dat ligt mogelijk aan het feit dat de regels voor scholen alleen al op een gemiddelde dag vijf keer veranderen. Geen mens weet nog naar wie hij moet luisteren. Is het Weyts of Vlieghe? Van Ranst of De Block? En zij die het wel weten en het woord van Wilmès als wet aanvaarden, snappen dan weer geen jota van de woorden waarmee onze premier elke persconferentie opnieuw Nederlandse zinnen bij elkaar probeert te MacGyveren. Dat alles maakt dat Jan met de Pet en Josfin met de Voorschoot vandaag ofwel extreem laks ofwel overdreven rigide zijn in het naleven van de regeltjes. Het bewijs daarvan zag ik deze week nog met eigen ogen aan de kassa van de Action in Aarschot. Voor ik je kwijt ben: ja, ik weet wat je denkt. 'Een steekproef doen van de mentale capaciteit van de Vlaamse medemens? In de Action? Van Aarschot?!' Ik geef toe dat dat vergelijkbaar is met een chimpansee de bouwplannen van de Burj Khalifa geven en teleurgesteld zijn wanneer je een week later alleen een lachende aap in een betonmolen ziet schijten. Doch, geef de Aarschotse Actionbezoeker wat krediet. Toch zeker de jonge vrouw die proper gehandschoend en gemondmaskerd voor mij stond en volkomen onschuldig haar eigen business aan het minden was. Ondanks die voorzorgen vond de opgetutte regelnicht vóór haar dat de jongedame zelfs met een winkelkarlengte tussen hen in toch nog te dicht stond. Dat weet ik omdat ze bijna riep: 'Zo'n kar is geen anderhalve meter, hè! Je zou nu toch denken dat jullie het na zoveel weken wel snapten.' De niemand besmettende dertiger werd uit haar dagdroom gerukt en stond er sprakeloos bij, verwonderd over hoe ze deze vrouw in stilstand toch nog spreekwoordelijk tegen haar kar gereden had. De oplettende lezer heeft al even door dat dit verhaal niet helemaal klopt, omdat ik natuurlijk te rijk ben om in de Action te winkelen. Het was in werkelijkheid aan de kassa van de Carrefour, waar deze kortpittig geknipte dwarsligger duidelijk niet doorhad dat je door luid, geënerveerd te roepen veel meer speekseldruppeltjes en gevaar de wereld instuurt dan iemand die zwijgend met een mondmasker op een volledig winkelwagentje achter je staat te wachten. Mijn voorbuur opperde beleefder dan nodig dat ze geen recht van spreken had door zo op 50 cm van de kassierster te staan roepen zonder mondmasker op. Maar de karkankeraar bleef tekeergaan. Op den duur was ik zelf zo koleirig – er is niets dat me kwader maakt dan onrecht tegen jonge, aantrekkelijke vrouwen – dat ik riep: ‘Wat is dat hier, zeg? Stop eens met ruzie zoeken, speekselsproeiende coronafontein. Moest de dame voor mij niet zo knap, welriekend en nuchter zijn, zou ik denken dat ik hier in de Action stond!’ Of iemand me verstaan heeft is me nog altijd niet duidelijk, want ik winkel vandaag nog uitsluitend in een hazmatpak. Hoe dan ook hoepelde de afstandspolitie vloekend op, waarna de gemondmaskerde schone en ik al snel beslisten bubbels te vermengen om tot in de vroege uurtjes elkaars huidhonger meerdere malen te stillen. Bij deze dus een tip voor onze regering wanneer binnenkort de tweede golf van het virus onze planeet overspoelt: als je wil dat iedereen de regels naleeft, zonder overdrijvers enerzijds en onverschilligen anderzijds, gebruik dan eenduidige communicatie, straf politiekers af die solo rijden – ik kijk naar niemand, Ben – en probeer ervoor te zorgen dat we bij versoepelingen geen master in de wiskunde moeten hebben om te achterhalen hoeveel personen we in onze bubbel kunnen toevoegen als die ook nog meer dan 0 andere familieleden of vrienden willen zien.

Hans Verhaegen
40 2

Huidhonger

Ik pak er niet graag mee uit, zeker niet nu ze zich alle drie in de annalen (gaaay!) der Bekende Vlamingschap hebben laten optekenen, maar het is zo dat Marc Van Ranst, Erika Vlieghe en Steven Van Gucht al jaren goede makkers van me zijn. En wat dan nog, denk je nu. Zo’n saaie expertjes, daar beleef je toch in geen honderd jaar wat noemenswaardigs mee. Het wildste wat die al gedaan hebben is een boek te laat binnenbrengen in de bib. In dat geval kan ik alleen maar zeggen dat jij duidelijk de Ranstbeer, Vliegerke en de Van Gucht niet kent zoals ik. Marcus Auransius, Homo Sapiens Sapiens Sapiens Vanransticus (gaaay!), Maurice Van Ranzigem ... Vlaanderens meest geliefde virusvirtuoos verwierf al vele bijnamen tijdens onze vriendschap. De heerser slaagt er dan ook in om zichzelf om de paar jaar volledig heruit te vinden én te excelleren in alles waar hij z’n zinnen op zet. Zo leerde ik hem kennen in '98 toen hij McBlaffy, onze hond, een beurt gaf in De Woeffalize, zijn razend populaire hondenkapsalon in Houffalize. Amper 2 jaar later stond ik in de tribunes te applaudisseren toen hij het Belgisch Kampioenschap Ritmische Gymnastiek verpúlverde met zijn Titanic-act. Daarna trok hij naar Zweden om er de eerste vegan slagerij van Europa te openen. En ook nu weer gaat hij – excuses – viraal met zijn carrière als viroloog. De Ranstbeer is de Beyoncé van België en mag daar trots op zijn. Maar Erika is me der ook eentje, hoor. Weinig mensen herinneren het zich nog, maar onze Chef Experts deed al eerder een worp naar de bekendheid toen ze in 2003 met haar partner Jordy deelnam aan Temptation Island. Vanaf dag 1 hadden de mannelijke verleiders hun pijlen gericht op de charismatische Erika, maar dat was buiten haar Bijbelse loyaliteit gerekend. Elke avond lagen de roofdieren geduldig te wachten tot Vliegerke voldoende lazarus zou zijn om er diep onkuise dingen mee te doen. Een slimme tactiek, ware het niet dat Erika de lever heeft van een neushoorn en iedereen met gemak onder tafel zuipt. Nooit liet de crew meer helikopters met kisten Bacardi Breezer, Smirnoff Ice en Vodka Rouge aanrukken dan toen. En na een week werden de weinige verleiders die zich nog niet aan elkaar hadden vergrepen afgevoerd terwijl het teelvocht onophoudelijk uit hun ogen spoot. Het andere eiland was andere koek. Tijdens de finale bleek dat de West-Vlaamse Jordy gewuun etwa onskuldig ‘ad lihh’n veuhel’n met alles van verleidsters tot resortpersoneel en cameraploeg toe. En zo werd Vliegerke op slag single en leerde ik haar kennen in de Carré, waar zij de laatste acte de présence van haar contract afrondde en waar ik en Flashdance Van Ranst destijds in een kooi stonden te dansen voor grof geld. En dan is er nog het alfamannetje van ons kwartet. De Van Gucht is het type dat een café binnenkomt, na 20 minuten iedereen bij naam kent en voor de rest van de avond high fivend de polonaise trekt. En een macho dat het geen naam heeft. Als je tegen de Van Gucht zegt: wedden dat jij de eigenares van die D-cup haar nummer niet kan scoren voor middernacht, dan mag je er zeker van zijn dat hij ze om half elf in grand écart op z’n capot ligt suf te pompen terwijl haar minder knappe vriendin hem tussendoor gulzig van fellatio voorziet. Elke keer weer lachen we ons kreupel met Don Juan Van Gucci. Vliegerke vaak wat groener, omdat ze net als alle vrouwen in zijn omgeving vroeger nog iets met Steven gehad heeft. Gisteren zaten we met vier in een Brusselse kroeg – privileges voor experten en hun vrienden, neem het mij niet kwalijk – aan een schuimende La Chouffe van ’t vat te lurken, wanneer de Van Gucht plots zegt: Godverdomme, mannen, huidhonger! Huidhonger dat ik heb tegenwoordig! Ik zweer het, op weg naar hier zag ik een twintigjarige in tennisoutfit voorbijlopen en voor ik het wist, had ik al geroepen: ‘Hey, sappig kutje! Kom maar trainen met de ballen van papa Gucci hier. Ik zie wel dat het handvat van je racket nog nat is, hoor. Kleine hoer!’ Erika schuifelt wat ongemakkelijk over haar stoel en giechelt. ‘Da’s perfect begrijpbaar, hè Steven,’ zegt Marc, ‘je moet je daar niet slecht over voelen. Zo'n goeie knuffel geven, mensen missen dat.’ ‘Ja, maar knuffelen is het niet’, antwoordt Steven. ‘Ik wil echt iemand hersendood penetreren. Gisteren kreeg ik een joekel van een stijve toen ik in het 7 uur journaal tegenover Martine Tanghe zat en haar druk in de weer zag met het scrolwiel van haar muis. En normaal walg ik van muizen. Die dingen zijn als Bobbejaanland voor bacterieën.’ Even is het stil, alsof iedereen de woorden van Steven wil laten bezinken. Tot de Ranstbeer dat vermoeden volledig van tafel veegt door een surreëel luide boer te laten. Erika verslikt zich bijna van het lachen en gaat er vervolgens over met een driedubbele knaller. De Van Gucht lijkt even teleurgesteld, maar de macho in hem neemt het al snel over en brengt dan een exemplaar ten berde dat de enkele beglazing van het café secondelang doet nadaveren. Ik laat met moeite een miniboertje, want ik ben geen fan van makkelijke, platvloerse humor en we lachen er allemaal om, al lees ik in de ogen van Steven dat hij zich afvraagt of z'n vrienden hem eigenlijk serieus nemen. En zo zie je maar, onze experten zijn ook gewoon mensen zoals jij en ik. Het zijn schepsels die, naast de nadelen van de crisis die iedereen ervaart, permanent onder stress staan omdat ze knopen doorhakken die de dood van duizenden tot gevolg kunnen hebben. Denk daar alsjeblief even aan de volgende keer dat m'n kameraad Steven je wild gesticulerend uitnodigt om op z'n gezicht te komen zitten, omdat hij 'hetzelfde wil doen met jou als jij met dat smeltende ijsje in je hand'.

Hans Verhaegen
41 0
Tip

Brief aan de buitenkomers

Als je mij twee maand geleden had gezegd dat er een moment zou komen waarop de mensheid mijn bloeddruk nog harder de hoogte in zou jagen dan reeds het geval was, had ik je verteld dat dat onmogelijk was. Het begon nochtans allemaal zo schoon. Toen de eerste paar longen het begaven in ziekenhuizen waarvan we ons de binnenkant voor de geest konden halen zonder camerabeelden, sijpelde het stilaan door tot in de meeste huiskamers, of er nu glazen wijn, blikken bier of flesjes River-cola op de salontafel stonden. Niemand zou onveranderd blijven door deze dreiging. Hoe contradictorisch ook, dit ding zou ons, door mensen weg te rukken, harder dan ooit verbinden met elkaar. Dus we hingen vlaggen uit voor de zorgverleners, die we hiervoor misschien nooit voldoende naar waarde geschat hadden. En we zetten beertjes voor ons raam om de kinderen, én – geef maar toe – volwassenen, toch even aan iets anders te laten denken. En een tijdje voelde het aan alsof het EK al begonnen was en we met 11 miljoen allemaal voor hetzelfde team supporterden. Ik weet dat ik niet de makkelijkste mens ben om je rond te bewegen. Ik maak me druk om dingen die anderen niet opmerken. Ik erger mij kapot aan mensen die hun gsm niet op stil zetten, waardoor ik elke toetsaanslag, elke Instagramstory en elk binnenkomend bericht mee moet ondergaan. Ik stoor me mateloos aan mensen die de pijlen in de Colruyt niet volgen, maar doen alsof jíj́ hen de weg verspert. En ik wil mijn haar uittrekken elke avond wanneer dat nerveuze ventje op de trein de twee vrije stoelen voor me negeert en naast mij komt zitten – hij wordt misselijk van tegen de richting in te rijden – om dan z'n krant op het tafeltje vlak voor mij – míj́n tafeltje, waar míj́n iPad staat! – te leggen, vervolgens z'n dagelijkse stuk fruit – een overrijpe banaan – begint weg te smakken, tussendoor z'n zenuwtrekjes kucht, in zichzelf praat en mij minstens vijf keer per rit met z'n knie of elleboog aanraakt, ook nadat hij onhandig over mijn benen naar het vuilbakje heeft gereikt om er zo de stank van de bananenschil voor de rest van de reis in mijn neusgaten te parkeren. Misschien is dat de hoogsensitiviteit. Misschien mijn slechte concentratievermogen. Of misschien ben ik gewoon een onverdraagzame eikel. Mijn conclusie is dat andere mensen gewoon onnoemelijk irritant zijn. Het was dan ook een verrassend aangename ervaring om eerst twee weken in quarantaine thuis te zitten en de dagen dat de griepsymptomen verzwakt waren, in alle rust te lezen, Netflixen en ongestoord introvert te kunnen zijn. Toen ik terug buiten mocht, leek ook de buitenwereld een vredigere plek dan dat ik me haar herinnerde. Motorgeluiden hadden plaatsgemaakt voor vogelgezang. Verkeerslichten aan het drukste kruispunt van de buurt veranderden van kleur zonder getuigen. Mensen wandelden en fietsten rond alsof de auto een futuristisch speeltje voor de allerrijksten was, wat, hoewel ik in Heist-op-den-Berg woon, ervoor toch anders was. En dan begon het. Al snel bleek dat elke Belg een hiervoor nooit ontgonnen passie voor wandelen, lopen en fietsen in zich droeg. Ik wil niet weten hoeveel niet-essentiële verplaatsingen er de laatste weken bij mekaar 'gesport' zijn. We moeten allemaal in ons kot blijven en er was nog nooit zoveel volk op de been. Sweet, sweet irony. Maar goed, we moeten mentaal gezond blijven en fysieke inspanning kan dat alleen maar bevorderen. Tot daar ben ik akkoord. Maar sommigen snappen het blijkbaar nog altijd niet. Zo leerde ik in de tijd uit m'n kot dat de 1,5-meter-afstandsregel blijkbaar niet geldt voor fietsers. Het maximum aantal dat in de broodjeszaak tegelijk binnen mag, telt niet voor die flapdrol die elke week z'n twee broodjes op voorhand bestelt. Met een ander koppel op je dakterras barbecueën mag, zolang je onze achterburen bent. Vorig weekend nog, wandelde ik langs een achtertuin waar zes mensen lustig aan het buurtfeesten waren, de glazen cava nog op tafel. Om maar te zwijgen van de vierkoppige groepjes wielrenners. Zelfs als ik rondkijk in m'n straat zie ik hier voordeuren vlotjes opengaan en mensen binnenlaten alsof het 2019 is. Als dat allemaal gezinnen zijn, is polygamie duidelijk een pak meer mainstream dan ik dacht. Ik begrijp het, hoor. Het is niet fijn om je aan opgelegde regeltjes van wereldvreemde grootverdieners in kostuums of experten in V-halstruien te moeten houden. Zeker als we daarvoor moeten inboeten aan onze oh zo vanzelfsprekende vrijheden. Maar het gaat hier nog altijd létterlijk om levens. Kunnen we dus alsjeblief nog even doen alsof er een virus onder de mensen hangt dat al 7.500 slachtoffers eiste en dat opnieuw zal doen als wij te eigenzinnig zijn om onze dagdagelijkse futiliteiten ervoor te laten? Ik snap dat je 't niet voor mij doet. Maar doe het dan voor je ouders. Voor je grootouders. Voor je kinderen in het derde, vierde en vijfde leerjaar die hun vrienden ook de komende weken nog zullen blijven missen. Voor je kleinkinderen. Doe het voor de zorgverleners die al zeven weken hun leven op het spel zetten in de meest traumatische omstandigheden die ze ooit beleefden. Voor de koerier die jou tegenwoordig voorziet van zowat álles, en je de eerste week wc-papier bracht omdat elke winkelbezoeker permanente diarree verwachtte te krijgen. Doe het voor de horeca-uitbaters die kortademig worden als ze naar hun omzet en hun vaste kosten kijken. Doe het gewoon. Dan kunnen we binnenkort allemaal onze familie nog 'ns vastpakken. En dan kan ik mij terug dood ergeren aan dat nerveuze ventje op de trein, omdat er geen grotere, levensbedreigende problemen zijn om mij mee bezig te houden.

Hans Verhaegen
165 6

Kot-misselijk

Zullen we het voor de verandering nog eens over corona hebben? Voor hen die geen nieuws volgen, COVID-19 is dat griepje waarbij een paar weken geleden hoop en al een koppel gepensioneerden het leven zou laten, maar waarvoor de politie gisteren bruusk remmend je voortuin kwam omploegen omdat jij en je man er nietsvermoedend onder een parasol zaten te wiezen met tante Lizette en nonkel Fons. Dat tante Lizette het op een asociale dag al moeilijk heeft om zelfs maar 15 cm afstand te bewaren en dat nonkel Fons door een zenuwtrek om de 5 seconden hoest, waarbij hij ongelukkig genoeg vergeet z’n hand, elleboog of eender welk ander lichaamsdeel voor zijn mond te houden, maakte jullie zaak er natuurlijk niet sterker op bij de vrienden in blauw. Het zijn rare tijden. En hoewel ik, een hoogsensitieve, sociaal gehandicapte introvert, het menselijk contact minder mis dan al die aperotime-gezelligheidsdieren die elke dag anxious as fuck hun 17 vaste FaceTime-gesprekken in de planning proberen te proppen, zijn er toch enkele dingen die ook mij ontbreken in dit ongeziene tijdperk. Zo mis ik het bijvoorbeeld enorm om mensen in het gezicht te spuwen, een activiteit die ik voordien bijna dagelijks beoefende. Neem het van mij aan, een goed geplaatste rochel kan wonderen doen om je punt duidelijk te maken. Zo zette ik het onweerlegbare fluim-argument in wanneer de Brusselse barista zijn prijzen weer eens had verhoogd. Ik geef met plezier 11,30 euro aan een koffie, maar 11,40 euro, daar schraap ik mijn keel al eens voor. Hetzelfde wanneer de postbode mijn pakje een dag later dan gepland aflevert. In your face, lamzak! Twee keer als hij me ook nog eens vraagt of ik een pakje aan de buren kan geven. En – mijn speekselproductie gaat al in overdrive als ik er nog maar aan denk – telkens wanneer er een peuter met dat typische zelfingenomen smoeltje passeert omdat het zo’n stom kinderzonnebrilletje draagt. Verder verlang ik met weemoed naar de eerste helft van het begrip vrije tijd. Vroeger vulde je die tijd in zoals jij het wou. Vandaag zorgt de sociale druk er echter voor dat je keuze beperkt is tot drie bezigheden. Ofwel probeer je bij te blijven en binge je zo snel mogelijk elke aflevering van elk seizoen van de 30 Netflixseries die je dagelijks langs alle kanten worden aangeraden. Want ja, ironisch genoeg zijn het bij deze apocalyps niet de wezens buiten, maar de gezonde binnenzitters die de zombies zijn. Doe je dat Netflixen niet, zo vertellen de sociale media mij, dan kan het maar beter zijn omdat je aan het leren bent hoe je voor de kids een trampoline maakt van in mekaar gevlochten petflessen, twijgjes en paardenhaar. Self improvement, noemen ze dat. Ik dacht dat naar perfecte levens kijken op The Gram al zwaar was vóór de lockdown, vandaag krijg ik een plaatsvervangende burnout als ik zie hoe overdreven productief sommige mensen hun tijd invullen. Ik heb mezelf ondertussen dan ook maar de choreografie van elk M-Kids-nummer aangeleerd. Ik volgde het webinar What Women Want van Jeff Hoeyberghs. En ik verwijderde voor de eerste keer in m’n leven, met door YouTube geïnspireerde groene vingers, de planten die de hele zijgevel van ons huis hadden geclaimd. Oh en, omdat ook ik m’n steentje wil bijdragen, maakte ik voor de zorgverleners in m’n omgeving al enkele honderden mondmaskers uit klimop. Als je ook met nieuwe dingen leren je dagen niet vult, dan gaan mensen zich pas écht vragen stellen. Je enige excuus is in dat geval – tenzij je je 17 videocalls aan het afwerken bent – de derde en laatste optie: dat je je dagelijks zó aan het murwsporten bent om er tegen de grote exit uit te zien alsof je je aan het voorbereiden bent geweest om de hoofdrol in Rundskop 2: Return of the Rundsballs te vertolken. En dan hebben we ten slotte nog de negatieve impact op ons dagdagelijkse werkleven. Inderdaad, wat ik, net als iedereen, het hardst mis, is de seks met de collega’s. Zowat aan jezelf zitten tijdens de middagpauze en aan de webcam beloven dat je je vrouw binnenkort gaat verlaten, voelt toch niet helemaal hetzelfde aan als in real life. Echter, goede huisvaders als we zijn, bijten we op de tanden en houden we ons plichtsbewust aan de maatregelen. Enkel zo winnen we de strijd tegen dit verdomde virus en kunnen we binnenkort weer zoals voorheen op eender wie kruipen, zonder angst om er meer dan een paar levens mee te verwoesten. Sterk blijven is de boodschap, vrienden.

Hans Verhaegen
24 0

Verlegen piemels

‘Bij u wilt het ook niet komen precies, hè?’ zegt de man naast me, met wie ik al drie minuten een stilte deel die ongemakkelijker wordt met de seconde. Het is bijna onmogelijk om het je nog voor te stellen, maar er was een tijd dat mannen op openbare plaatsen¹ naar het toilet gingen en zo met twee of meer op nog geen meter van elkaar urinerend de ruimte vulden. Het was in de tijd dat we nog allemaal geld verdienden op een plek die we het werk² noemden. De dagen dat we elkaar nog in de ogen in plaats van in de camera keken. Dat we aten op de plaatsen waar je eten afhaalt. En dat we geflatteerd waren door de blik van mooie mensen op café³ omdat we hen nog niet bekeken als huiveringwekkende, virusverstuivende moordmachines.  ’Insinueer je dat ik naar hier kom omdat ik geil word van naast mannen met een ontblote penis te staan, ofzo?’De man schrikt een beetje en verontschuldigt zich.‘Dat was een grapje’, zeg ik. ‘Hans. Aangenaam. Ik zou je een hand willen geven⁴, maar ja…’ Het gezicht van de man ontspant zich. Ik zie hem glimlachen vanuit m’n ooghoek.‘Marcel. Het genoegen is geheel aan mijn kant, Hans.’ zegt hij. ‘Zonder insinuaties.’Ik grinnik. Ondertussen wachten onze urinoirs nog altijd geduldig op de eerste druppel.  ‘Ik weet niet wat het pijnlijkst is, de stilte van hier naast elkaar te staan en als een vuile gluurder over te komen, of de pijn van m’n blaas die elk moment gaat exploderen van zo dringend te moeten.’ zeg ik.‘Paruresis’, zegt Marcel.‘Excuseer?’‘Paruresis,’ herhaalt hij, ‘dat is de wetenschappelijke naam voor ons probleem hier, het niet kunnen plassen wanneer er iemand in uw buurt staat.’‘Ha, dat wist ik niet,’ antwoord ik, terwijl ik naar een weetje zoek om terug te kaatsen. ‘Wist jij dat de manier waarop Elon Musk plast, naar het schijnt vergelijkbaar is met hoe water uit een brandslang spuit? Die is al aan het blussen nog voor hij z’n rits goed en wel open heeft. Time is money, zeker? Wel grappig dat iemand die uitstoot wil verminderen zelf zo’n stevige uitstoot heeft in de pisbak.’Marcel draait z’n hoofd naar mij en antwoordt dan iets waaruit blijkt dat hij maar een flard gehoord heeft van wat ik net zei. ‘Ik heb mij al eens afgetrokken op Greta Thunberg, denkt gij dat dat mij een pedofiel maakt?’ Achter de muur, waar de vrouwentoiletten zich bevinden, wordt doorgespoeld. De watertank vult zichzelf langzaam terug aan en stopt dan abrupt om weer plaats te maken voor stilte. Bij ons is doortrekken nog lang niet aan de orde. ‘Zo een gemiste kans eigenlijk,’ zeg ik. ‘Ik had altijd gedacht dat ons probleem een leukere naam zou hebben.’‘Zoals wat dan?’ vraagt m’n toiletgezel.‘Plasangst. Of pisbang, ofzo.’‘Of iets wetenschappelijker, met een Grieks woord erin,’ vult hij enthousiast aan. ‘Een contextafhankelijke zeikfobie!’We beginnen allebei te lachen.‘Wat dacht je van een verlegen piemel?’ vraag ik hem.‘Een verlegen piemel. Hmm.’ Hij denkt er even over na en zegt dan ’Sorry meneer, ik sta hier echt niet omdat ik het geil vind dat u hier uw penis ontbloot. Ik heb gewoon een verlegen piemel.’ Hij knikt. ‘Daar zit wel iets in, Hans.’‘Alles behalve druppels, duidelijk.’ antwoord ik droog. Na 30 minuten vol verhalen van hoe Marcel lang geleden met z’n metalbandje nog een act had waarin hij zonder problemen voor heel het publiek op het podium stond te pissen, hoor ik naast mij een eerst bescheiden en dan steeds sterkere straal tegen het glazuur van het pissijn kletteren. En zoals dat meestal gaat, komt nog geen paar seconden later ook bij mij alles op gang. Marcel staart naar het plafond, verlegt z’n lichaamsgewicht even naar z’n tippen, wiebelt met z’n heupen en zipt vervolgens z’n rits dicht.‘Amai, dat deed deugd.’ sluit hij af. ‘Aangenaam kennismaken, verlegen piemel. Tot de volgende!'‘Ik kijk ernaar uit!’ roep ik iets te enthousiast om geloofwaardig te zijn, voor de deur achter hem zachtjes terug in haar favoriete positie valt. Terwijl ik alles proper afgeschud terug in m’n broek stop, bedenk ik me wat er net is gebeurd. Of beter, niet gebeurd. Disgusting, mompel ik in mezelf. Er gaat echt een ramp moeten plaatsvinden vooraleer iedereen z’n handen wast na een toiletbezoek. ___ ¹ Plaatsen waar vroeger verschillende mensen in fysieke vorm samenkwamen om in gezelschap activiteiten te doen zoals sporten, drinken, naar artiesten op een podium kijken ... ² Ook wel het bureau, het kantoor, de fabriek, het magazijn, de winkel ... ³ Een plek waar mensen bij elkaar kwamen en onder gedempt licht en aangename muziek alcoholische dranken nuttigden, om vaak veel dichter dan op 1,5 meter afstand van elkaar te eindigen. ⁴ In die tijd schudden mensen elkaar de hand bij wijze van kennismaking of begroeting. Dit gebruik werd over het algemeen niet uitgevoerd wanneer men al een penis in de hand had.

Hans Verhaegen
133 0

53 bedenkingen tijdens mijn week in quarantaine

Godverdomme. Je moet het die Klootzak wel geven dat Hij gevoel voor humor heeft. Moest ik in Hem geloven, alleszins. Soit, een paar weken nadat ik nog jaloers was op de marktwaarde van de eerste Belg met corona, belandde ik zelf een week in quarantaine met griepsymptomen. Of het corona is, weet ik niet en zal ik waarschijnlijk ook nooit weten. Maar ik weet wel zoveel andere dingen nu. Dit zijn mijn 53 bedenkingen, lessen, vragen … na een week thuisgevangenis. Teleshopping bestaat nog. Ik had mijn laptop gisteren wél moeten meenemen op het werk. Darth Vader is de vader van Luke?! Marc Van Ranst staat echt goed met oranje. Na 4 uur en 32 minuten is de batterij van mijn PlayStation-controller leeg. De stang van onze gordijnen is, ondanks het uitzicht, niet gemaakt voor optrekoefeningen. Er liggen nog 29 ongelezen boeken in huis. De buurvrouw oefent sinds kort elke avond een operavoorstelling in met haar nieuwe vriend. Ik heb een bruin vlekje onderaan mijn rechtervoetzool. Het langste gesprek dat ik met Siri kan voeren duurt 21 minuten. Marc Van Ranst staat ook goed met paars. ‘3 keer 1 per dag, niet 1 keer 3? En wat maakt jou de Grote Paracetamol-Expert?’ Siri vindt 8,5 centimeter wél groot. Dus daarvoor dient dat knopje op de microgolfoven. Pornhub-zoekresultaten stoppen niet na 10 pagina’s. Ook niet na 50. ‘Kortademig? Ja. Maar dat kan ook zijn omdat m’n voorraad koffiebonen vandaag onder de 40 gram is gegaan.’ Na de zesde keer is er een beetje bloed bij. Was dat lichtje naast de webcam ook al aan voor ik op de link in die mail klikte? Die Harry Potter wordt wereldberoemd, geloof mij! Er liggen nog 22 ongelezen boeken in huis. Social distancing voor altijd, maar dan zonder crisis en doden! Groetjes, een introvert. Het kost een spin (met acht poten) 183 minuten om van onze achterdeur naar de voordeur te geraken. Voor elke mail die ik delete, komen er twee nieuwe binnen. Dankzij Pornhub’s ‘Aanbevolen voor jou’ weet ik dat ik blijkbaar onbewust altijd al een stiefzus wou hebben om respectloos murw te neuken. Spinnen wandelen niet sneller als je er een blokje kaas voor houdt. Gilles De Coster is de mol, de bewijzen staan in m’n thesis van 300 pagina’s. Van al m’n toetsen zijn de F en de J het vuilst. Fok Joe naar die gast op HLN die beweert dat ik niet kan spellen. Dat hij zichtbaar is in foto’s, bewijst écht niet dat Alex Callier geen vampier is. Nobody puts Baby in a corner. Was dat het laatste velletje wc-papier? Stiefzussen vinden niks opwindender dan puisterige stiefbroers met nektattoos en missende tanden. ‘Wat ook exponentieel stijgt, Goedele, is mijn mentale gezondheid, voor elk uur dat ik geen nieuws volg.’ Ha kijk, er staat een tekstje in Gmail als je inbox leeg is. Fuck, twee nieuwe mails. Muggen zijn niet vatbaar voor corona. We konden maar hopen. Netflix zelf heeft geen eindcredits. Stop! Met! Jeuken! En toch had ik zombies cooler gevonden. Marc Van Ranst gaat de V-hals terug in de mode krijgen. Gelukkig beseffen die asociale idioten niet dat vochtig toiletpapier 1.000 keer awesomer is. Oké ja, maar denk ook eens aan hoe eenzaam mensen met ‘Free Hugs’-bordjes op dit moment moeten zijn. Als je een stiefzus laat kiezen tussen uitslapen of al pijpend gewurgd worden, kiest ze sowieso het laatste. Een snor?! Dus da’s niet gewoon Lambik zijn mond? Willy Vandersteen tekende antisemitische cartoons tijdens WO II. Hugo Boss maakte uniformen voor de nazi’s. Wikipedia is de shit. Radionieuws, voor iedereen die twijfelt of Johny Voners het laatste half uur nog niet is heropgestaan. Er zijn meer wolken die op Jacky Lafon in een kinderwagen lijken dan je denkt. Temptation Island, maar dan alleen met stiefzussen. Hier met die Emmy Award! Marc Van Ranst is de nieuwe Chuck Norris. Fuck, ik moet nog een week langer in quarantaine blijven. Dat we de komende weken allemaal een beetje meer Chuck Norris mogen zijn. Blijf binnen, blijf positief en blijf lachen, al is het met flauwe humor als de mijne. Hou jullie sterk, lieve lezers.

Hans Verhaegen
113 3

Gatlelijk

Liefste lezer, ik beloof plechtig dat de column van deze week geen gebakken uitwerpselen, door mijzelf bedreven tantrische seks of beschrijvingen van mijn sixpack met astronomisch hoog aflikgehalte bevat. Al beginnen we wel met een vrouwenkont. Sta me toe om het even uit te leggen. Ik weet dat ik, door wat ik nu ga zeggen, binnen vijf minuten geboeid uit m’n huis word gesleurd om onverdoofd met een vismes gecastreerd te worden op ons dorpsplein, maar ik moet het kwijt: ik durf al eens een milliseconde naar een welgevormd damesachterwerk kijken als het me voorbijloopt. Walgelijk, I know. Toen ik een tijd geleden weer zo’n geweldig staaltje natuursculptuur zag passeren, merkte ik echter iets raars op. Het achterste van de vrouw had geen ronding zoals bij de meeste mensen uitgezonderd mezelf. Nee, het ding was hoekig, alsof ze net uit een schilderij van Picasso was gestapt. En zoals je vaak plots overal dat woord tegenkomt dat je een dag ervoor voor het eerst gehoord hebt, zag ik er nog één. En nog één. Wekenlang heeft het mysterie van het geometrische gat, het mysterie van de hoekpoep, me beziggehouden. Tot ik toch eens een milliseconde langer durfde kijken, met het risico dat de vrouw zich zou omdraaien en uit mijn blik zou afleiden dat ik haar in mijn hoofd al aan het penetreren was, terwijl ze met handen en voeten vastgebonden op de pooltafel op het dek van mijn ingebeelde luxejacht lag. Grapje, lieve lezer. Als ik beloof om het proper te houden, doe ik dat ook. Maar terwijl ik dus naar haar zitvlak keek, kreeg ik m’n eureka-moment: da’s potverdikke een smartphone in haar achterzak! Meteen wierpen een hele hoop nieuwe vragen zich op: is dit iets uitsluitend vrouwelijk? Of loop ik als smartphone-in-zijzak-drager achter? Gaan ze verkeerdelijk denken dat ik iets verberg en níét de duurste iPhone heb die je kan kopen? En ook, wordt die gsm niet supermakkelijk gestolen uit die achterzak? Maar vooral, waarom steek je hem weg en gebruik je de extra tijd niet die je al wandelend op je smartphone kan besteden? Onze planeet is zo mooi niet. De Brusselse Ring, het perron van Kustmijnklotegem, de tuintjes vol onkruid en misvormde tuinkabouters op weg naar de crèche … Na een tijdje heb je het allemaal wel gezien. En voor autorijden, fietsen of een baby dragen heb je aan één hand genoeg. Maar de pa van Jezus heeft ons er twee gegeven met een reden. En daarvoor is er dat heerlijk lichtende schermpje om in te kruipen, met zo veel leuke dingen om te doen: ontdekken hoe je achterwerk het doet op Tinder (waar het nog charmant is dat mensen je kont checken), vrolijke dingetjes lezen op Facebook, door Instagram scrollen en kijken hoe de ex-collega die je volgt uit medelijden weer z’n tekstjes in je strot probeert te rammen. Ik zeg maar iets. Wanneer ik rondkijk in de trein, zie ik dat de meeste mensen het gelukkig doorhebben. Met elegante zwanenhals en laserfocus zitten ze te kijken, tikken, tokkelen, liken en swipen dat het een lieve lust is. En geen eentje verveelt zich of moet voor de zesduizendste keer de afschuwelijke achtergevels tegen het spoor zien voorbijflitsen. Ze merken het zelfs niet meer op wanneer ik in een volle wagon aan m’n snikkel begin te sjouwen en mijn hele lading over m’n sixpack met astronomisch hoog aflikgehalte spuit. Wederom een grapje, lieve lezer, we hadden een afspraak. Gisteren stapte ik al facetimend door Anderlecht, want alleen introverte mietjes bellen nog met de telefoon aan hun oor, toen ik ineens, knots, BOEM, #PAUKESLAG op de grond smakte. Een jongeman die met smartphone voor z’n gezicht metersdiep in z’n TikTok-feed zat, was recht op mij gelopen – enfin, of ik op hem, het maakt al niet uit – waardoor onze telefoons tegen mekaar en vervolgens tegen onze nietsvermoedende koppen kletsten. ‘Lelijk hier, hè?’ zei ik toen ik was rechtgekrabbeld. ‘Gatlelijk!’ antwoordde hij, voor we allebei in lachen uitbarstten. Na een ongemakkelijk dansje van onduidelijkheid wie wie nu links en wie wie rechts ging kruisen, zetten we onze weg al scrollend verder. Onderweg ben ik zeker nog enkele prachtachterwerken met en zonder hoeken tegengekomen, maar ik heb er geen milliseconde naar gekeken, omdat ik gezellig en veilig in m’n scherm zat, zoals het elk normaal, niet pervers mens betaamt.

Hans Verhaegen
25 1

Sunparks (3)

Lees hier deel 1 en deel 2 van de Sunparks Saga. Ik sta te kijken naar de grootste verzameling Kyano’s, Shania’s en Dylans die het menselijk oog ooit heeft mogen aanschouwen. Links van me krijst Sky omdat Ashley de opblaasbare donut niet afgeeft. Rechts van me spuwen Jayden, Liano en Iluna zwembadwater naar iedereen die voorbijloopt op de kant. ‘Joy! Joy! Joy!’, weergalmt een echo door het complex. Ik twijfel even of de parkbeheerder ons met propaganda de illusie van plezier in de hersenen probeert te pompen. Maar neen, het zijn de tientallen moeders die tegelijk op hun dochter roepen, waarvan de naam minder uniek blijkt dan gedacht. Ik krijg één meisje in de gaten en stel mezelf de vraag of, als dit neuspeuterende wezentje dat rechtstaand pipi aan het doen is in het kinderbad de verpersoonlijking is van Hope, we er niet beter onmiddellijk mee stoppen op deze planeet. Waar ik ook kijk, overal vertelt informatieve inktversiering op extreem onder- of overtrainde lichamen van volwassenen me de verjaardag en naam van zowat elk kind onder deze koepel. Wanneer je de kleine gezantjes van de duivel uit dit schouwspel wegdenkt, ziet het geheel eruit als een levend portfolio van een tattoo-artiest die z’n dromen is blijven volgen ondanks de Parkinson. Nergens vind je een overtuigender argument van het feit dat er geen tattooshops zouden mogen liggen in een straal van 15 km rond plaatsen waar alcohol geserveerd wordt, dan hier. Ik zie doodshoofden op bierbuiken, blote borsten op behaarde bovenarmen en misvormde dolfijnen over zwangerschapsstriemen. De bovenbilspleettribal, ondanks al vijftien jaar uit de mode, is hier hipper dan ooit. M’n ogen volgen een man die volgekleurd is van kop tot teen en even vraag ik me af of hij Michael Scofieldgewijs het volledige plan en dús de ontsnappingsroute van het park op z’n lijf heeft staan. Eens dichterbij, merk ik teleurgesteld dat het 17 verschillende spinnensoorten en een half serpentarium zijn die z’n lichaam bevolken. Overprikkeld van dit alles, ga ik op zoek naar een plek om tot rust te komen. Achter een plastic oerwoud vind ik de verborgen oase die de oudste parkbezoekers duidelijk al allemaal voor mij ontdekt hebben: de bubbelbaden. Ik stap in een bad waarin het water al flink aan het borrelen is van de luchtbellen. Zitten mee in mijn persoonlijke bubbel voor het komende half uur: vier bomma’s. Nog voor ik mij kan zetten, lonkt de eerste al opvallend naar het doorweekt, drijvend stuk stof vlak naast haar. Blijkbaar gelden de wetten van Benidorm ook hier en leggen we onze handdoek op de plek die we willen reserveren. Ik wurm me met moeite tussen het Aftellen-naar-Alzheimer-clubje en voel meteen iets tegen m’n knie stoten. Het blijkt de linkerborst van Oudje 2 tegenover me, wiens kalebassen het gevecht met de zwaartekracht ergens in 1997 moeten hebben opgegeven. Enkele ogenblikken later voel ik aan de luchtblazer in m’n rug dat de jacuzzi pas nu in gang schiet en vraag ik me af van waar die voorgaande bubbels dan eigenlijk kwamen. De derde bomma, rechts naast me, blijft ongegeneerd staren, ook nadat ik al twee keer oogcontact heb gemaakt. In een poging om onze staarwedstrijd te winnen, geef ik haar m’n obsceenst mogelijke tongbewegingen die ik kan bedenken. Bomma 3 laat zich echter niet van haar stuk brengen. Waar ik niet op had gerekend, was dat Oma 1 tegenover mij duidelijk vatbaar is voor m’n onweerstaanbare avances, al is het niet helemaal duidelijk of ze opgewonden naar me blijft knipogen of een beroerte krijgt. Wanneer ik ook haar tweede borst als de rug van een krokodil naar me toe zie drijven, besef ik dat het tijd is om me uit de voeten te maken. Terwijl ik uit het bad stap, bedenk ik me dat ik Grootmoeder 4 links van me in het voorbije half uur nog geen enkele keer heb zien bewegen. Enkel God en de beveiligingscamera’s weten hoeveel weken het arme mens hier al in het bad hangt. De dag loopt op z’n einde en maakt plaats voor de volgende, die tot aan de bubbelbadbomma’s toe een exacte replica blijkt van de vorige. Het hele weekend waterpret vliegt voorbij als een kip. Maar op zondagavond gebeurt het. Als een fata morgana zien we de uitgang plots voor ons verschijnen en komt het weekend in een stroomversnelling die de enige en saaiste wildwaterbaan ooit ons niet kon bieden. We maken dat we met de auto aan onze microvilla staan en gooien alleen het hoogst noodzakelijke van onze bagage in de koffer. Deuren toe, motor aan en weg ermee! Alsof ons geluk nog niet groot genoeg is, zie ik de Nederlander in de Corsa naar z’n huisje tuffen. Ik dwing hem om de volledige kilometer in sneltempo achteruit te rijden, bedank hem uitbundig met beide middelvingers, volg de rest van de ontsnappingsroute en rijd met de breedste smile ooit in één trek door naar huis.

Hans Verhaegen
28 4

Sunparks (2)

Lees hier deel 1 van de Sunparks Saga. Na een deugddoende nacht van 3 uur ononderbroken slaap op een matras die enkel Sunparks-brochuremakers en Auschwitz-gevangen als luxueus durven omschrijven, zijn we vertrekkensklaar. Blarenpleisters? Check. Kompas? Check. Drie liter water per persoon? Check check check! Wij dus op trektocht naar het winkeltje voor ontbijt. Ik klok af op één uur drieënveertig. Maar twee keer verkeerd gelopen. ‘Dat ging verrassend vlot,’ zeg ik, terwijl we het naar chloor ruikende supermarktje binnenstappen. ‘Goh, vlot… Beeld ik het mij in of werden we niet net achternagezeten door een inheemse stam die onze kleren wilde stelen?’ Ik lach naar mijn schoonbroer en stel hem gerust. ‘Ik denk dat het een familie uit Tienen was.’ Het winkeltje lijkt maar één doel te hebben: alle kinderen in het park zo snel mogelijk veranderen in opgefokte monsters, die zo’n zware suikertrip beleven dat je ze rond bedtijd met hun klauwen uit het plafond moet trekken. Chocolade, chips en frisdrank strekken zich uit zover het oog reikt. Water lijkt voorbehouden te zijn voor het zwembad. Mijn vrouw speelt ondertussen Waar is Wally?, waarbij Wally in dit geval een product is met minder dan 400 kilocalorieën. Uiteindelijk geeft ze het op en nemen we ons allemaal een koffiekoek van 7 euro en het enige brood dat we vinden, suikerbrood. De Sunparksstam passeert ons op weg naar de kassa met twee kratten Jupiler en een opengetrokken halve liter in de hand. ‘Overduidelijk Tienen,’ zeg ik tegen m’n schoonbroer. Na het ontbijt, dat de geschiedenis zal ingaan als ‘en exact op dat moment hebben we met de hele familie diabetes gekregen,’ hoor ik m’n vrouw enthousiast zeggen: ‘Wij zijn klaar voor het dolste wateravontuur van ons leven met niet één, niet twee, maar drie adembenemend snelle aquaslides!’ Ik bekijk haar achterdochtig, tot ik merk dat ze een quote voorleest uit de folder op het salontafeltje. Ondertussen komt m’n schoonvader binnen met opgetrokken hemd. ‘Valt goed mee qua litteken, hè? Ze hebben zelfs gezegd dat ik al direct mee mag gaan zwemmen.’ We bedanken hem met het hele gezelschap voor z’n vrijgevigheid: ‘En of we gaan genieten nu we met vier toestellen op de wifi kunnen!’‘Ach, ’t is maar een nier, hè,’ wuift hij het voorval weg. Ik sta in het kleedhokje van het zwembad bewegingen te maken die lijken op een combinatie van de regendans en een epilepsie-aanval. Ik probeer om m’n zwemshort aan te trekken en tegelijk zo’n klein mogelijk oppervlak van m’n voeten in het wrattenparadijs onder me te zetten. Uit het kleedhokje naast mij hoor ik een vrouw met scherpe stem om de vijf seconden op Davy roepen. Na een minuut heb ik door dat Davy al de hele tijd mee in het hokje stond, wat meteen het doffe, ritmische gebonk op de wand tussen ons in verklaart. Wanneer ik Davy en vrouw iets later met peuter uit het hok zie komen, beslis ik voor mezelf dat dit zo’n moment is waarop ik me wat minder vragen moet stellen. ‘De vloer is lava, de vloer is lava…’ Ik loop op m’n tippen naar het toilet om nog snel te plassen, spoel mezelf af onder de douche en voel gek genoeg het kind in me naar boven komen. Ik merk zelfs bijna niet op dat het voetbad eruitziet alsof iemand een bouillon heeft getrokken uit de afvoerputjes van het park. ’Eindelijk nog eens zorgeloos plezier maken,’ zeg ik tegen m’n schoonbroer. We klimmen behendig rond het voetbad, duwen de plastic linten opzij en stappen naar de beloofde, meest onvergetelijke zwem-experience van ons leven. Wanneer ik het tafereel voor ons zie, hoor ik zelfs boven het rumoer van 300 huilende kinderen het laatste stukje optimisme in m’n lichaam kapotbreken. Het water in de baden heeft een geelbruine schijn, twee van de drie glijbanen staan droog en zelfs de fake planten zijn verwelkt. Lees hier deel 3 van de Sunparks Saga.

Hans Verhaegen
43 4
Tip

Sunparks

‘Ik roei met de riemen die ik heb in dit epicentrum van getatoeëerde marginalen en kinderen zonder toekomst.’ Positiever dan dat kon ik moeilijk antwoorden toen een vriend me stuurde hoe het weekendje Sunparks me beviel. Ook nu weer, met de krokusvakantie in het vooruitzicht, zet menig jong gezin zich rond de tablet om nog een last minute te boeken naar vakantieparken die je eindeloos speelplezier, ongekende aquafun, heerlijk verkwikkende wellness en grenzeloos avontuur beloven. Laat deze column een waarschuwing zijn voor wat je daar in werkelijkheid te wachten staat. Zie het als een kleine opfrissing van wat je al lang weet, maar hardnekkig probeert te vergeten wanneer je het waanzinnig gelukkige, beeldmooie, met perfecte BMI gezegende middenklassegezin op de brochure ziet. Ik neem het je niet kwalijk, lieve lezer. Maar zeg niet dat ik je niet gewaarschuwd heb. Is het toch al te laat? Dan wens ik je veel sterkte toe, zeker als je er, net zoals ik, als kinderloze dertiger door een of andere ongelukkige speling van het lot bent terechtgekomen.Vanaf dat ik de bareel achter me in de houder hoor vallen, weet ik het: ‘ik ben gevangen.’ Elke ontsnappingspoging is hopeloos. Wie toch probeert om onmiddellijk terug te keren, ontdekt al snel dat je eerst zigzaggend, lussen draaiend, rond 13 rotondes manoeuvrerend door het volledige park moet, waarin je enige herkenningspunt bestaat uit één huisje dat 700 keer gecopy-pastet werd. Elk domein is dan ook aangelegd als een labyrint waarvan je onmogelijk in minder dan drie dagen de uitweg vindt. Dat besef begint al wanneer je je zogenaamde luxebungalow probeert te bereiken. Mijn eindbestemming is huisje 186, dat ik een halve benzinetank en één echtelijke ruzie later helemaal achteraan in het park vind. Want iedereen weet dat je huizen logischerwijs altijd nummert van achter naar voor, zodat je bij de ingang uitkomt op 763 en zeker niet bij 1.Wie dacht dat de villa vinden de enige hindernis was om in zeeën van ontspanning en relaxatie te duiken, ziet duidelijk nog iets, of beter iemand, over het hoofd. Ook deze keer ontbreekt hij niet. De Nederlander. Dé Nederlander die, met z’n vrouw en twee kinderen die lijken op patatten met petjes, de volledige weg blokkeert om de meest volgepropte Opel Corsa ooit uit te laden op een manier die je doet twijfelen of onze tijd hier op aarde nu wel of niet eindig is. In een tijdsspanne van 20 minuten claxonneer ik 17 keer naar mijn Nederlander, waarop die vrolijke flapdrol z’n duim opsteekt om fluitend petanquebal per petanquebal verder naar binnen te dragen. Wanneer de familie Mindful Uitpakken haar meditatiemoment er eindelijk heeft opzitten, wordt duidelijk dat ons huis – uiteraard – in een doodlopend stuk van de doolhof staat en dwingen de felle achteruitrijlichten van de Corsa me tot nog een kleine kilometer achterwaarts autorijden vooraleer ik zelf aan het uitladen kan beginnen.Op onze luxury lodge heb ik verbazingwekkend genoeg niets aan te merken. Dat komt waarschijnlijk doordat ik gebruik maak van de zelfbedachte Twistertactiek. Zo zit ik vanaf ik door de voordeur stap niet in iets wat lijkt op een klerenkast met muren, maar wel in het grootste Twister-speelveld ooit. In mijn beleving ben ik dus níét aan het schuren met de schoonmoeder om een mes uit de schuif te kunnen pakken terwijl zij spaghetti staat te koken. Wel ben ik weer een stap dichter bij de overwinning in het weekendlange behendigheidsspel waarbij alleen de gekleurde stippen ontbreken. Mij zal je dus niet horen klagen over het feit dat het onmogelijk is om tv te kijken zonder dat de kont van een huisgenote je oor plet, terwijl je andere huisgenoot door zijn neus moet ademen omdat je knie tegen z’n kin zijn mond blokkeert. Noch spot ik met het feit dat de gemiddelde verhuisdoos groter is dan deze premium cottage. Verhuisdoos of vakantievilla, aan de kartonnen muren waarachter je de Oost-Europese buren hoort drinken, zingen, roepen, kotsen, neuken en snurken – in die volgorde – ontsnap je toch niet. En hoort het per slot van rekening niet bij het vakantiegevoel dat je om twee uur ’s nachts wakker wordt van iemand die vier huisjes verder z’n slaapkamerdeur dichttrekt?Lees hier deel 2 van de Sunparks Saga.

Hans Verhaegen
89 4

Chinese vrijwilliger

Het plan was onfeilbaar. Ik was de Chinese vrijwilliger. Ik zou het oplopen doordat een Chinees kindje een gemene hoestbui had gekregen tijdens het in mekaar zetten van het laatste nieuwe Apple-product, dat ik uiteraard zou gekocht hebben. Ik zou, zoals gewoonlijk, de geur van mijn nieuw Apple-product inhaleren nog voor ik het goed en wel uit de verpakking had gehaald. En ik ging de eerste zijn. Ik zou sterven als BV en mijn vrouw achterlaten met miljoenén, enerzijds door de schadevergoeding, anderzijds doordat m’n columns zouden verkopen voor karrenvrachten gele eurobriefjes. Want net als bij pakweg Van Gogh zal ook mijn oeverloze, niet in woorden te bevatten talent pas erkend worden wanneer er maden uit m’n oogkassen kruipen – die oogontsteking in 2015 niet meegerekend. Ik had het allemaal uitgekiend. Maar helaas, een ander genie is me voor geweest. Deze week is namelijk de eerste Belg met het coronavirus gesignaleerd en ik ben het jammer genoeg niet. Welk product Philip Soubry – want zo heet de held – aan de man wil brengen of welke carrière hij ambieert is nog niet duidelijk, maar geloof mij, als hij het overleeft is deze gozer binnen. Een boekendeal, filmfranchise, z’n kop op flesjes Corona-bier, een naar hem vernoemde Quickburger en een huwelijk met een (al dan niet oude) Miss België zijn op dit punt onvermijdelijk. Deze man heeft 2020 nu al gewonnen. Je ziet hem gegarandeerd terug in het volgende seizoen van De Slimste Mens. En gelijk heeft hij. In deze maatschappij, waarin iedereen zich de superster van z’n eigen wereld waant, waarin we leven voor de likes en waarin 15 minutes of fame veranderd zijn in 15 seconden, kan je de aandacht die je krijgt niet meer gewoon grijpen en uitmelken. Je moet die cashcow vetmesten en verkrachten tot het beest schubben heeft aan de binnenkant. Hoe de Belgisch Kampioen Corona het virus opliep, daarrond circuleren verschillende verhalen. Soubry was alleszins nog niet bijna in de buurt van China geweest. Hijzelf beweert gedineerd te hebben in restaurant Hong Kong in Dadizele, alwaar de chef-kok die in Wuhan geboren is met het corona-gen, het niet langer kon houden van de krampen en in een emmer in de keuken heeft gescheten. Het eerste gebod van de bijbel voor chef-koks, Ons Kookboek van KVLV, zegt namelijk: laat nooit je fornuis alleen. Wat hij niet wist was dat in eenzelfde emmer ernaast beslag zat om de fortune cookies voor de gasten van die avond te bakken. Door een ongelukkig toeval heeft de keukenhulp, die eerder zelf op het toilet zat, die twee emmers omgewisseld en 20 minuten later zat Philip Soubry nietsvermoedend het smerigste, maar meest lucratieve gelukskoekje uit z’n leven te eten. Nu treft het dat het coronavirus het snelst wordt doorgegeven via gebakken feces. Maar dat had Soubry makkelijk kunnen opzoeken, om er daarna dit nogal onwaarschijnlijk verhaal rond te fabriceren. Interessanter is de verklaring van Soubry’s vrouw. Die zegt dat haar echtgenoot al jaren achter haar rug om kelders met illegale Chinese jongetjes bezoekt en hij er bij wijze van fetisj hele avonden in niets dan een pamper over de grond kruipt, terwijl de kinderen hem fruitpap voederen en boeken van Annie M.G. Schmidt in een Mandarijns dialect voorlezen. Mogelijk heeft hij een van die jongetjes zo ver gekregen om in een emmer te schijten, het goedje te bakken en het verkruimeld met Vitabis bij hem naar binnen te lepelen. Zoals ik al zei wordt het virus het makkelijkst doorgegeven via gebakken feces. Dat verklaart meteen ook van waar het absurde verhaal komt dat Soubry zelf aan de media blijft vertellen. Ach, wie maken we wat wijs. Natúúrlijk is dit alles in scène gezet. Waarom authentiek en arm blijven als je met een leugentje om bestwil blokken goud kan kuchen? Philip Soubry is geen corona-overlevende. Philip Soubry heeft zelfs nog nooit een verkoudheid gehad. Philip Soubry is een kerngezond man met een geniaal plan om z’n personal branding en z’n bankrekening te rocketboosten op de rug van het coronavirus. En daarom verdient deze man dubbel en dik elke cent van het fortuin dat op dit moment binnenstroomt. Ik zal alvast in de Quick met smaak zitten genieten van een Soubry Supreme, wetende dat ik mijn steentje heb bijgedragen aan iemands welverdiende renteniersleven. En net als bij kunst zullen de mensen zeggen dat ze dat zelf ook allemaal hadden kunnen bedenken. Maar net als bij kunst zal iemand hen vertellen dat zij niet diegenen waren die het als eerste bedacht hebben.

Hans Verhaegen
18 1

Pijlen

Zo’n twee weken geleden zag ik vlak voor mijn neus een gruwelijke botsing gebeuren in een van de drukste eenrichtingsstraten van het anders immer vredige Heist-op-den-Berg. Dodelijke slachtoffers waren er op het eerste zicht niet, maar het asfalt vol levenloos kalfsgehakt, gebroken Mama Mia’s en uiteengereten stukken knolselder zorgde voor een enorm wansmakelijk tafereel. De bestuurder in fout, een oud besje van een jaar of tweeënzeventig, had een meisje van in de twintig zonder uitkijken frontaal geramd, terwijl die laatste nietsvermoedend (en tevergeefs) spaghettisaus zonder suiker aan het zoeken was. Het was verschrikkelijk. Toen ik zeker wist dat ik geen derde keer ging flauwvallen, richtte ik me tot de oude vrouw, die, na een halve pallet Weense worstjes op haar hoofd te krijgen, wat verdwaasd om zich heen keek. ‘Dat komt ervan als je de pijlen niet volgt hè, ouwe taart.’ De pijlen, ja. Ik ben er zeker van dat niet mijn leeftijd, maar de tegen-het-verkeer-in-rijdende Colruytbezoekers elke donderdagavond de grootste reden zijn van mijn opkomende grijze haren. Als ik nog één keer iemand hoor zeggen dat die pijlen ‘vrijblijvend’ zijn, sla ik hem – of haar, want ik haat seksisme – vrijblijvend in een ziekenwagen. Pijlen schilderen voor het geval iemand ze zou willen volgen, is hetzelfde als verkleed als frietzak naar je werk gaan voor het geval er onderweg nog iemand zin heeft om carnaval te vieren. Ofwel doen we het allemaal, ofwel niemand. Maar ze staan er, dus je muil houden en de pijlen volgen is de boodschap. Anders gebeuren er ongelukken, zoals nu dus. ‘Maak je geen zorgen,’ zei ik terwijl ik het twintigjarige slachtoffer te hulp schoot, ‘ik weet wat ik doe. Ik heb de eerste les van m’n basiscursus EHBO net achter de rug.’ Ze probeerde iets te zeggen, maar kwam niet verder dan wat gebrabbel, dus ik stelde haar nogmaals gerust en zei dat alles goed kwam. Toen ze eindelijk alle stukjes ongekookte tagliatelle uit haar mond had gevist, zei ze me dat een hartmassage écht niet nodig was en vroeg ze – naar mijn gevoel wat onbeleefder dan je je levensredder toespreekt – of ik misschien haar borsten wou loslaten. Hetgeen ik onmiddellijk deed, want ik ben geen viespeuk. Ik excuseerde me en vroeg haar gsm-nummer, zodat we later de terugbetaling konden regelen van haar trui, T-shirt en beha die ik had opengeknipt voor het geval ze geopereerd moest worden. Terwijl ik dat zei, zag ik vanuit m’n ooghoek de oude heks op ons af kruipen. Het zijn niet de pijlen alleen, trouwens. Wekelijks zie je ze met meer komen, de families die oprecht geloven dat de Colruyt een walking dinner is. Met het hele, zevenkoppige gezin vreten en zuipen ze zich een indigestie aan gratis wijn, koffie, toastjes met pitasla, chips, kauwgom, M&M’s, stukken appelsien en blokjes abdijkaas. En elke week worden die Bourgondiërs assertiever. Ik zweer het je dat ik onlangs iemand een fles wijn uit het rek zag pakken, zag weggaan, zag terugkomen met een kurkentrekker die nog in de verpakking zat, en daarna de fles zag openen om ze glaasje na glaasje soldaat te maken. Nochtans was de Châteauneuf-du-Pape niet de proever van de week. Toen we wat later op een zaterdag de Colruyt binnenkwamen en in de eerste gang al overduidelijk met onze kar los door iemands babyborrel reden, zei ik tegen m’n vrouw ‘Nu is het genoeg. Vraag maar opslag op je werk. Vanaf volgende week gaan we naar de Delhaize.’ 'Mijn hart, mijn hart,’ schraapte de oude kraai, die zich ondertussen met één arm tot bij het meisje en mij had gesleept. Geen twee keer, dacht ik. Ik ben geen viespeuk. Dat mens wil duidelijk gewoon dat ik aan haar borsten zit, iets wat wel vaker gebeurt wanneer vrouwen mij voor de eerste keer zien. Dus ik stapte over haar, wees nog één keer duidelijk naar de pijl op de grond, en zette m’n winkeltocht in de juiste richting verder. Vlak voor de kassa maakte ik bijna een achterwaartse salto omdat de Gran Barón van dat mens tot aan de diepvriezers was gelopen. ‘Al wat die achterlijke rimpeldoos moest doen was de pijlen volgen,’ hoorde ik mezelf tussen m’n tanden door zeggen. Meer heb ik er nadien niet meer van gehoord. Een week later, toen ik door de gang met pasta reed, zag ik dat er iets voorbij de pijl een of ander silhouet op de grond was getekend. ‘Nog schoner,’ dacht ik. ‘Als de kinderen hier nu na het eten ook al gaan beginnen spelen met stoepkrijt, hebben we het allemaal gezien!’ Opslag of niet, volgende week ga ik écht naar de Delhaize. Al blijf ik toch enorm sceptisch of dat wel kan werken, zo’n winkel zonder pijlen.

Hans Verhaegen
8 0

Kamp Waes

‘Putain ket, hebt ge ’t gezien gisteren? Die laatste proef met dat zwembad vol weessokken, hitsige hyena’s en poepgelei?! Onwaarschijnlijk!’ Toen zelfs het dakloze vrouwtje naast het Zuidstation het belangrijker vond om me aan te spreken over de laatste aflevering van Kamp Waes, dan om geld te vragen, begon het me te dagen. Ook de week ervoor was zowat iedereen erover begonnen, van de uroloog die m’n penisverkleining zal uitvoeren tot de vrouw in Café De Kopstoot in Wezemaal, die achter me mee het genderneutrale (lees: enige) toilet binnenglipte en me gretig begon te bepotelen, terwijl ik echt heel dringend moest urineren. Maar het was op die woensdagochtend in de Brusselse Fonsnylaan dat het helemaal tot me doordrong: ik ben de laatste Belg die nog niet naar Kamp Waes kijkt. Laat me even de opzet van Tom Waes z’n laatste creatie schetsen, zodat ook m’n honderdduizenden Nederlandse lezers mee zijn. In Kamp Waes geven enkele hypersportieve Vlamingen zich vrijwillig op om vernederd te worden terwijl ze onmogelijke opdrachten moeten uitvoeren, zoals een nieuwe pot Nutella openen zonder dat het papiertje aan de rand blijft hangen, of een das knopen binnen het half uur zonder een deur in te stampen. Dat gebeurt allemaal onder toezicht van onze Special Forces Group, een ultragetraind, multigeskilled superteam dat snel inzetbaar is wanneer er in ons land dringend potten Nutella geopend of dassen geknoopt moeten worden. Tom z’n rol beperkt zich tot toeschouwer en voice-over van het ding. Hij doet dat aan de zijde van een man die zich ‘de Fly’ noemt en eruitziet alsof hij elke ochtend de melk van z’n ontbijtgranen in zijn baard morst. Meester Fly schreeuwt de kandidaten dingen toe als: ‘zielige watjes, als jullie nog één keer de dooier van mijn spiegeleieren laten uitlopen, bijt ik jullie piemel eraf en kots ik hem terug uit in jullie bakkes! Het kan me niet schelen dat je een vrouw bent!’ En ‘Degene die er niet in slaagt het volledige debuutalbum van Twarres te beluisteren zonder dat het bloed uit z’n oren spuit, draai ik een tong tot z’n amandelen paars zien! Het kan me niet schelen dat je een vrouw bent!’ Maar terug naar de sympathieke Tom, want laat er geen twijfel over bestaan, net als elke fatsoenlijke Vlaming ben ik fan van het fenomeen Waes. De man veroverde m’n hart als de broer van Bart in Het Geslacht De Pauw, in de tijd dat we nog over Bart De Pauw spraken en alleen zijn familie bedoelden als we het over z’n geslacht hadden. Enkele jaren later volgde Tomtesterom, waarin Koning Waes met z’n legendarische prestaties record na record brak, te beginnen met dat van meest vergezochte woordspeling voor een tv-reeks. En zo arriveerden we bij Reizen Waes, een programma waarin reisleider Tom ons meenam naar enkele obscure hoekjes van de wereld die het ontdekken waard waren. Opnieuw een schot in de roos, al had ik het persoonlijk wat moeilijk met de aflevering waarin hij in Groenland met z’n gastheer zeehondjes ging doodknuppelen, omdat de kinderen er verzot zijn op zeehondjesbloed en het goedje letterlijk met emmers naar binnen gieten. De uitzending waarin hij door een magnifieke speerworp de jacht op een 10-jarig albinoweesje in Tanzania won, behoorde dan weer tot een van de mooiste tv-momenten van het laatste decennium. Tegen de tijd dat Wauters vs. Waes op het scherm kwam, hadden we al lang geen programma meer nodig om te weten dat onze God het zangertje van Clouseau zou vermorzelen in zowat elke uitdaging mogelijk. Met succes een koe insemineren? Waes. (Koen leerde pas na de proef dat de procedure geen seksueel contact vereist.) Een man met een verstandelijke beperking opleiden tot je vaste klankman? Waes. Enkel de test waarbij de heren al skydivend de vijfde van Beethoven moesten naspelen op de neusfluit, leverde Koen een overwinning op. Hoe multigetalenteerd ook, tegen de neus van Koen Wauters is niemand opgewassen. Met dat ding kan je dan ook een hele provincie in de schaduw leggen. En nu is er Kamp Waes dus. In de aflevering die ik zag, werd er iemand uitgeflyerd omdat hij zijn wapen was vergeten. Maar zeg nu zelf, zouden we die deelnemer niet beter belonen? Want wat is er Belgischer dan Special Forces die zo amateuristisch zijn dat ze hun wapen vergeten? Geloof mij, van de vier militairen die dagelijks door het station van Brussel-Zuid flaneren, loopt er altijd minstens één bij die z’n machinegeweer op de keukentafel liet liggen en luchtgitaargewijs doet alsof hij wel degelijk een mitraillette in z’n handen heeft. Geen haan die er naar kraait. En misschien is dat wel de belangrijkste skill om bij de SF, het Belgisch leger of welke andere Chiro-afgeleide te horen: oplossingsgericht denken. Tot de Fly en co daar rekening mee houden, blijf ik de enige Belg die niet voor de buis zit wanneer de heer Waes, uit pure bescheidenheid, presenteert in plaats van proeven doet. Want we weten allebei dat Tom moeiteloos het papiertje van een pot Nutella knipoogt, terwijl hij vlotjes een das knoopt, van elke weessok terug een paar maakt, rustig elke hitsige hyena tot bedaren brengt en zich terecht afvraagt waarom er in godsnaam zo veel poepgelei in dat zwembad ligt.

Hans Verhaegen
102 0

Kai-Mook

Toen ik gisteren aan het pissen was, vroeg ik me ineens af hoe het eigenlijk nog met Kai-Mook zou zijn. Ik herinner mij dat we met de hele natie zo uitkeken naar de komst van dat geslurfd mirakeltje, alsof het uit de baarmoeder zou komen met een oplossing voor het gat in de begroting, een geneesmiddel tegen kanker en het geheim van hoe je bechamelsaus zonder klonters maakt. Er hingen zelfs camera’s in de kooi van hoogzwangere moeder Phyo Phyo – olifanten geven evenveel om privacy als de gemiddelde Facebookgebruiker – zodat iedereen live kon zien wanneer het grote moment was aangebroken. En wij zaten allemaal zo dicht met onze neus op het scherm dat we de olifantenschede bijna konden ruiken. De dag dat het schattig, gerimpeld jong eindelijk haar hoofdje liet zien, was iedereen buiten zichzelf van vreugde. Alle mannelijke bezoekers van ZOO Antwerpen mochten gratis binnen als ze hun broekzakken binnenstebuiten keerden, hun rits openzipten en hun eigen kleine Kai-Mook vrolijk lieten rondbengelen, mits de belofte dat het hele zoobezoek lang te doen. Vrouwen mochten binnen zonder betalen als ze aan de entree hun panty’s uittrokken en op handen en voeten de bevallende Phyo Phyo met een maximum aan inlevingsvermogen imiteerden. Sommigen gingen zo ver om in de trein op weg naar de zoo al een olifantenknuffel in hun gleuf te proppen en die er dan tijdens het spektakel, tot grote verbazing van de toegangsbedienden, met pijnlijke olifantenkreten uit te baren. Deze dames kregen er terecht nog een bonnetje bovenop voor een gratis glas cava in Grand Café Flamingo. En zo ging het in de dagen na de geboorte en heel het land vierde feest en we zongen olifantenliederen, en we bakten baby-olifantenkoekjes met onze kinderen, die we deelden met onze buren – de koekjes, niet de kinderen – en homo’s werden in mekaar gestampt, want zelfs een hartverwarmend fenomeen als een geboorte in een bedreigde dierenfamilie kan helaas niet voorkomen dat er dagelijks homo’s in mekaar worden gestampt, ondanks het feit dat ze al lang voor de hype fan waren van harige slurven en we eindelijk allemaal even één ding meer gemeenschappelijk hadden. En dan bleek dat dat olifantje, dat om op te vreten was en waar we ons jarenlang peter en meter van voelden, zich op 7-jarige leeftijd al rijp genoeg achtte om zelf moeder te worden! En allemaal waren we gedegouteerd van die kleine kinderhoer die heel de tijd een rolletje had gespeeld en die, terwijl onze kinderen zich allemaal verkleedden in baby-olifantjes met carnaval, had liggen vogelen met elk beest in de dierentuin dat nog niet eens een beetje een slurf had! Het laatste wat ik er daarna van gehoord heb, is dat ze de sloerie van haar slagtanden hebben beroofd, dat ze twee van haar poten hebben afgezet (links voor en rechts achter), en dat Peter Goossens ze een tijdlang in Hof van Cleve geserveerd heeft als ‘verrassingsnuggets met krokantje van ivoorstamperbloesemblad.’ Daarna hebben de dierenverzorgers haar op een boot richting Afrika gezet met de woorden: ‘ik hoop voor jou dat het lang duurt voor de jagers je vinden, maar ik zou er niet te hard op rekenen, schijnheilige dinosauruskut. Als de Afrikaanse olifanten je al niet eerder weten te strikken, want naar het schijnt lusten die Aziatische olifanten rauw en hangen ze ze op in de hoogste boom of gooien ze hen dood met brandende neushoornkak.’ Sindsdien staat er in de vuilste uithoek van Planckendael een kartonnen olifant die Kai-Mook moet voorstellen. En iedereen kan zien dat het niet de echte is, maar niemand komt ernaartoe om het effectief te ontdekken, omdat iedereen in ons land het gehad heeft met die walgelijke dierenslet, die ons heel even weer liet geloven in een betere wereld waarin wonderen bestaan, waarin we ons allemaal verbonden voelen en we beseffen dat we veel meer kunnen bereiken als we ons achter hetzelfde doel scharen. En 11 miljoen Belgen bleven gedesillusioneerd achter, ons dood schamend over hoe we allemaal toch zo kinderlijk naïef hadden kunnen zijn.

Hans Verhaegen
17 1

WhatsApp

Maar weinig uitvindingen hebben ons leven zo radicaal veranderd en verbeterd als WhatsApp. Veel mensen herinneren het zich niet meer, maar er is een tijd geweest dat we om elkaar te bereiken, een bericht moesten sturen via sms, als barbaren. Na 160 karakters verdubbelden de kosten van zo’n sms’je zich al, waardoor we gedwongen werden om onze hersenen te pijnigen en na te denken voor we iets stuurden. Wat wil ik zeggen en hoe formuleer ik dat kort en duidelijk? Het was me wat, die dagen. Ik wil niet weten hoeveel tijd ik verspild heb aan al die onnozeliteiten, in plaats van snel snel en gratis mijn vraag te stellen in 11 aparte, met vrolijk geluidje aangekondigde berichten. Hey Çavakes? Seg Snel vraagje Heb je mijn mailtje dat ik juist gestuurd heb al gezien? ’t Gaat over dat feestje Van binnen twee maand. Je moet niet direct antwoorden, hoor. Er is toch niks, he? Anders moet je ’t laten weten he!! Ik maakte me gewoon zorgen omdat je nog niet geantwoord had… Sinds de grote doorbraak van WhatsApp hebben mijn vrouw en ik een klein traditietje in het leven geroepen. Zo vieren we het wanneer rond kwart na elf ’s avonds de 1.000ste melding van de dag binnenkomt. Dan stoppen we abrupt met passioneel de liefde te bedrijven, trekken we onze kleren aan, halen een gekoelde fles champagne in de nachtwinkel en zetten we koers naar het huis van de verzender. Rond middernacht zijn we ter plaatse en drukt een van ons twee – we wisselen af – enthousiast op de bel. Een symbolische, analoge melding van onzentwege, zeg maar. Vaak is de gelukkige winnaar wat verward en slaapdronken en worden de kindjes huilend wakker, van geluk natuurlijk, wat de ontlading alleen maar groter maakt. Voorlopig heeft nog niemand het gezegd, maar wij hebben geen woorden nodig om te weten dat mensen dit enorm appreciëren. Hoe kan het ook anders? Wij zeggen: ‘bedankt om ons het gevoel te geven dat we op elk moment van de dag onmisbaar zijn. En right back at ya, wij kunnen zelfs ’s nachts niet zonder jou.’ Meestal vertrekken we dan rond 1.30 uur. Om 6 uur ’s ochtends sturen we hem of haar nog een whatsappje of 15 om hen nog eens te bedanken en een fantastische dag toe te wensen. Je appreciatie voor elkaar tonen, meer mensen zouden het moeten doen. Soms gebeurt het dat de 1.000ste notificatie al veel vroeger op de dag binnenkomt. Dat heb je natuurlijk met die levendige groepjes. En na WhatsApp zelf, zijn die groepjes voor mij de beste uitvinding van het voorbije decennium. Ikzelf ben er van zo veel als ik kan lid, want waarom zou ik niet? Mijn motto is: voor alles is er wel een passend groepje te maken. Zo zit ik sinds kort in een WhatsApp-kliekje van mensen die áltijd te weinig geld terugkrijgen van drank- en snoepautomaten. Verder is er het groepje familieleden die al 7 jaar tevergeefs proberen af te spreken. En ten slotte zit ik ook in de WhatsApp van de fanclub van vochtig toiletpapier, regio Zuiderkempen. Ik probeer al lang een groepje samen te stellen met bewonderaars van Ruben Van Gucht die even grote fan zijn van Ruben Van Gucht als Ruben Van Gucht zelf, maar ik ben nog altijd op zoek naar een extra persoon om een groepje te kunnen maken. Mijn favoriete groepje is echter dat van de collega’s die vinden dat mekaar 40 uur per week zien en horen veel te weinig is om efficiënt te kunnen samenwerken. Tijdens het werk moet er namelijk bijgebabbeld worden over weekends en avonden en dan is WhatsApp enorm handig om ’s avonds het overige werk te kunnen regelen. Verder zorgt het er ook voor dat de grens tussen collegialiteit en vriendschap vervaagt, wat alleen maar helpt bij het vermijden van de ziekte van de tijd met de grote B: burn-out. Want zo wordt je werk eigenlijk gewoon een plek waar je rondhangt met je vrienden. En ik heb nog nooit iemand een burn-out weten krijgen van vriendschap. Dat maakt WhatsApp niet alleen de uitvinding van de eeuw, maar ook het eerste geneesmiddel van een ziekte waar we tot nu toe nog geen medicatie voor hadden. En daarvoor wil ik de uitvinders, en uiteraard de sympathieke man die WhatsApp enkele jaren geleden gekocht heeft, Mark Zuckerberg, oprecht voor bedanken. Het liefst via WhatsApp zelf uiteraard, alleen raak ik jammer genoeg niet meteen aan hun gegevens.

Hans Verhaegen
15 1

Slechte voornemens

De uitgelopen mascara op het gezicht van het molligere meisje verraadt dat ze gehuild heeft. Een oudere vrouw slaat een arm rond haar schouders en fluistert haar iets toe. Wat verderop grijpt een man met beide handen naar z’n borstkas alsof hij enkele minuten geleden dacht nooit nog zuurstof in z’n longen te kunnen zuigen. Rondom het gebouw is het asfalt bestempeld met honderden rode voeten, allemaal stapten ze door de wijnkleurige plas naast het lichaam. In de verte nadert een sirene, terwijl achter het enige raam dat nog heel is, de eerste loopband zachtjes in beweging komt. Ja, het was ook deze 2de januari weer heftig toen de gemotiveerde mensenmassa het fitness center probeerde binnen te raken. Wat me meteen bij mijn vraag brengt. De vraag die je al lang wilde horen, maar die je jezelf nog nooit durfde stellen. Zullen we het dit jaar gewoon eens laten voor wat het is, lieve lezer? Kijk, het laatste wat ik wil doen is je schofferen. Maar geef toe, we maken ze tóch niet waar. Nu niet, vorig jaar niet, twintig jaar geleden niet. Het enige waar we onszelf mee opzadelen is een gevoel van mislukking dat zwaarder weegt dan ons walgelijke lichaam in post-feestdagenmodus. En daarvan wil ik je dit jaar besparen. Noem het mijn nieuwjaarsgeschenk voor jou: weg met die goede voornemens. Begrijp me niet verkeerd, er is niks mis met ambitie. Ikzelf ben al 10 jaar op rij getransformeerd in een kruising tussen Jerommeke, Pascale Naessens en Ingeborg. Ik crossfit mezelf uit m’n kledingmaat, vreet mij een overdosis aan vitamines en mediteer mezelf een gat in het plafond. Tegelijk raak ik geen druppel alcohol meer aan, zorg ik ervoor dat suiker en ik te allen tijde minstens twee straten van mekaar verwijderd zijn en blink ik wekelijks de trofee voor meest gestofzuigde huis van de eeuw op. Alleszins, zo zie ik het voor mij op 1 januari. De werkelijkheid echter, da’s andere kost. Tot half januari waan ik me nog de nieuwste health guru en inspireer ik de wereld via YouTube met hoe ik 10 sit-ups per dag doe en één keer friet in de week eet in plaats van drie. In de derde week van het jaar lukt zelfs dat niet meer en is de enige sport die ik nog doe de olympische discipline ‘zo veel mogelijk Doritos tegelijk in één mondholte proppen’. Om mezelf beter te voelen, uiteraard. De logica daarachter is me na al die jaren nog altijd vreemd, lieve lezer, maar hier, neem ook een chipje. Ik beken dat ik ze zelf ook al had opgelijst, mijn goede voornemens voor 2020. Geen vervallen lasagne van de Aldi meer eten. Geen pepperspray meer spuiten in de ogen van de Turkse man die mijn dürüm komt afgeven aan de voordeur. M’n hand minder opvallend in m’n broek steken wanneer er een vrouw tegenover me komt zitten op de trein. En stoppen met lazarus in de tuin van de overburen te schijten, vooral omdat ik daarvoor altijd eerst uit de zetel moet komen en omdat het triest is om te zien hoe onze buur vastberaden is de vos te vinden die elke week z’n tuin onderjorist met iets wat lijkt op oranje pannenkoekenbeslag met brokjes groen gehakt. Maar waarom al die moeite doen? Zowel jij als ik weten toch dat ik het niet volhou. Meer nog, tijdens oudejaarsnacht zat ik om exact 3 na 12 al gehurkt tussen de perfect getrimde buxus en het rozenperkje, niet wetend welke lichaamsholte er als eerste die emmer wijn en dat hertenkalf zou uitgooien. En toen gebeurde er iets magisch. Terwijl ik daar in m’n blote reet boven de grond hing te zwalpen, hoorde ik het. Een donderslag. Waarna de hemel onmiddellijk oplichtte en ik getrakteerd werd op het prachtigste licht- en kleurenspel dat m’n ogen ooit mochten aanschouwen. En toen wist ik het zeker. Een duidelijker teken kon het universum mij niet geven. Je bent goed bezig, Hans. Je hebt gelijk. ‘Weg met die goede voornemens,’ schreeuwde ik lachend naar de hemel, terwijl ik delicaat als altijd m’n anus afveegde met een handvol vers geplukte rozenblaadjes.

Hans Verhaegen
32 0

Tje

Het spijt me, lieve vrienden. Deze week geen gewone column, maar een columnpje. Een blogpos’je, zeg maar. Ik schrijf op dit moment dan ook geen zinnen, nee, ik typ woordjes op mijn laptop in een gezellig barretje, waar ik straks met het kaartje 7 euro’s en 40 centjes betaal voor mijn koffietje, fruitsapje en bruiswaterke. Nee, het kasticketje moet ik niet hebben. De wereld is geen kleuterschool. Niet alles moet verkleind, vercutesiepied en verknuffeld worden. Vooral het middenstandje heeft hier een aangeboren talent voor. Maar een rekeningske van 98,99 euro, blijft een factuur van 100 ballen. We schuiven toch ook niet aan in file’tjes van een vijftal kilometertjes? We staan godverdomme anderhalf uur stil. In de andere richting moeten we dingen ook niet groter maken dan ze zijn, gewoon omdat dat beter klinkt. Als je dokter je vertelt dat je een tumor hebt, maar nog wel 60 volledige dagen te leven hebt, betekent dat nog altijd dat je binnen twee maand langs de minst leuke kant van de bodem ligt. In de donkere periode van m’n leven dat ik nog naar de kapper ging bij de gemanicuurde racistische zwijnen van Kreatos, mocht ik elke keer tijdens het wachten mijn nameke op een papiertje schrijven. Want blijkbaar ben ik 6. Tot ik een keer zo opgewonden raakte tijdens de hoofdmassage aan de wasbak dat ik daar een kapster door mijn boxershort en broek heen recht in haar van blokjes voorziene muil heb gespoten. En dan wel, natuurlijk. Dan maken ze er ineens iets groots van. Ik heb haar gezegd dat het een ongelukske was, en dat dat allemaal makkelijk weg te slikken of spoelen was met een watertje of een douche’ke. Maar het spreekt voor zich dat ze daar nadien mijn nameke kenden en ik op zoek moest naar een nieuwe plek om mijn haartjes te laten knippen. Onlangs ging ik naar zo’n wellnessgedoe voor een sportmassage en zei de vriendelijke vrouw aan het onthaal dat ik mocht meegaan met haar collegaatje. Ik verwachtte dat een vijfjarig massagewonder, of erger nog, een dwerg, zich tevoorschijn zou toveren van achter de balie. Laat het duidelijk zijn dat ik geen probleem heb met de kleinere medemens, maar het idee dat een dwerg met die rare vingertjes aan de op één na meest intieme delen van mijn lichaam gaat komen, is voor mij toch een brug te ver. Er valt over te discussiëren, maar Ik heb een min of meer volwassen lichaam, dat vraagt bijgevolg om behandeld te worden door voldoende grote, volwassen handen. Dat lijkt me maar logisch. Het collegaatje bleek gelukkig een volwassen vrouw te zijn en het feit dat ik noch van een kind, noch van een dwerg een massage kreeg, maakte me meteen ontspannen. Maar toen ze mijn tepels met haar tong begon te sportmasseren dat het geen naam had, raakte ik zo opgewonden dat ik door mijn wegwerponderbroekje door recht in haar muil heb gespoten. We konden er gelukkig allebei om lachen, maar het spreekt voor zich dat ik beter op zoek ga naar een andere plek voor m’n sportmassages. En zo is het altijd wel iets. Wanneer ik stop met typen, merk ik dat we 10 uur al ruimschoots gepasseerd zijn. Dus wenk ik de serveuse en zeg ik wat ik al heel de ochtend heb willen zeggen, maar heb weten te onderdrukken. ‘Voor mij een Duveltje.’ Ik moet het toegeven, die verkleinwoordjes zijn eigenlijk nog zo’n slecht concept niet.

Hans Verhaegen
7 0

Midlifecrisis

Onlangs heb ik mijn haar geblondeerd. Vorig jaar kocht ik een elektrisch skateboard waarmee je 40 per uur kan rijden. Het jaar dáárvoor, met Kerstmis, vroeg, kreeg en maakte ik een kasteel van Lego. Geen een van ons twee, beste lezer, weet waar dit gaat eindigen. Voor je het beseft begin ik opnieuw Flippo’s te verzamelen als een maniak of, erger nog, wil ik de sirene opzetten in de brandweerwagen op de eerstvolgende Roefeldag. We hebben hier overduidelijk te maken met een midlifecrisis. Volgens mijn beperkt wiskundig vermogen, betekent dat dus dat ik het op deze planeet tot maximum 70 jaar ga uitzingen. En die tijdsdruk pusht me nog harder om zo snel mogelijk al mijn cliché midlifedromen te realiseren: een diepzinnige tattoo in het Chinees laten zetten, 3 kilo coke door m’n neus jagen met Mike Vegas en Like Dimitri op Ibiza, naakt op een leeuw over de Meir rijden en roepen: ‘Weg met Leider Bart, buig voor Koning Hans! Weg met Leider Bart, …’ De dromen die we allemaal wel hebben. Je denkt nu, maar jij bent toch nog helemaal niet zo oud. Da’s sympathiek, lieve lezer, en misschien wel waar, maar vergis je niet, ik draai al een tijdje mee. Ik kom uit de eeuw dat Coco Jr. nog Kid Coco was en een zwarte nog een neger. De tijd dat we geen internet hadden, dan enkel als er niemand telefoneerde internet hadden, en dan zoveel internet hadden, maar we zo’n diep ongelukkige puistenkoppen waren, dat we al dat internet alleen maar gebruikten om melige songteksten in onze MSN-naam te zetten. Twixen heetten Raiders, we aten Koetjesrepen, die eerder smaakten naar koetjesreten, en al onze technologie was dik. Tv’s waren dik, laptops waren dik en gsm’s met merknamen als Ericsson, Alcatel en Sagem waren dik, waardoor mensen ze in een hoesje aan hun broeksriem hingen alsof het hen er níét deed uitzien als truckchauffeurs die in binnenspeeltuinen zitten te masturberen. Elke eighties baby zit zich nu met vochtige ogen af te vragen waar de tijd zo snel naartoe is gegaan. Ik weet het ook niet, lieve lezers. ’t Is toch niet dat we tegenwoordig 2 uur per dag missen door met dubbelgeplooide nek door Instagram te scrollen als een zombie, dat we 20 uur per week Netflix kijken en 10 uur per week Netflix kijken terwijl we met dubbelgeplooide nek door Instagram scrollen? Het zal dus wel liggen aan het feit dat we te hard werken. Op zo’n relatief jonge leeftijd al in deze levensfase zitten, maakt het er niet makkelijker op voor mij. Het typische, 20 jaar jongere minnaresje dat ik zou moeten nemen, zit in mijn geval nog ergens in een klaslokaal hartjes boven haar i’s te tekenen. En uitleggen aan de arm der wet dat het omwille van mijn vroege midlifecrisis is dat ik een puber aan het volcoïteren ben in de kleedkamer van de turnzaal, dat werkt zomaar niet. Niet alleen omdat de gemiddelde flik dommer is dan een turnpantoffel, maar ook omdat het geen goed idee is dat mid-dertigers massaal op mid-tieners beginnen te kruipen, ook al zien die laatsten er tegenwoordig allemaal 21 uit, kleden ze zich hoeriger dan Hot Marijke op Wereldhoerendag en hebben ze van die enorme tieten waar je pikdorser zo van omhoog kleppert dat je het zelf ook niet meer weet. En dan hebben we het nog niet gehad over het geld. Doordat mijn midlifecrisis zo prematuur is, heb ik nog lang niet genoeg kunnen bijeenrapen om een Porsche te kopen. Laat staan dat ik al grijs genoeg ben om in zo’n penisverlenging op wielen te mógen zitten. Nee, zo’n zielig sportautootje van Mazda is het meest haalbare en daar krijg je zelfs een vijftienjarige vandaag de dag niet meer nat mee. Die jeugd van tegenwoordig is voor niks nog goed. Voilà. Daar heb je 't, vrienden. Geen groter bewijs dat je in de tweede helft van je leven gesodemieterd bent, dan klagen over de jeugd van tegenwoordig. Ik denk dat ik dus maar eens snel op m’n elektrisch skateboard kruip, de blonde haren wapperend in de wind, roekeloos over het voetpad scheurend tot een oud koppel me een ‘voorzichtig, snotaap!’ naroept. Daarop zal ik m’n middelvinger opsteken, want dat is wat snotapen doen, maar in mezelf zal ik duizend keer dank u, dank u, dank u zeggen. Want dat laatste woordje, was eigenlijk alles wat ik moest horen.

Hans Verhaegen
10 1

Running joke

Op zondag 8 oktober 2017 zou ik in Eindhoven mijn eerste marathon lopen. Tot ik twee weken ervoor geblesseerd raakte en er niks anders op zat dan mezelf hysterisch jankend, mankend, wandelend en daarna opnieuw lopend door een revalidatie van anderhalf jaar te sleuren. We spoelen twee jaar verder. Op zondag 13 oktober 2019 zou ik in Eindhoven mijn eerste marathon lopen. Tot ik twee weken ervoor geblesseerd raakte en … bon, je begrijpt het wel. Het is duidelijk dat ik goed op weg ben om de running joke van mijn omgeving te worden. Verhaegens zijn geen stappers. Wij lopen en we lopen verdomme hard. We gaan geen brood halen, wij lópen een brood halen. We crossen de zolen van onder onze schoenen om de trein niet te missen. En we spurten naar de wc. Want wandelen is tijdverlies en als er iets is wat Verhaegens haten, naast alcoholvrije dranken, dan is het tijdverlies. Voor tijdverlies heb ik gewoonweg geen tijd, zeg ik altijd. Je hebt m’n toestemming om dat op je bedrijfsmuur met inspirerende quotes te hangen. Tot zijn laatste werkdag liep mijn nonkel elke dag van Schriek naar z’n werk in Antwerpen en terug. Over de autostrade, want dat was de kortste weg en het is niet makkelijk om met een gevulde brooddoos, een banaan, een appel, een mandarijntje, een suikerwafel, een Double Lait-reep, een thermos koffie, een boek van Suske en Wiske, een gebruikte onderbroek van mijn tante en een volle gereedschapskist te lopen. Vergeet ook niet dat dat in de tijd was dat het gevaarlijk was op de snelweg omdat je nog niet tussen de stilstaande auto’s kon zigzaggen. Maar niemand van de familie doet het beter dan mijn overgrootvader Kamielius Senior (de Tweede). Die heeft het in 1894 klaargespeeld om in één dag 325 kilometer te lopen, tot in Parijs. Vava Kamiel, zoals wij hem noemden, was geselecteerd voor het WK 100 meter patattenpleklopen dat in de Franse hoofdstad doorging. Maar hij moest er wel eerst geraken en ons enige paard had op die dag de smerigste diarree in de lokale geschiedenis van smerige paardendiarreeën. Dus vond vava Kamiel er niks beters op dan met 6 hardgekookte eieren, een paar extra klompen en een gebruikte onderbroek van m’n overgrootmoeder in een op z’n rug gebonden jutezak naar Parijs te lopen. Ginder bakte hij er natuurlijk niks van omdat hij de volgende dag stijver was dan de steel van een schop. En dat was niet de enige tegenvaller, want toen hij drie dagen later thuiskwam kreeg hij te horen dat z’n paard dood was. Het beest was uit heimwee haar baasje gevolgd, maar had onderweg letterlijk de ingewanden uit haar lijf gescheten. De darmen lagen tot in Zemst. Dat allemaal om te zeggen dat in onze familie een serieuze loopgeschiedenis leeft en dat ik mezelf belachelijk maak als ik niet eens een simpele marathon kan uitlopen. Het is dus op zondag 11 oktober 2020 dat ik in Eindhoven mijn eerste marathon ga lopen. Hinkend, kruipend of meeliftend op de rug van een uit de kluiten gewassen Ruud, Sjoerd of Jaap. Het kan me niet schelen, maar finishen zal ik. En terwijl zal ik hier en daar een druppel op mijn hard werkend loperslijf voelen vallen, en ik zal heel goed beseffen dat dat niks heeft te maken met de Eindhovense herfst, maar dat het vava Kamiel is die in de hemel een traan wegpinkt, beseffende dat drie generaties later de loopnaam van de Verhaegens nog altijd in stand wordt gehouden.

Hans Verhaegen
17 0

7 zekerheden die elke vliegreis een hel maken

Ik maakte onlangs nog eens de cruciale fout om mij een half etmaal lang vrijwillig te laten opsluiten in een ijzeren cabine waarin de scheten van 200 vervelende mensen nijdig door de lucht snijden. Wanneer je zo om de halve minuut geconfronteerd wordt met de luchtvervuiling in vliegtuigen, besef je wel dat die Greta Thunberg meer is dan een schoolmoe trollenkind dat pas op haar 40ste ontmaagd zal worden door een zelfgeteelde courgette in haar stoffige vagonder te duwen. Soit, excuses genoeg om mij te verlagen tot het summum der clickbait: een lijstjesartikel. Laten we samen negeren dat zowel jij als ik ver boven dit type geschreven rioolentertainment staan, want hier zijn ze: de 7 kankers die op geen enkele vliegreis ontbreken. 1. JE BUUR DIE ZICH LAM ZUIPT MET GRATIS GIN-TONIC Je bent blij want je vertrekt op reis, iedereen is netjes gaan zitten en het lijkt erop dat je buurman níét stinkt, géén behoefte heeft om je de komende 12 uur beter te leren kennen en géén machtsspelletjes speelt om de armleuning. Voor wie nog nooit gevlogen heeft: dit is even zeldzaam als de Lotto winnen op een dag dat het niet regent in België en de banken al meer dan twee maand de rente op de spaarrekening niet hebben verlaagd. Maar terwijl je dat denkt, komen de stewardessen en die ene zwarte, gay steward met een beperking – drie quota in één klap – langs om te vragen wat je wil drinken. Je buurman checkt of gin-tonic gratis is en begint zo aan het plezantste vliegavontuur van z’n leven. 7 gin tonics, 1,5 Ben Stiller-film en 5 toiletbezoeken later heeft die klootzak niet alleen de armleuning, maar ook je kussen, dekentje en linkerschouder ingepalmd. 2. NET NIET KNAPPE STEWARDESSEN DIE ELK KWARTIER LANGSKOMEN Het is duidelijk: tijdens de eerste les op de vliegtuigschool leren ze dat je je passagiers nooit langer dan 15 minuten aan een stuk gerust mag laten. Kijk, ik zit hier een halve dag vast, laat me dan alsjeblief die tijd benutten door zo veel mogelijk films te kijken op een crappy scherm, dat één keer op drie reageert op mijn aanraking, en geluid enkel in mono afspeelt door m’n koptelefoon van 400 euro. ‘Gaan we niet laten gebeuren,’ denkt het luchtpersoneel. Een film kijken op het vliegtuig is als een blockbuster zien op VIER, waarbij de 11 reclameblokken vervangen worden door dames die gemaquilleerd zijn als drag queens en komen vragen of je in de laatste 5 minuten wél dorst hebt gekregen. En, wat je het liefst wilt: de gewone maaltijd die naar stront smaakt of de vegetarische maaltijd die naar stront smaakt. Wat ons naadloos bij het volgende punt brengt. 3. RANZIG VLIEGTUIGETEN Snack hier, lunch daar … Ik zal wel te dom zijn om te beseffen dat je met het uurverschil eigenlijk twee dagen mist en daarom 6 keer eten moet krijgen tijdens je vlucht. Allemaal sympathiek dat dit gratis inbegrepen is in mijn vliegticket van 1.000 euro, natuurlijk. Maar moet dat eten ook echt zo’n degoutante, vormeloze berg kak zijn? Om nog te zwijgen van die zure stank die al door het hele vliegtuig trekt wanneer ze die shit aan het microgolven zijn. De eerste maaltijd zijn eieren, champignons, brood en confituur. Ik zweer het je dat ik geblinddoekt niet had kunnen zeggen wat wat was. Tegen de tijd dat ik eindelijk door de korst van m'n – volgens mij – broodje raak, heb ik ongewild al 3 plastic messen door het vliegruim gekatapulteerd. Om na de eerste beet al dat eten in nog vuilere versie terug te ruiken wanneer de lucht in die bagger al door het darmkanaal van de eerst bediende passagiers is gereisd. Geloof me, de term ‘vliegend schijt’ is een unicum in de Nederlandse taal omdat hij zowel de vliegtuigmaaltijd op zich, als dat wat meteen volgt na het eten ervan beschrijft. 4. DE HUILENDE BABY Dat alles speelt zich af terwijl op de achtergrond een baby, die eruitziet als een obees weerwolfjong met psoriasis, al vanaf de eerste minuut door alle noise cancelling headphones heen de longen uit z’n borstkas krijst. Ik bestel ondertussen ook een gin-tonic en stop de stewardess 20 euro toe om ‘m rechtstreeks in de open bek van dat monsterkind te gieten. Vastbinden in het onderkoelde bagageruim, eruitgooien zonder parachute of door de vliegtuigmotor blenderen? Ik weet niet wat we het best doen met ouders die beslissen om de vlucht voor iedereen te verpesten, gewoon omdat ze het niet konden laten zich voort te planten én zichzelf een reis te gunnen. Wanneer papa met kind op de arm voor de 79ste keer passeert en met een halve glimlach om wat begrip vraagt, gebaar ik met m’n vierde plastic mes over m’n keel. En zoals het altijd gaat, zal die volgepapte schilferwolf een kwartier voor we landen ineens op wonderbaarlijke wijze z’n muil houden. 5. HET ZETELDILEMMA Maaltijd één van zes is nog geen 30 seconden afgeruimd of het is zover. De fucker voor je legt z’n stoel zó plat dat hij een hoofdmassage verwacht te krijgen. Voor je goed doorhebt wat er gebeurt, hangt er een pluk dik zwart krulhaar op 5 cm van je neus en zit je vastgeklemd tussen je stoel en je tafeltje, terwijl je knieën hardnekkig proberen niet binnenstebuiten te plooien. De beenruimte die er om te beginnen al niet was, is er nu nog nieter. Bijgevolg sta je voor het dilemma: doe je je achterbuur dominogewijs hetzelfde aan en word je de eikel die je verafschuwt of wacht je tot je buur voor je slaapt en sla je hem dan zo hard op zijn oor dat z’n zetel automatisch terug vooruit springt en hij de komende uren gedesoriënteerd blijft zitten, te angstig om nog iets anders te doen dan ademen. Naast me merk ik dat mijn vrouw voor een derde optie gekozen heeft die bestaat uit om de 5 minuten tegen de stoel boksen, vergezeld van een ‘wat the fuck?’, ‘godverdomme!’ en ’echt waar, mongool!’. 6. VLIEGTUIGMODUS Het is 2019. Er bestaan auto’s die zonder chauffeur van hun parking naar ons toe kunnen rijden. Ik betaal mijn boodschappen in één seconde met mijn horloge. Twee minuten voor ik thuiskom gaan de lichten aan, springt de verwarming op en begint de radio te spelen. Het is dan ook niet bizar dat ik op 10.000 meter hoogte kan googelen, youtuben en instagrammen alsof ik op een familiefeest zit. Het probleem is dat dit niet zo is. Want als je niet binnen de 200 milliseconden na het aan boord gaan connectie hebt gemaakt met de wifi, raak je er sowieso niet meer op. Met een beetje geluk, slaag je er toch in en kan je 10 minuten naar je scherm staren terwijl de startpagina van de vliegmaatschappij vol duty free, maar onbetaalbare vliegtuigwinkelbrol geladen wordt. Gelieve hier rekening mee te houden voor je een nier afstaat om 250 megabyte data te krijgen. En wat is dat trouwens met die vliegtuigmodus? Waarom moet ik al mijn technologie uitzetten? Heeft er al ooit iemand een vliegtuig laten neerstorten door nog snel de obligate ‘ik ben weg, fuckers!’-foto op Instagram te posten? De helft van de passagiers vergeet dit, de andere helft doet dit gewoon niet, en de andere helft wil wel, maar is te achterlijk om te weten waar ze dat juist doen. De vierde helft leest dit en vraagt zich terecht af in hoeveel helften je dingen eigenlijk kan verdelen. 7. HET APPLAUS We zouden hem bijna vergeten. Die ene idioot die zo onder de indruk is dat hij begint te klappen omdat de piloot ons levend heeft weten te houden tot na de landing. Maar waarom het daarbij laten? Want onze bestuurder heeft per slot van rekening het uiterste minimum van z’n takenpakket goed afgerond. Klim uit je stoel en geef die man een staande ovatie. Overlaad ‘m met slipjes en gsm-nummers! Als je maar lang genoeg ‘we want more’ blijft roepen met de hele cabine, doet hij misschien nog een extra rondje met een looping of twee. En vergeet zeker de fooi niet, want naar ik heb horen zeggen flirt het loon van piloten met de minimumgrens. Maar goed, wie klappen wil, kan klappen krijgen. Ik zal de eerste zijn om de handjes op mekaar te zetten voor wie die applausmeester vanuit het gangpad tot een overgare vliegtuigmaaltijd mept. Dat alles terwijl er van enthousiasme een lauwe ruft uit m’n achteruitgang glipt en zich samenvoegt bij de rest van de dichte scheetmist in het ruim. In de volgende editie: 57 redenen waarom ik ervan hou om als een terrorist behandeld te worden aan de Amerikaanse grenscontrole.

Hans Verhaegen
40 1

Zomer

De zomer is in het land. Gelukkig maar, want dat was toch niet de lente waarop we gehoopt hadden, hè? Dat de zomer hier met zijn schattig bestickerde reiskoffertje is aangekomen en tijdelijk z’n intrek heeft genomen in de kleine Airbnb die het gehucht België op planeetvlak voorstelt, brengt heel wat meer met zich mee dan je zou denken.   Zoals daar zijn: ijsverkopers die van de ene dag op de andere meer poen dan bollen stracciatella scheppen, waardoor je die gammele crème glace-karretjes plots met een spoiler ter grootte van een surfplank of met 24-inch velgen en volledig gewrapt in bladgoud voorbij ziet cruisen. Deze week meldde kwaliteitskrant Metro nog dat in Smeerebbe-Vloerzegem de eerste ijsventer is gesignaleerd die raketten en versgedraaide vanille verkoopt vanuit een spiksplinternieuwe Bentley. Wees er maar zeker van dat er nog veel van die hoorntjesvullende nouveaux riches zullen volgen.   Anderzijds zijn er ondertussen al heel wat ijsmarchanten die zelfs ’s nachts blijven rondrijden om aan de vraag te voldoen, waardoor het aantal burnoutgevallen in de bevroren goederensector nog nooit zo hoog lag als de laatste maand, aldus Metro. Zo liet de krant een ijsjesverkoopster aan het woord die elke euro van haar pas verdiende fortuin overhad om haar vroegere job en leven terug te krijgen. ’Wat zou ik graag weer grootouders achter mijn rug tegen hun kleinkindjes horen fluisteren: ‘kijk kleine Olivia, dat is wat er gebeurt als je op school niks anders doet dan met je flamoes over je stoel schuren tot het tintelt achter je oogballen.’ Nu heb ik geen tijd meer om nog te luisteren naar de mensen. Alles zou ik ervoor geven om wat minder populair te zijn en geen dagen van 26 uur meer te moeten draaien.’   Wat de zomer ook met zich meebrengt, zijn die – op het eerste zicht – flapdrollen die tien minuten nadat ze een gebouw zijn binnengewandeld nog altijd met een zonnebril op hun neus rondlopen. Ook daarover schreef het Belgisch Instituut der Onderzoeksjournalisme Metro een uitgebreid artikel. In het stuk opperen homeopaten dat ongeveer 23% van deze mensen lijdt aan een ernstige vorm van Non-Excusatoire Divaïtis, een ziekte die, desondanks de jarenlange inspanningen, nog steeds niet erkend wordt binnen de traditionele geneeskunde. Alternatieve geneespriester Samuel F., zelf ook een divaïtis-patiënt: ‘Ik ijver al jaren om deze ziekte officieel te laten registreren, zodat de kosten van de, vaak dure, merkzonnebril door het ziekenfonds terugbetaald worden, maar de huisartsen willen er niet van weten. Elke dag brand ik minstens 5 oorkaarsen en bid, maar zelfs dat heeft, raar genoeg, geen effect.’   Daarnaast zijn er nog andere mogelijkheden waar je niet altijd bij stilstaat. Zo kan het dat de persoon achter de getinte glazen zichzelf in die tien minuten van ogenschijnlijk onverklaarbare arrogantie heel even geen lelijke, domme, wandelende verspilling van perfect werkende organen voelt. Ga jij ‘m dat afnemen? Vergeet ook hen niet die een sponsordeal met Ray-Ban sloten en de contractuele verplichting aangingen om de zonnebril, ongeacht weer of lichtsterkte, minstens 4 uur per dag te dragen. Want ook influencers verdienen begrip en zijn veel meer dan de aandachtsgeile, leeghoofdige, frontcamera verslijtende, zuurstof misbruikende, fantastische levensstijl fakende, nog veel onzekerder dan hun volgers blijkende, zichzelf als merk verhoerende reclameborden waarvoor velen ze afschilderen. Een laatste verklaring is dat de man of vrouw in kwestie blind geworden is na de vorige keer dat je hem of haar zag. Zoek in dat geval om zeker te zijn naar de nieuwe aanwezigheid van een hond, stok of – als het een vrouw van 50 met een uitgedoofd seksleven is – een boek van Santa Montefiore in braille.   Gelieve aan dit alles te denken, de volgende keer dat je je collega met zonnebril op ziet aankomen op de negende verdieping van je werk, vóór je hem of haar uitkajoetert voor mislukt Zalando-model en met een emmer lopende kak overgiet. Ga beter zelf eens naar buiten, met of zonder zonnebril, adem in en geniet ervan nu de zomer eindelijk in het land is. Best stel je jezelf ook nog even de vraag of het niet gezonder is voor jou om ergens te gaan werken waar er niet altijd een emmer lopende kak binnen handbereik staat. Er zijn nog wel wat knelpuntberoepen waarmee je onze maatschappij uit de nood helpt, zoals verpleegkundige, seniorenpijper, mongolenrukker, regeringsarchitect en als meest recente op de lijst, ijsverkoper.

Hans Verhaegen
0 0

Smalltalk

‘Dat is niet de lente waar we op gehoopt hadden, hè.’ Of, ‘gisteren de koers gezien?’ Smalltalk hoeft niet moeilijk te zijn. En toch gooi ik er in die benauwde vierkante meter die onze kantoorlift beslaat niks beters uit dan: ‘en wat zijn uw hobby’s zoal behalve verrassend veel oorsmeer produceren en look eten als ontbijt?’   Het is waar. Vanaf ik doorheb dat ik meer dan 30 seconden met een onbekende moet converseren, word ik schichtiger dan Anne Frank op een buitenspeeldag. Als ik nog maar aan een kassa of toonbank arriveer, klap ik dicht als de laptops van de gemiddelde bank om 15.30 uur. Ik zweet mezelf een porie-ontsteking bij het idee alleen al dat ik die ongemakkelijke stiltes moet opvullen met iets wat mij niet doet overkomen als een psycho die – ik zeg maar iets – ’s nachts everzwijnen verkracht en z’n slachtoffers opeet om alle bewijsmateriaal te vernietigen. En voor ik het weet, vraag ik aan de gepensioneerde vrijwilligster in de bibliotheek: ‘hoort gij ook dat kinderstemmetje dat mij opdraagt om dat boekenrek hier over u te gooien?’ Vorige week in de apotheek was het ‘puur informatief, maar voor Rohypnol heb ik toch geen voorschrift nodig, hè?’ En wat ik tegen de vrouw aan loket 2 van de post heb gezegd durf ik hier niet herhalen, maar het was iets met enveloppen likken, een kiwi met de schil opeten en de oksels van Anne Frank als er op de deur wordt geklopt.   Mijn moeder is een meester in het smalltalken. Ze onthoudt hoeveel kinderen je hebt, in welk leerjaar de middelste van de drie zit, welke bloedgroep de jongste heeft en dat de oudste 18 op 20 had op haar toets rekenen... 7 jaar geleden. Ze vraagt hoe het met de gebroken ribben van je grootmoeder gaat, maar zwijgt over het gevecht op de parking van de Lidl dat de oorzaak was. En ze maakt grapjes over de hond van je buren die eruitziet als een eekhoorn met een ego-probleem.   Interesse tonen in het leven van anderen, laat staan hun kindersituatie, is genetisch gezien helaas aan mij voorbijgegaan. Op een goeie dag reproduceer ik de naam van mijn petekind zonder voorafgaande stilte – ’t ligt op het puntje van m’n tong, ik zweer het! – en slik ik net op tijd een goedbedoelde ‘uw moeder’ in tegen m’n collega die twee weken geleden nog een begrafenis moest regelen. 1 - 0 voor baarmoederhalskanker, laat ons zeggen.   Toch heb ik vorige week iemand bezig gezien die op sociaal vlak nog onhandiger was dan je favoriete – en, oké, enige – Heistse columnist. De vrouw in kwestie stapte naar de kassa van de Blokker met een dvd van het 43ste seizoen van De Kampioenen in haar handen. Meestal al een voorteken dat er weinig vruchtbare gesprekken zullen volgen, maar we moeten niet zo snel oordelen. Voor hetzelfde geld koopt ze de dvd voor haar zwaar mentaal gehandicapte zoon – excuses, ik weet niet meer wat dit jaar het politiek correcte woord is voor les handicapés – die zijn enige beetje levensvreugde haalt uit Marcske met zijn scrotum in een molshoop gezogen zien worden. De vraag die zich na deze hypothese natuurlijk onmiddellijk stelt: zijn er überhaupt andere Kampioenenkijkers?   De vrouw was nog maar net begonnen aan haar zin, die volgens mij iets moest worden als ‘zit de dvd in het doosje of moet ik die hier nog krijgen’ en liet daar tijdens het woord ‘doosje’ zo’n oorverdovende, onwelriekende spermaboer dat de pannen van Piet Huysentruyt kletterend van de muur vielen. Nog veel erger was dat ze tijdens haar ‘pardon’ zo’n donderende zaadscheet liet dat de lantaarnpalen voor de winkel uit de grond werden gerukt en er een golf van autoalarmen door onze winkelstraat trok. Daarop is de vrouw in zeven haasten vertrokken, zonder dvd, en dus hoop ik dat mijn veronderstelling over mentaal beperkte Fritsje niet klopt. Ook ik heb mij er rap uit de voeten gemaakt, want heel de Blokker stonk op dat moment naar het zaaltje van de Swingers XXXtravaganza Party in Aarschot om 6 uur ’s ochtends. Ik werd er onpasselijk van.   Het allerergste soort smalltalker, ten slotte, is wat ik noem De Martelaar H/T. Het type dat je gijzelt in een ijzeren kooi en je elke ochtend foltert met buitengewoon oninteressante ‘anekdotes’ waarvan je je polsen binnenstebuiten wilt keren met een dunschiller. Om dat ’s avonds nog eens helemaal over te doen, deze keer mét foto’s van z’n lelijke kinderen erin verweven. Je zal maar vasthangen aan zo iemand waarmee je van Gent-Dampoort tot Brussel-Noord voor de rest van je leven verplicht moet chitchatten voor 54 minuten enkele rit. Of verschrikkelijker nog, iemand die met z’n nuchtere-maag-op-een-koffie-en-twee-sigaretten-na adem jarenlang gepassioneerd blijft ratelen over z’n gecompliceerde darmproblemen. Ontsnappen. Is. Geen. Optie. Denk daar maar eens aan de volgende keer dat je mij tegenkomt en ik oogcontact vermijd als Anne Frank die uit de nachtwinkel wandelt met een gepikte fles rum onder haar rok. Soms zijn ongemakkelijke stiltes er om van te genieten in plaats van op te vullen. Er moesten meer mensen zijn die na een ‘goeiemorgen’ gewoon vriendelijk hun bakkes houden.

Hans Verhaegen
0 0

Zeewolde

Vorig weekend stond ik ineens met mijn Hyundai i40 op het dorpsplein van Zeewolde, een pittoreske gemeente in de Nederlandse provincie Flevoland. Allemaal goed en wel, ware het niet dat ik eigenlijk gewoon in de Reetlei van Bonheiden moest zijn. De Reetlei, ja. We zijn allebei volwassen, als ik hier echt zo makkelijk had willen scoren met platvloersheid, had ik wel een afspraak gemaakt in de Poeslikkerkeslaan in Liedekerke, de Pik-in-de-Poepdreef in Hoeselt of l’Avenue du Berenlul Gigantesque in Mons. Maar ik moest in de Reetlei zijn. En daar had ik gestaan, moest het niet voor die smerige wegomlegging zijn.   Echt goed voor het zelfvertrouwen is dat natuurlijk niet, 200 kilometer verkeerd rijden. Maar iedereen die al meer dan 10 kilometer achter het stuur van een gemotoriseerd voertuig heeft gezeten, weet dat het áltijd de schuld is van de borden. Of beter het gebrek aan. Want bij elke omleiding staan er consistent nooit meer dan twee. Eentje aan de start van de werken en eentje aan het eerstvolgende kruispunt. That’s it. Daarna stopt het, waardoor je bij de volgende splitsing meer verloren bent dan Alex Callier op een sympathieke mens-verkiezing. Twee kruispunten en ontelbaar verkeerde beslissingen verder zit er naast jou eentje de papieren in te vullen, in de hoop de scheiding rond te hebben voor jullie mekaar de kop hebben ingeslagen met het brandblusapparaat.   Ik weet 100% zeker dat wegenwerkers een onderling verbond hebben. Een geheim genootschap à la vrijmetselaars, waarin je punten verdient met hoe verder je mensen in de miserie laat rijden. Meer nog, ik ben ervan overtuigd dat ze de grootste oorzaak zijn van gezinsdrama’s, dat ze delen in de winst op onderhoudsbeurten bij garages en dat ze als een soort van onzichtbare influencers werken voor de toeristische dienst van elk boerengat dat hen genoeg betaalt. Verder kan het ook niet anders dan dat ze hun mijlenver reikende invloed hebben gebruikt om de recente verkiezingen in Vlaanderen de verkeerde richting uit te sturen, al heb ik daar nog geen harde bewijzen voor.   Dat dat in deze tijd nog kan gebeuren, denk je dan, verkeerd rijden. Want hoewel Google alles weet en Waze van Google is, weet Waze toch vaak van niks. Afgaande op de wegen dat dat ding mij in het verleden al heeft ingestuurd, denkt de gps-app dat ik met een 4x4 rijd, die Transformersgewijs over putten stapt waarin een klein paard zou verdrinken, en die zich moeiteloos op zijn kant legt voor tegenliggers in die straten van 1,5 meter breed die zogezegd de snelste route vormen. Maar ik geef het toe. Dankzij Waze ontdekte ik ook een eeuwenoude Maya-tempel in Noorderwijk, kwam ik uit op een openluchtsweatshop in Wespelaar waar kinderen Puma-schoenen maken en reed ik plots – met tranen in m’n ogen – tussen een familie giraffen over de verborgen savanne van Erwetegem. Desondanks die boeiende vondsten, maak ik me geen illusies. Waze zit in de zak van de wegenwerkers.   Zeewolde, dus. Behoorlijk klote, waarmee ik niks wil afdoen aan de charme van het dorp. In het kwartier dat ik er was, leerde ik dat de burgemeester er ondanks z’n doordringende jeneveradem en de geruchten over z’n bedenkelijk knuffelritueel met kinderen enorm hartelijk is, dat je er absoluut de kinderboerderij met de driepotige meeuwhondkrokodil moet bezoeken en dat de lokale specialiteit ‘honingfluitjes’ om duimen en vingers van af te likken zijn. Het museum met de gevriesdroogde uitwerpselen van Bekende Zeewoldenaars viel me eerlijk gezegd tegen en kan je gerust links laten liggen.   Terwijl ik de Reetlei aan het ingeven was in m’n gps, vertelde de burgemeester me hoe zwaar hij afzag van z’n scheiding. Zijn vrouw was eruit getrokken met de achterneef van Marco Borsato, die – zo fluistert men in Zeewolde – een nog groter geslachtsorgaan heeft dan dat Alex Callier er een is. Je kan zeggen dat het allemaal de schuld is van z’n vrouw, of van de foto’s van hem en zijn 6-jarig buurjongetje op het dek van z’n boot, maar we weten allemaal dat het echt de schuld is van die vuile wegenwerkers en hun borden. Ik hoop dat de klootzakken er op z’n minst veel punten aan verdiend hebben.

Hans Verhaegen
4 0

Influencer

Dromen kunnen wel degelijk werkelijkheid worden, jongens en meisjes. Nationale monumenten staan in lichterlaaie, onze planeet wil ons van haar rug flikkeren, James Cooke is nog altijd niet verscheurd door een roedel uitgehongerde wolven, maar mij gaat het meer dan ooit voor de wind. Ik heb het natuurlijk over mijn 146-koppig leger Instagram-followers, een aantal dat exponentieel is gestegen vergeleken met de 125 die ik er had voor ik columns begon te promoten op dit sociaal medium. Ik moet nog maar een foto van m’n armhaar posten en het ding gaat viraler dan verkoudheden bij jonge ouders. Als nieuwbakken influencer weet ik dan ook als de beste hoe mijn publiek te bespelen voor eigen gewin. Zo vroeg ik mijn volgelingen twee weken geleden naar onderwerpen om over te schrijven, zodat ik ook dat zware denkwerk niet meer zelf hoef te doen. De reacties waren overweldigend, waardoor dit stukje tekst hieronder zichzelf praktisch heeft geschreven. Bij deze een column voor, door en als het van mij afhing ook hartverwarmend diep ín jullie, liefste followers. Op naar nummer 147!   Het zal je niet verbazen dat mijn leven als Insta-sensatie alleen maar voordelen heeft. Zo kan ik het mij ondertussen veroorloven om maar halftijds in loondienst te werken en dat zorgt voor een mooi levensevenwicht. De helft van de week ontdek ik elke middag meer van de prachtige omgeving rond Brussel-Zuid. Deze kant van de hoofdstad is dan misschien niet zo mainstream als pakweg Centraal, toch is de Zuidcoté een aanrader voor wie altijd al eens heeft willen rondlopen op een set van The Walking Dead met meer zombies, ziektes en honger. Mijn inspirerende reisblogpost getiteld ‘De 6 Verborgen Plekjes Rond Station Brussel-Zuid Die Niet Naar Urine Ruiken’ volgt snel. De nadelen van deze omgeving en de job zijn dat ik ondertussen elke zin afsluit met quoi, dat ik sneller reageer op mijn Brusselse roepnaam fils de pute, dan op Hans en dat ik ’s avonds een tussentaal spreek à la ‘putaaain chouke, waarom zijn mijn carotten zo dik gecoupeerd, ’t is comme tu t’en foukes… quoi.’   De rest van mijn dagen slijt ik thuis terwijl ik wat copy of columns tik en wekelijks, zolang de echte, getalenteerde Herman Brusselmans niet dood is, zonder succes bij Humo solliciteer. De voordelen van die halve week thuiswerken zijn dat je je eigen baas bent en dus niemands kont moet afvegen of likken, je nooit nog in je bedrijfsrestaurant op vrijdag visdag ter ere van Jezus een bord rioolfilet achterover moet kokhalzen, en dat je zo veel dwergenporno kan kijken als je wil. Het nadeel is dat je zo veel dwergenporno kan kijken als je wil. Geloof me, om mij tegenwoordig nog opgewonden te krijgen moeten er minstens een hermafrodiete neushoorn met vijf vagina’s en drie penissen aan te pas komen, een 63-jarige bibliothecaresse in een Daenerys Targaryen-pak, een portie ribbekes karamel-pikant van Jan De Volksschilder in Keerbergen, en een pizzabezorger met Dries Van Langenhove-tattoo – z’n anus als de mond van Dries. Helaas zijn die filmpjes enorm zeldzaam, wat mijn productiviteit dan wel weer ten goede komt.   Een paar dagen geleden stond ik zoals gewoonlijk in de Bergstraat van Heist te flyeren in mijn zoektocht naar de illustere vierde lezer van m’n blog. Komt er daar zo’n oude racistische dorpsgenoot – pleonasme, excuses – op mij afgestapt en hij roept: ‘hey linkse rat, zou je dat bestofte holbaardje van je mammie op je gezicht niet eens afscheren? Dat zorgt ervoor dat je er nog harder uitziet als een vieze, linkse rat.’ Nu geef ik toe dat ik niet over straat paradeer in Schild en Vrienden T-shirts met de Vlaamse leeuw-vlag rond m’n schouders gedrapeerd, maar ik dacht toch dat m’n blond haar en blauwe ogen me bij de rechtse Heistenaars – pleonasme, sorry – het voordeel van de twijfel zouden geven. De man in kwestie zag er klaar uit om mij met opengesperde mond op een borduur te zetten, maar gelukkig ligt er in de Bergstraat enkel asfalt en een slecht gelegde kasseiboord. Nog een meevaller was dat er op dat moment drie gekleurde kindjes langs fietsten. Bij het aanzien daarvan kreeg de Heistse führer me daar zo’n woedeaanval dat zijn Jupilerpet van z’n hoofd vloog en zijn stromende okselvijvers de afkondiging van het rampenplan triggerden. Of hij de kindjes uiteindelijk heeft kunnen vangen met dat net dat hij bijhad, weet ik niet. Ik weet alleen dat ik snel mijn matten heb gerold en naar huis ben gegaan met een handvol hansverhaegen.com-flyers, maar zonder vierde lezer.   Onderweg mocht ik nog een hindernissenparcours afleggen tussen borden met affiches die slecht werkende tandpasta leken te promoten. Bij nadere inspectie ontdekte ik dat het verkiezingsborden waren, vol zeepsmikkels van verschillende komaf en overtuiging, maar met dezelfde machtshonger in de fake lachende ogen. Én dezelfde vastberadenheid zich belachelijk te maken voor een paar stemmen extra. Ik durf ervoor te wedden dat er op dit moment ergens een VLD’er flippo’s van zichzelf aan het drukken is, een SP.A’er zichzelf laat filmen terwijl hij staat te swishen in een bejaardentehuis en een CD&V’er een ludiek rapnummer over z’n programmapunten zit te schrijven. En ’t is niet omdat mijn eigen rapcarrière sneller gestorven is dan de gemiddelde babyolifant in Planckendael, dat ik mijn diensten niet kan aanbieden als ghostwriter. Uiteraard tegen betaling, want als ik mijn ziel verkoop, wil ik daar op z’n minst grof geld voor in de plaats. Voor een euro of vierduizend extra, zet ik er zelfs een story voor op the Gram. Ik ben dan misschien wel een sell-out maar als er één ding is dat niet goedkoop is, dan is het mijn 146 volgers droog in hun welgevormde achterste nemen met je partijpropaganda. Respect heet dat en ik ben er zeker van dat dat een van de hoofdredenen is waarom ik in geen tijd zo’n uniek succesverhaal ben geworden op Instagram.

Hans Verhaegen
22 0

Gebakken lucht

Doorgaans ben ik iemand die zich heel weinig stoort aan andere mensen, hun stomme andere-mensen-gewoontes, hun stomme huisstank-meedragende-kinderen en hun stomme levenskeuzes. Ik oordeel niet snel, sta open voor medemensen uit alle lagen van de bevolking en ik roddel niet. Zo heb ik na twee dagen nog altijd tegen niemand verteld hoe ik onze licht mentaal gehandicapte wijkagent om 5 uur ’s ochtends bovenop zijn papiercontainer zag zitten, terwijl hij kreunend een paar liter zure darmlimonade over Het Reklameklokske van vorige week uitstortte. Mij stoort zoiets niet. Leven en laten leven. Ik heb zelfs empathie voor parkeerwachters. Maar wanneer ik compleet onverwacht door een wolk bosbessenmuffin, piña colada of wortelpuree met worst van zo’n onnozele e-sigaret-vape-dampende failure of life wandel, dan kan ik mij niet inhouden om zelf wat stoom af te laten.   Kijk, roken is belachelijk. Probeer mij niet tegen te spreken want je hebt geen been om op te staan. Als we de foto’s op de pakjes mogen geloven, heb je dat straks écht niet meer. Roken is belachelijk, net als alcohol drinken, elke dag 17 Big Macs eten, naar Thuis kijken of tegen 240 over de pechstrook van de Antwerpse ring rijden om een parkeerplek aan ’t Sportpaleis te vinden waar je na de show géén twee uur moet wachten voor je naar tweede kunt schakelen. Maar wij zijn mensen en mensen maken niet altijd de meest rationele keuzes. ’t Zijn er weinig, maar ik heb ook mijn zwaktes. Ik ben bijvoorbeeld té principieel in het bezorgen van mijn vrouw haar orgasme voor ik zelf Heist-centrum wakker brul van uitzinnig genot, om daarna alles nog eens vier keer over te doen, haar een vijfgangenontbijt op bed te serveren en nog snel heel het huis te vullen met rode rozen die ik zelf ben gaan plukken in het meest idyllische, met dauw bedekte bloemenveld van België, twee provincies verder. Verder lust ik ook geen kaas.   Maar als roken belachelijk is – en dat is het – dan is een mp3-speler uit 2002 volgieten met nicotinehoning, opladen via usb en dan casual naar buiten wandelen terwijl je heel ’t straat vol blaast met Luikse wafel-aroma complete wáánzin. Zo moet ik niet meer passief meeroken, zeg je? Aha, we zitten met een health coach, begot! Wil je er dan misschien met dat Nobelprijswaardige medeleven van jou ook even bij stilstaan dat ik mogelijk ook niet actief jouw naar de gft-bak meurende ochtendadem gemixt met Cherry Coke-verstuiver wil inhaleren? Het is echt heel simpel, hoor. Als ik suikerspinnen wil ruiken, ga ik naar de kermis. Wil ik de geur van barbecuevlees opsnuiven, dan fiets ik op de eerste dag van het jaar dat de zon schijnt door eender welke Belgische straat. En als ik een vispannetje van de Lidl over datum onder m’n neusgaten wil, dan spreek ik af met uw obese moeder. Sorry, te gemakkelijk. Zoals uw obese moeder, quoi.   ‘Habemus papam!’ riep ik, toen er weer zo’n wandelende schoorsteen voorbij slefte en een wolkendek van witte rook met pizza Hawaï-geur – HAWAÏ!!! – in mijn gezicht joeg. ‘Ehm, hmphffzz…?’ brabbelde hij, op een manier die je exact verwacht van zo’n defecte dampkap. ‘Da’s Latijn,’ zei ik. ‘Dat betekent dat je eruitziet alsof je een robot aan het pijpen bent en dat ik medelijden heb met elke vrouw die ooit jouw inferieure zaadcellen vol ongeboren dopzuipers, Discovery Channel-stoners en autoradiodieven in haar lijf kreeg.’ ‘Pardon, monsieur. Je ne suis pas sûr d’avoir compris. Vous dites quoi, monsieur ? Est-ce que je peux vous aider avec quelque chose ?’ Ook weer typisch dat ik van al die mensen in Brussel die ene Franstalige aanspreek, hè. Maar ik zweer het je, dat is de laatste keer dat ik mij zo heb laten uitschijten door een.   Nooit gedacht dat ik dit ooit zou zeggen, maar we hebben Frank Deboosere nodig. Je bedoelt dat nichterige karikatuurtje dat al 63 jaar lang elke dag hetzelfde mopje uit z’n onderontwikkelde onderkaak gooit? Die, ja. Geen idee wat hij rookt, maar aan z’n optimisme te zien moeten het de volle tampons van Ingeborg uit haar Blind Date-periode zijn. Als deze overenthousiaste weercoryfee gewoon elke avond een klein segmentje integreert in z’n weerbericht met waar welke naar broccolisoepscheten of Bacardi Breezer stinkende lokale bewolking hangt, dan weet ik waar ik weg moet blijven. En dan kunnen die e-rokende nicotineslaven ook rustig hun lavendelconfituurgeurig ding blijven doen. Leven en laten leven, zeg ik. Ondertussen zal ik, nostalgisch als ik ben, wel genieten van de rook van normale tabaksrokers. Noem mij een purist, maar ik kan mij wel vinden in die eenvoudige, zoete zweem die mij meteen meevoert naar verbrande familiefoto’s, verbrande oorlogsgevangenen en verbrande dromen.   Trouwens, we moeten er niet onnozel over doen. Die Frank is toch echt niet half de man meer die hij was sinds hij die magnifieke moustache heeft afgeschoren, niet? Van stomme levenskeuzes gesproken.

Hans Verhaegen
0 0

Wereldstad

Ik heb er nooit een geheim van gemaakt dat ik uit het door koeienmelkers, patattenplanters en zakkenwassers grootgemaakte Heist-op-den-Berg kom. En niet alleen omdat dat indruk maakt bij mensen die ik voor het eerst ontmoet, wanneer ze ontdekken dat ik kan lezen én schrijven, heb leren fietsen voor m’n 21ste, nooit wijs wanneer ik een zwarte over ’t straat zie lopen en bijna nooit begin te hyperventileren als er ergens meer dan 4 verschillende stukken bestek naast mijn bord liggen. In onze gemeente hangt één groot familiegevoel en ook dat is niet alleen omdat de meeste jongens hier met hun zussen trouwen, of als die te zelfverminkt of gehandicapt zijn, met hun nichten of nonkels. Elke dag om 10 uur stipt schalt het Heistse volkslied hier door de straatspeakers en laten de Heistenaars die werk hebben dat abrupt vallen. Iedereen zingt dan trots de hymne mee die als refrein drie keer de slogan van ons schild herhaalt: ‘Tauribus, Fructibus, Vegstibus et Sororimus’ (Voor veeteelt, fruitteelt, groenteteelt en inteelt). Hoe dan ook doet Heist het economisch fantastisch en rijzen er hier elke week minstens 4 nieuwe skyscrapers uit de grond. Ik geef het nog maximum 5 jaar voor we officieel uitgeroepen worden tot stad, waarna hoofdstad van België en Europese hoofdstad snel zullen volgen. Ik hou dan ook oprecht van Heist en dat zal zo blijven voor de rest van mijn leven.   Wie nog nooit op citytrip is geweest hier, nodig ik graag uit om deze voorlopig ongerepte parel in de Kempen te ontdekken. Je hebt hier een bed and breakfast en hotel, maar om de reiservaring zo puur mogelijk te houden, raad ik je aan om net als ons te slapen op een hooizolder of lekker knus in een stal tussen een schaap of drie. En zoals we hier allemaal zeggen: what happens in de stal, stays in de stal. Wie kosten wil besparen, boekt een Airbnb’tje in de typische woonwagens van Hulshout of Beerzel, net buiten onze gemeente, maar bijna niet onveilig en allemaal op paardrijafstand van Heist-centrum. Wil je echt voor de volledige experience gaan? Dan opteer je voor het Authentique Deluxe-pakket. Hierbij slaap je onder een prachtige sterrenhemel en kartonnen dekentje op het bankje aan de bushalte tegenover onze Carrefour. De Cara-pils staat al warm wanneer je toekomt.   Lekker geslapen? Maak je geen zorgen, aan douchen verspillen we hier niet graag tijd. Ondertussen zal je wel honger hebben. Er zijn hier heel wat bakkerijtjes, maar echte connaisseurs gaan naar onze kunstgalerijen. Zo doopte Bakker Frans zich enkele jaren geleden om tot The Art of Frans. Waarom vals bescheiden zijn als je bijna uit je vel scheurt van talent en ambitie en mensen je vezelrijke meesterwerken elke dag opnieuw zonder nadenken wegslikken alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Je moet deze Heistse Da Vinci z’n werk dan ook echt eens proeven. Het museum van Frans is ingericht als een gewone bakkerij en je hoeft er geen toegang te betalen.   Winkelen doe je in de Bergstraat, de Meir van Heist. Je vindt hier alles wat je wil, van de nog-niet-doorgebroken-designer-kleding op onze maandagmarkt, tot de duurdere fashion stores zoals JBC en Takko Fashion. Jezelf helemaal murw geshopt? Blaas even uit in een van onze vele gezellige koffiehuisjes, als je je een weg weet te banen tussen de in latte-beige gecamoufleerde senioren die zich de laatste jaren van hun leven voltijds toeleggen op een vergelijkende studie van waar je de goedkoopste koffie met de meeste koekjes, slagroom en advocaat scoort. Word on the street is dat de ‘verwenkappoesjieno’ van € 3 uit koffiebar 't Vierde Jeugdje momenteel de grote favoriet is. Je krijgt er zelfs een gratis insulinespuit bij het dessertenplankje. Attent, quoi.   Ook voor spectaculaire evenementen zit je hier op de juiste plaats. Zo vierden we vorig jaar nog de eerste dorpsgenoot die een universitair diploma naar huis wist te halen. Helaas werden de druk en het succes hem teveel en wierp de jonge Hawking zich twee weken later onder de poten van een kudde geradicaliseerde geiten die de buurt rond ons station al jaren onveilig maakt. Hét jaarlijkse hoogtepunt is echter de Heistse braderij. De Bergstraat verandert dan in één groot volksfeest waar we de ganse nacht arm in arm ons volkslied zingen, onze zussen bedriegen met onze schoonzussen en vooral, waar we iedereen drie dagen lang als gelijke beschouwen. Of je nu van hier bent of niet, een heuptasje draagt, de namen van je kinderen in je nek hebt getatoeëerd of graag af en toe je hand achterin je onderbroek steekt en even aan je vingers likt wanneer niemand kijkt. Ook ik verloor m’n hart al als kind aan dit streepje folklore en kijk elk jaar halsreikend uit naar het moment dat mijn straat, die grenst aan de Bergstraat, omgetoverd wordt tot een openbaar toilet waar je volledig gratis je blaas-, darm- of maaginhoud achterlaat op een zelf uitgekozen plekje. Dit is vrijheid in z’n puurste vorm.   Zei er trouwens iemand iets over Hollywood? Hollywat?! Wie het wil maken als tv-persoonlijkheid om op elk BV-feestje poeder te snuiven uit Kevin Janssens z’n kin, verhuist beter naar hier. Heist-op-den-Berg is een broedplaats voor celebrities. Na mijzelf zijn de figuren die het hier dankzij hun uitzonderlijke gaves het verst geschopt hebben Polle Pap, Rik Torfs, Steven Goegebeur en Ed Sheeran. Al blijft die laatste – die eigenlijk gewoon Geert Van den Broeck heet en uit de Pompoenstraat in Wiekevorst komt – hardnekkig beweren dat hij geboren en getogen is in de UK.   Je merkt het, Heist is booming. En dan heb ik het nog niet gehad over ons ludiek genoemde zomerfestival, onze in de omtrek ongeëvenaarde schaatsbaan, ons adembenemend Heistse hooggebergte en meer. Benieuwd om het allemaal zelf te ontdekken? Boek dan nog snel je weekendje vooraleer het nieuwe Berlijn al z’n lokale charme verloren is. Vergeet je zeker ook niet om een goede score achter te laten op TripAdvisor? Onze toeristische dienst kan je hulp echt gebruiken.   Oh en nog één tip. Wat je ook doet, blijf weg uit Bruggeneinde! Je ongescheurde sluitspier zal me dankbaar zijn.

Hans Verhaegen
0 0

Internationale Vrouwendag

Hoewel het voor mij elke dag Internationale Vrouwendag is, vind ik het toch belangrijk om het échte sterke geslacht eens 700 woorden lang in de bloemetjes te zetten. De maatschappij heeft mij namelijk geleerd dat ze niks liever krijgen dan bloemen. Dat en naaigerief, schoonheidsproducten en roze cava natuurlijk.   Op de dag dat vrouwen eindelijk mochten stemmen, hebben we een grote stap gezet naar een wereld van gelijke rechten. Maar we moeten er niet lullig over doen, we zijn er nog niet. Nog steeds te veel mannen komen thuis na een lange dag zwoegen, de rug kapot van 8 uur aan hun bureau te zitten, en hebben het lef om te klagen over dat dampende bord haute cuisine dat voor hun neus staat. Ze roepen dingen als: ‘je weet godverdomme dat ik het haat als mijn worteltjes zo dik gesneden zijn!’ en ‘wééral vegetarische lasagne van de Meus, denk maar niet dat ik die aangekoekte kaas straks voor jou ga afwassen. Ik ben uitgeput en ga naar Discovery Channel kijken met een hand in mijn broek.’ Terwijl het echt niet zo moeilijk is om te zeggen: ‘bedankt om na je voltijdse job de kleine al van school te halen, de ramen te kuisen, het gras af te rijden, die kapotte lamp in de keuken te vervangen, naar de Colruyt te gaan en ondertussen ook nog deze lekkere maaltijd op tafel te toveren. Ik zou het wel leuk vinden als je de volgende keer mijn worteltjes iets dunner snijdt.’ Met een klein beetje respect kom je vaak heel ver en vrouwen zijn hier heel gevoelig aan.   Verder houden vrouwen ook van complimentjes. Helaas zijn het bijna enkel buitenwerkers zoals bouwvakkers die zich hiervan bewust zijn en beter dan wie ook aanvoelen hoe je vrouwen behandelt. Zij beseffen dat een kortgerokte vrouw die een half uur aan haar make-up heeft gewerkt dat doet voor de mannen. En het zijn die attente bouwvakkers die zich niet te goed voelen om zo’n vrouw een complimentje toe te werpen in de vorm van een fluitserenade of andere zelfvertrouwen boostende woordjes. Vrouwen vinden dit enorm charmant.   Wegenwerkers denken er over het algemeen hetzelfde over, maar zijn vaak te verlegen en durven hun mening pas uitroepen wanneer de dame in kwestie al enkele meters uit het zicht is gestaard. In Brussel zie ik gelukkig heel wat mannen die assertief genoeg zijn om de vrouwen hun verdiende aandacht te geven en te overstelpen met complimentjes zoals grosse pute (betoverende prinses), salope, salope (slimme dame, slimme dame), eh sale chienne, suce moi (hé zonnestraal, je mooie persoonlijkheid zuigt m’n aandacht) en je te baise (ik wil met je trouwen want ik ben compleet ondersteboven van jou en je twee universitaire diploma's, je keiharde werkmentaliteit en het feit dat je een team van meer dan 100 mensen leidt met groot succes). Bescheiden zoals de vrouwen dan zijn, schudden ze dit van zich af en maken ze zich snel uit de voeten. Al weten deze gentlemen goed genoeg dat ze net iemands dag hebben gemaakt.   En dan is er nog seks. Als er iets is wat ik van porno heb geleerd, is het dat vrouwen een moord zouden begaan voor sperma in het gezicht, sperma op de borsten, sperma op de rug, sperma in de mond, sperma in de anus en sperma van acht verschillende mannen over het hele lichaam. Ik ken er zelf niet heel veel van, maar sperma moet verslavender zijn dan gratis heroïne en maakt duidelijk een erogene zone van elk stukje vrouwenlichaam waar het mee in contact komt. Als je je dan bedenkt dat heel veel regisseurs in deze branche mannen zijn, vind ik het heel vooruitstrevend dat zij zoveel aandacht schenken aan wat vrouwen leuk vinden, ongeacht het overwegend mannelijke kijkerspubliek. Ik denk dat heel wat sectoren hier nog wat van kunnen leren.   Want zoals ik zei, we zijn er nog niet. Vrouwen verdienen over het algemeen nog altijd minder dan hun mannelijke tegenhangers, stoten sneller tegen een glazen plafond, worden meer beoordeeld op hun uiterlijk en komen veel vaker terecht in situaties van machts- en seksueel misbruik door mannen. Om maar te zwijgen over het feit dat ze aan openbare toiletten altijd achter minstens 27 lotgenoten moeten aanschuiven voor ze hun ding kunnen doen. Zolang we die 15 minuten extra tijd die wij mannen daar pakken niet uitwissen – tijd waarmee mannen zich naar extra loonsverhoging en hogere functies lullen die zich perfect lenen tot machtsmisbruik – vrees ik dat we nooit tot een wereld komen waarin vrouwen ook écht kunnen genieten van dezelfde rechten die wij mannen al eeuwen als vanzelfsprekend beschouwen. Ik stel dan ook voor dat we beginnen met de toiletten en van daaruit verdergaan met de rest.

Hans Verhaegen
28 1

Appels van Niels

Heb ik je al verteld over die keer dat de ravissante Niels Destadsbader mijn lief en mij een kilo appels heeft verkocht op de zondagsmarkt van Heist-op-den-Berg? Twee weken lang heb ik van ’s morgens tot ’s avonds met gewapend beton in m’n broek rondgelopen. Moet je weten dat ik niet eens voor de mannen ben. Maar de aantrekkingskracht, puurheid en het charisma van die jongen zijn zo sterk dat ze seksuele voorkeur volkomen irrelevant maken. Zelfs nu, maanden later, gebeurt het nog dat mijn lief en ik tegelijkertijd ‘NIELS!’ uitroepen op het moment dat mijn buitenaards gespierd lichaam het hare richting hoogtepunt stoot.   Dit is natuurlijk fake news, jongens en meisjes. Er is maar één man die mij een one way ticket naar het eindeloze buffet van de piemelarij kan doen boeken en dat is Tia Hellebaut. Maar het stuk waarin mijn wederhelft geld geeft aan Niels voor wat fruit op dat fenomeen van Heists cultuurerfgoed dat onze markt is, klopt wel. Zo zie je maar, de weg naar volle sportpaleizen is niet geplaveid tot in Rome en loopt al eens door de Zuiderkempen mits er een wil is.   Wat die sympathieke spring-in-’t-veld daar in hemelsnaam stond te doen achter een paar kratten Jonagold en Pink Ladies interesseert me eerlijk gezegd geen hol. Maar aan de blos op z’n wangen te zien en de hoeveelheid eyeliner waarvan Bart Peeters zelfs zou zeggen ‘h-how jongens’, moet het voor een of ander flutprogramma geweest zijn dat ik gelukkig gemist heb. Hoewel ik Telenet er maandelijks een halve strandvakantie voor betaal, staar ik nog liever een paar uur per dag naar de muur, dan te moeten kijken naar die slecht voorgeschreven, erbarmelijk geacteerde, lauwe dromedaris-cum die het Vlaamse medialandschap in mijn gezicht probeert te stritsen.   Toen we een kwartier later terug langs Niels passeerden, stond die, ondertussen in volledig rood-groen appelkostuum, rond te springen achter z’n marktkraam en te roepen: ‘ik ben een vrolijk appeltje! Kijk naar mij, vinden jullie mij geen vrolijk appeltje? Zou ik geen lekkere fruitcake zijn? Wie wil er eens aan mijn klokhuisje likken?’   In Heist, waar 119% van de marktgangers nog nooit een cameraploeg, laat staan een geschminkt mankind, heeft gezien, wisten ze natuurlijk niet hoe te reageren. Moeders gooiden zure matten in de ogen van hun kinderen om ze af te leiden. Een bejaarde vrouw was zo in extase dat ze haar elektrische rolstoel perte totale reed in het kippenkraam. Terwijl een andere man op het dak van de hamburgerwagen klom, een getatoeëerde swastika op z’n billen ontblootte en met rechterarm in de lucht de Duitse schlagers van Christoff begon te zingen. Ik moet eerlijk zijn, die laatste doet dat elke week en staat binnenkort als getipte favoriet in de voorrondes van Belgium’s Got Talent.   Naar het schijnt kwamen later ook nog Jelle Cleymans, Jonas Van Geel en een andere melkmuil van wie mij de naam ontsnapt, daar in hun gocarts aangetrapt. Ze hebben daar op de markt samen pannenkoeken met choco gegeten, maar na een half uur is Jelle Cleymans bleitend naar huis gereden omdat Jonas z’n chocomelk over Jelle z’n favoriete K3-trui had gestoten.   Wij waren toen al lang thuis en aten op dat moment schijfjes appel van elkaars naakte lichaam, voor dat alles uitmondde in zo’n stomend tafereel dat zelfs de ramen van de overburen ervan aandampten. Op geen enkel moment is Niels Destadsbader door onze gedachten geschoten, al moet ik bekennen dat ik wel een seconde of twee aan de reusachtige vleespiemel van Tia Hellebaut heb gedacht.

Hans Verhaegen
52 1

Tournée Minérale

De wrange smaak van hoe we onze goede voornemens al na drie dagen hebben buitengebonjourd is nog niet weggespoeld of we laten ons al terug in de zeik nemen. Een maand zonder alcohol, waar blijven ze het halen. De kortste dan wel, want 31 dagen, dát is erover. Of ik meedoe? Het spijt me. Tussen het beginnen aan deze column en nu heb ik al twee Cornets en een Brigand achterover geslagen. Maar alleen omdat ik het beroepshalve verplicht ben om te drinken. Hemingway, Fitzgerald, Stephen King in z’n jonge jaren … Geen kat die een schrijver zonder verslaving serieus neemt. Dus ja, ambitieus als ik ben, moet ik mee. Was ik niet te kleinzerig om elke dag wat naalden in m’n aders te schuiven, spoot ik heroïne dat het geen naam had. Die column zou nogal gelezen worden. Uitgevers die mekaar de kop inslaan voor een paar duizend woorden van Hero Verhaegen. Tot dan moet m’n carrière maar beginnen floreren op drie bakken Duvel en een paar flessen Merlot in de week.   De café’s, drankhandels en frituren, staan ook niet te springen voor deze maand zonder plezier. Gisteren liep ik per ongeluk de Aldi binnen en omdat ik er dan toch was, vroeg ik aan de kassierster of ze niet veel minder Buval, hun huispils, verkopen in februari. De vrouw bleef mij met een holle blik aanstaren, wat logisch is, want kassamedewerkers van de Aldi zijn per definitie gatachterlijk. Dat klinkt grof, ik weet het, maar het is wel wetenschappelijk bewezen. Die telkens terugkerende pieptoon bij het scannen van een product – gemiddeld 8.935 keer per dag – boort zich een weg tot in de hippocampus en maakt daar alles kapot wat hij tegenkomt. Toen een medewerkster betrapt werd terwijl ze midden in de gang, al babygeluiden makend, een kilo lasagne in haar vagijn aan het lepelen was, begon het management zich toch wat vragen te stellen. Na twee jaar wetenschappelijk onderzoek vonden ze eindelijk de oorzaak en konden ze oplossingen beginnen zoeken. Zo vervingen ze in een van de tests de scantoon door een trilling in het zitvlak van de stoel aan de kassa. Maar nadat een zekere Francine Deleu met uitdrogingsverschijnselen uit de Aldi van Ingelmunster is gedragen na op één dag 479 orgasmes te moeten ondergaan – de kranten spraken van een rozijn die drie weken in de sauna had gelegen – hebben ze ’t toch op de vertrouwde beep gehouden. In ieder geval, een dag in de Aldi werken, is slechter voor je hersenen dan elke dag van februari 4 liter Buval drinken, ik geef het maar mee.   De mensen die geen Buval nodig hebben om zich te amuseren – of andere geestrijke dranken, voor hen met een inkomen – verdienen voor mijn part een medaille. Het valt mij op dat mijn favoriete diersoort, de wijfjesmens, hier vooral in uitblinkt. Straf, toch? Deze kudde moet de hele werkweek lang al hyperalert zijn om niet besprongen te worden door de met testosteron overladen zwijnen die wij, mannen, zijn. Dan is ’t eindelijk weekend. Komen ze een andere stal binnen waar het vee zo geïntoxiceerd is, dat naar het wc gaan zonder op zeven plaatsen betast te worden en in minstens één lichaamsholte een duim binnen te krijgen onmogelijk is. Om dan de rest van de avond zever te moeten aanhoren uit zo’n meurende La Chouffe-muil die elke vijf seconden je tieten uit je beha probeert te knallen met z’n ogen. En tóch vriendelijk en nuchter blijven. Hoedje af, zeg ik dan, waarna ik verderga met mij een hersenbloeding focussen op die decolleté.   Ik heb het ook geprobeerd. BOB zijn, mij nuchter amuseren, me niet storen aan hoe de blik, het niveau en de keelgeluiden van de rest rond mij dierlijker worden met de minuut. Zelfs alcoholvrij bier kreeg een kans. Ik wist zeker dat ze me een pint maagsap van de cafébaas in m’n handen hadden geduwd. Na de eerste slok ben ik zo hevig beginnen projectielbraken dat de cafégangers die zich nog niet uit de voeten gemaakt hadden, door de stroom werden meegesleurd tot op het terras en honderden meters verder. Bleek dat ik een Estaminet had gekregen in plaats van alcoholvrij bier. No offence, Gert, maar doe me dan toch maar je maagsap. Verder is zowat alles op de kaart van Staminee De Living in Heist-op-den-Berg fantastisch en is het een meer dan geschikt café om lekker te gaan pintelieren of onschuldige vrouwtjes te bepotelen.   Ik wens jullie nog bakken succes, mijn heldhaftige, H₂O-nippende vrienden. Alleen al omdat jullie mij een reden geven om het glas te heffen. En iedereen weet dat je op één been niet kan staan. Dus drink ik op jullie tot ik ook op twee benen niet meer kan staan. En hoe meer ik bestel, hoe zekerder ik het weet: februari 2019 wordt de maand waarin ik eindelijk de wereld verover. Ik moet het toegeven, die tournée minérale is eigenlijk nog zo’n slecht concept niet.

Hans Verhaegen
23 0

Gast

We moeten het dringend eens hebben over de grootste schending van de mensenrechten sinds de mensenrechten. Die gruwelijke trend die getuigt van zo’n barbaarsheid dat hij kinderverkrachting, terrorisme en de oprichting van De Romeo’s degradeert tot kattenkwaad. Misschien maak jij je er ook schuldig aan. Natuurlijk maak jij je er ook schuldig aan! Inderdaad, we moeten eens praten over die compleet, on-bruik-bare microlavabo’s in mensen hun gastentoilet.   Ik heb geen grote handen. Waarschijnlijk zeg ik daarmee zonder het te weten dat ik weerzinwekkend klein geschapen ben, maar ik hoor mijn vrouw niet klagen. En de jouwe ook niet trouwens. Nu ja, die van jou wel, maar dan in de zin van: ‘Mijn man heeft dat nog nooit gekund bij mij, Hans. En zeker geen vier keer in anderhalf uur. Misschien moet ik dat op z’n personeelsfeest maar eens zeggen tegen die fake blonde Vanessa van HR als ze weer op zijn zaad staat te azen met haar smerig paardenbakkes.’ Magische handen? Absoluut. Grote, nope.   Kan iemand mij dan eens uitleggen waarom ik tegenwoordig in geen énkele gasten-wc nog de handenwasbeweging kan maken, zonder mijn rechterhand kreupel te raspen aan de straalbreker van de kraan en terwijl dat kot onder water te zetten alsof de loodgieter de sifon is vergeten? Heb ik het Koninklijk Besluit gemist dat zei dat het alleen nog toegelaten is om scháálmodellen van lavabo’s te kopen? Of heeft heel België collectief beslist dat handen wassen nichterig is en heeft Bibi Smetvrees hier nog altijd niet door dat die dingen er enkel pro forma hangen, zoals dichtgenaaide vestzakken, Fort Escort-spoilers en het ‘Welkom in Ninove’-bord?   Drie weken terug, tijdens een etentje bij vrienden, was ’t weer van dat. Toen de obligate gezelschapsspelfase van de avond was aangebroken, zag ik m’n kans schoon om aan de teamverdeling te ontsnappen door m’n blaas vol zure dozenwijn te gaan ledigen. Tot zover alles oké. Ik doe proper m’n ding, knoop m’n broek dicht, draai mij een kwartslag en daar hangt hij. ‘Fancy zeepbakje,’ dacht ik. Tot ik zag dat er geen zeep in lag en er een kraan boven hing. Een halve minuut later sta ik hyperventilerend te staren naar de tsunami-restanten op de grond, de muur, mijn hemd, broek, schoenen en het plafond. De lavabo is droog gebleven.   M’n gedachten schieten alle kanten uit. ‘Mijn vrienden gaan denken dat ik half hun huis heb ondergezeken. Zij wéten niet hoe zacht en respectvol ik die bril naar boven heb gezet. Hoe ik met de vaste hand van een hartchirurg heb gemikt om geen enkele druppel nog maar in de buurt van de rand te laten komen. Al wat zíj zien is hoe hun gastentoilet veranderd is in een voetbad vol zeik.’ Exact op dat moment gebeurt het. Door een of andere gestoorde kronkel in mijn hersenen, denk ik: ‘Fuck het. Fuck het gewoon! Als mijn imago van propere vriend dan toch om zeep is, kan ik er evengoed volledig voor gaan.’   Ik doe het deksel van het toilet dicht, laat mijn broek terug zakken en pers er met alle macht een halve lasagneschotel en twee potjes tiramisu uit. Daarop schep ik, met de souplesse van een bouwvakker die z’n vijfhonderdste villa invoegt, elke keer wat in m’n handpalm en smeer het uit over de muur. Na tien minuten heb ik ongeveer elk plekje van m’n canvas gevuld en sta ik buiten adem naar mijn werk te kijken. En dan pas besef ik het. Er wáren andere opties. Ik hád die druppels kunnen opkuisen met een paar velletjes toiletpapier. Ik hád kunnen terugkeren naar de rest en hen zeggen dat die spatten in ’t wc en op m’n kleren geen pipi, maar water waren. Dat de lavabo te klein was. Achteraf is het altijd gemakkelijk natuurlijk. Die avond was de laatste keer dat ik Thomas en Femke gezien heb.   Kapot gezocht heb ik mij. Maar ik heb ‘m. De allerkleinste lavabo die ik kon vinden na elke sanitairsite van West-Europa door te lichten. Het ding ziet eruit als een doormidden gezaagd soepbord, je krijgt er amper een wijsvinger in. Sinds vorige vrijdag hangt hij. En langzaam maar zeker pak ik ze allemaal terug. Etentjes dat ik al georganiseerd heb! Geen één gaat buiten zonder dat ik hem of haar langs de pot heb gestuurd met de lopendste chili con carne die je ooit gezien hebt, de eetdag van de KWB inbegrepen. Dat ze godverdomme zelf eens ervaren hoe ze gast na gast tot de waanzin drijven met hun perverse mind games. Ik zweer het je, tegen dat ik deze humanitaire crisis heb opgelost, kan je baantjes trekken in de wastafel van elke wc in België. En dan ga je zien dat iedereen z’n handen wast in onschuld, alsof het nooit anders geweest is.     PS Thomas, Femke, als jullie dit lezen, denken jullie er dan nog even aan om de Doodle in te vullen?

Hans Verhaegen
0 0

Kaas

Elke week valt het wel een paar keer voor dat onbekenden mij op straat aanspreken en vragen of dat niet begint te vervelen, zo volmaakt zijn. En dan beken ik dat ik liever wat meer zoals hen was, ja. Die perfecte kaaklijn, dat gebeeldhouwde lichaam en die overvolle hersenpan brengen je uiteindelijk ook maar zó ver. ‘Dat jij zo volks kan blijven, Hans,’ zeggen ze me dan.   Toch ben ik niet die met seks en succes overgoten Jezus waarvoor iedereen mij aanziet. De bewondering van die mensen groeit dan ook alleen maar als ik hen mijn menselijkheid toon, door hen mijn ene grote beperking prijs te geven die al heel m’n leven een bron van ongevraagde moeilijkheden is.   ‘Je lust géén… kaas?! Dus ook geen Edammer, Camembert, Chavroux of zo’n blauwgeaderde Gorgonzola?’
‘Tenzij hij gesmolten is, niet nee,’ antwoord ik hen. De weinigen van wie de mond nog niet was opengevallen door m’n overweldigende verschijning, moeten er op dit moment in de conversatie ook aan geloven.   Het begon als kind. Ik werd naar een, zoals dat meestal gaat in conservatief Vlaanderen, kaasgezinde school gestuurd. Natuurlijk hoorde ik er niet bij en stond ik elke speeltijd ergens alleen tegen de muur terwijl de rest al kaasetend aan het voetballen was. Thuiskomen met stukjes halfgekauwde Babybel in m’n haar, oren, jaszakken, boekentas, kleurdoos, knikkerzakje, turnpantoffels, agenda, kousen, pennenzak, navel en bilspleet was dagelijkse kost. Ik herinner me nog een uitstapje naar de lokale boer dat volledig ontspoord is, enkel en alleen door mijn uitgesproken zuivelovertuiging. Was juf Karin uiteindelijk niet tussengekomen, dan had die gestoorde koeienpooier me omgekeerd in een boom gehangen met een halve bol belegen in m’n luchtpijp en een riek in m’n gat. (nvdr, het gaat hier om de regionale voorzitter van de Vlaamse Blok, ondertussen Kaasbelang, een kaasgezinde vereniging met extreme standpunten.)   Het middelbaar heb ik enkel overleefd door de vriendschap van enkele andere niet-kaaseters. In een stad zijn ze altijd net dat beetje progressiever. Je kon ons er duidelijk uithalen op de klasfoto’s omdat geen een van ons het woord cheese over z’n lippen kreeg. Het schooljaar waarin we klassikaal Kaas van Willem Elsschot lazen, bracht ik grotendeels galspuwend door met m’n kop boven de schoolwc’s en m’n knieën in plassen tevergeefs gemikte kinderpis. Dat jaar viel ik 13 kilo af en kreeg ik het ook bijna moeilijk met yoghurt.   Ook na m’n schoolcarrière is die stinkende kaas me blijven achtervolgen. Zelfs vandaag, in 2019, barst onze maatschappij nog altijd van de ongelijkheid tegenover mijn mensen. In luchthavens word ik er élke keer ’random’ uitgepikt aan de gate voor een laatste security check. Zowat alles wat ik tweedehands probeer te kopen is nét verkocht nadat de verkoper me langs z’n neus weg gevraagd heeft of ik iemand ben die kaas eet. En wanneer vrienden me dan toch eens overtuigd krijgen om met hen een kaaswinkel binnen te stappen, houdt een uit het niets opgedoken portier mij als enige tegen met een ‘sorry, de winkel is vol’. Je mag er zeker van zijn dat ik na het posten van deze column nergens nog aan een job, laat staan een huurhuis, geraak.   ‘Ja,’ zeggen die mensen dan, ‘je hebt gelijk, Hans. Wij, grijze muizen, hebben het als wél-kaaseters nog zo slecht niet. Sorry dat ook wij bevooroordeeld waren, door je onweerstaanbare aantrekkingskracht en intelligentie dan, welteverstaan.’ Ik vergeef het hen – misschien ben ik toch meer Jezus dan ik besef –, neem het gsm-nummer aan van de grootste borsten in het groepje en zet m’n weg verder.   Wanneer ik de kaaswinkel passeer, zie ik de eigenaar op het raam slaan en met z’n wijsvinger over z’n keel gebaren. ‘In 2020 worden we allemaal verdraagzamer,’ zeg ik tegen mezelf, terwijl een traan m’n rechteroog ontsnapt en langs m’n magnifieke kaaklijn op de grond valt.

Hans Verhaegen
0 0

Horendol

De allereerste keer voelde verrassend, vies en een tikkeltje opwindend. Ik durfde zweren dat ze op drie meter naast mij stevig van bil aan 't gaan waren. Tegen zo’n gekreun is onze scheidingsmuur niet bestand. Na die eerste keer hoorde ik het elke dag. Daarna meermaals per dag. Tot het uiteindelijk meerdere keren per minuut werd. Iets later ontdekte ik dat de buurvrouw, die ik ervoor nog als een onverzadigbare hoer had omschreven, waarschijnlijk terminaal is.   Terminaal is misschien wat overdreven. Want wie is er tegenwoordig niet terminaal? Het T-woord is in de mode. Komen de kleinkinderen te weinig op bezoek? Een beetje kanker doet wonderen. Misschien heb je wel net als zoveel anderen geen zin meer om elke week dat veel te grote huis te kuisen tot het einde van je dagen. Met een beetje geluk is dat einde weldra al in zicht. En vanaf er een goede kuisvrouw gevonden is, slaat de chemo wonderbaarlijk genoeg plots aan. Wat een gelukkig toeval. Zullen we die kuisvrouw maar houden nu?   Voor zover ik weet is er nog nooit iemand gestorven aan hypochondrie. In tegenstelling tot die verkoudheid die mij vorige winter bijna het leven kostte. Op de derde dag wist ik hoe laat het was en had ik al een kist besteld. Massief mahonie, glanzend. Want zo ben ik dan, doodziek maar blijven vechten zodat ik niemand met al dat geregel moet opzadelen. Na vijf dagen kwam ik er tegen alle verwachtingen in terug bovenop. Sterk ras zeker? Om maar te zeggen, ik weet wat het is om de dood in de ogen te kijken.   De buurvrouw maakt nooit oogcontact als je haar op straat tegenkomt. Elke keer die Russische kop in de grond vanaf ik m'n mond nog maar opendoe om goeiedag te zeggen. Geen enkel geluid komt eruit bij haar. Behalve dan achter de muur, in haar veilige, slecht geïsoleerde rochelcocon. Want daar reutelt oma Poetin erop los dat het geen naam heeft. Eén keer werd ik er zo horendol van dat ik geroepen heb: ‘Sterf dan godverdomme, mens.’ Toen was het gedaan met keelschrapen. Oké, janken daarentegen... Tot drie uur 's nachts heeft ze het uitgehuild. Komedie, denk ik dan. Want als je nu geen nood hebt aan kreunen, dan anders ook niet.   Sinds gisteren is het muisstil langs de andere kant van de muur. De buurvrouw is dood. Niet door een ziekte ofzo. Blijkt dat ze niet eens terminaal was, maar gewoon een of andere keelinfectie had. Nee, de buurvrouw is dood omdat ik gisteravond de straat indraaide en dat mens mij niet zag doordat ze haar kop weer in de grond had begraven. 't Zal niet bij haar kop blijven deze keer.   En nu? Goh, een nieuwe voorruit, wat uitblutsen en bijspuiten. De verzekering betaalt me waarschijnlijk meer terug dan de kosten die ik heb. Het mag ook wel eens meezitten voor mij, hè. Zeker nu, want ik voel mij elk uur eenzamer worden zonder dat geruststellende geluid van mijn vroegere naaste op de achtergrond. Hopelijk zijn de nieuwe buren terminaal. Of gaan ze op z'n minst eens graag stevig van bil. Ik kruis m'n vingers voor een combinatie van de twee, want hoe langer ik hier zit, hoe oorverdovender die stilte klinkt. Ik word er horendol van.

Hans Verhaegen
0 0

Een pintje voor 't wachten

‘…en een pintje voor ’t wachten.’ Zo rondde de man voor me in de fleece met verfspatten van z’n in 1998 geschilderde kinderkamer zijn bestelling af. Net als deze man, die een kleintje met een boulet special bestelde, wat mij weinig leek voor iemand die ik zou verwarren met een Aziatische zwarte beer mocht het niet voor de lichtroze verfplekken op z’n rug zijn, vind ik het ook moeilijk om vijf minuten te wachten zonder blik mannelijkheid in m’n handen. Ze moesten me maar eens een mietje vinden. Daarom ga ik nooit naar de frituur zonder een pintje voor 't onderweg zijn, een pintje voor de weg van de parking tot de deur, een pintje voor ’t wachten tot ik kan bestellen en een pintje voor het achteruit parkeren op m’n oprit.   De middenstand laat hier serieus wat geld op tafel liggen. En daarin stellen de Halloween, Black Friday, WK, EK en BK vierende Rotary-leden me eerlijk gezegd teleur. Want waarom kan ik alleen pils slurpend aanschuiven op plaatsen waar patatten, curryworsten en – God mag weten welke vortzak die gepaneerde driehoeken vol ruksel bestelt – ragouzi’s in 50 liter vet liggen te pruttelen? Staan we op zondagochtend niet allemaal in de rij bij de bakker te denken ‘kon ik nu maar een halve liter in m’n keel gieten, ’t zou hier veel plezanter zijn?’ En waarom trekt de Primarkverkoopster een frons dieper dan haar decolleté als ik vraag of de Jupiler op een andere verdieping staat? Enkel in de Colruyt staat mijn fles wijn voor ’t wachten klaar als ik binnenkom, gechambreerd en al. Die Jef gaat nog rijk worden, let op m’n woorden.   De geverfde beer drinkt met gulzige slokken van z’n blikje. Je wil natuurlijk niet dat dat pintje voor ’t wachten nog halfvol is als je bestelling op de toog wordt gezet. Want wat is een pintje voor het wachten als je niet moet wachten? De mensen zouden kunnen denken dat je een ordinaire drankverslaving onderhoudt. Ondertussen bestel ik een maxi met stoofvlees, een berenpoot en een Bicky Cheese. ‘Ah en, twéé pintjes voor ’t wachten.’ De frituuruitbaatster glimlacht en kijkt net te lang in m’n ogen om te kunnen ontkennen dat ze wou dat elk plekje van haar lichaam vanavond op mijn menu stond. Beermans krimpt een centimeter of vijf en neemt nog een slok.   Welke politieker besliste er trouwens dat er alleen maar pintjes gedronken mogen worden tijdens het wachten? Kijk, ik masturbeer al eens graag als ik tien minuten tijd heb. Een kwartier als ’t wintert. Is een Kleenex – of een ongevulde ragouzi – voor het wachten teveel gevraagd? Ik zet mij hier wel achter het draaimolentje met Hallmarkkaartjes. En geef toe, dat groot onderhoud zou toch minder vervelend zijn met een 18-jarig Filipijns warmbloedje voor ’t wachten. Mét een lijn coke in de bilnaad? Wat denk je zelf, zit ik hier misschien in een Dacia-garage ofzo?   De beer slaat de laatste geut achterover en gooit z’n blikje in de vuilbak met het groene papier waarop ‘geen blikjes’ staat geschreven. Sorteren is, per slot van rekening, een wijvengedoe. Net als je oksels wassen, blijkbaar. Maar godverdomme, met die kinderkamer deed hij de Sixtijnse Kapel eruitzien als de paintballhangar na een teambuilding van de Vlaamse Parkinson Liga. Ik maak alfamangewijs m’n tweede pintje soldaat en kijk hoe Michelangelo afdruipt met z’n kleintje in z’n handen. Bij gebrek aan betere opties om de tijd te doden, begin ik door Instagram te scrollen. De uitbaatster en ik zwijgen, terwijl de seksuele spanning door de lucht knettert dat de lichten ervan flikkeren.

Hans Verhaegen
116 0

Kids

Ja, het is tegenwoordig gevaarlijk om te zeggen, maar ik hou van kinderen. Wat zeg ik, ik ben er verslaafd aan. Of het hun plakkerige polletjes zijn, dat schattige stukje bovenlip waar zachtgroen snot en Petit Gervais aardbei één worden, of dat verbluffende theatertalent waarmee ze in een nanoseconde van extatisch naar linkerpinkje-afgesneden-met-een-patattenschiller-pijn gaan, ik weet het niet. Maar ik verafgood ze. En aangezien zowel jonge ouders als grootouders stuk voor stuk te bescheiden zijn om hun wandelende melkscheetjes de hemel in te prijzen, ben ik zo vrij om wat reclame te maken in hun naam.   Zie, je hebt twee soorten mensen: mensen mét kinderen en ongelukkige mensen. Ik vertrouw ze voor geen haar, die zaad en eitjes verspillende nietsnutters die bewust geen kinderen willen. ‘Kinderen’ ja, want hen zal je nooit het vrolijke kids in de mond horen nemen. Alsof het hun grijze, doelloze leventje zou besmetten met een portie fun en een met glitters overdekte dosis cuteness. Je herkent ze zo op straat aan hun gemaakte manier van lachend en buggyloos rondwandelen, met hun provocerend uitgeslapen gezicht. Ik kots ervan. Daarom vraag ik elk dertigerskoppel zonder nageslacht bij elke mogelijke gelegenheid of er nog altijd geen broodje in de oven zit. Want kinderen krijgen is het opperste genot en het wordt eens tijd dat ze dat beseffen.   Wanneer ik op restaurant zit en ik hoor zo’n kaboutergroot bundeltje geluk vijftien minuten lang een versie van We Maken Een Kringetje zingen, denk ik ‘godverdomme, wat een schattig ding is me dat daar.’ Nog veel gelukkiger word ik als er plots zo’n hele klas huppelende perzikjes bij me op de trein stapt en je 32 unieke verhaaltjes tegelijkertijd kunt horen. Dan klap ik opgewekt m’n boek dicht en spring ik recht om hen een voor een over hun zachtgewassen donsbolletje te wrijven. Maar als onversneden kinderfanaat moet je altijd oppassen. Niet alle ouders geloven dat je zo’n onvoorwaardelijke liefde voor hun kindjes kunt voelen zonder er iets voor terug te willen. Kennen ze mij nog niet.   De moeilijkste momenten zijn die waarop ik niet in de buurt van kinderen kan zijn. Bijvoorbeeld als ze ‘s middags slapen. Dan klamp ik de eerst voorbijkomende verse mama of papa aan en smeek ik hen te babbelen over hun kids om de tijd te overbruggen tot hun kids terug wakker zijn. Wat moet je anders doen? Genieten van de rust, productief zijn of – erger nog – praten met je partner en plezier maken zonder zoon- of dochterlief? Doe niet belachelijk.   Nee, zelf heb ik er nog geen, dat niet. Maar ik wil er wel, zoals iedere rechtschapen Belg. En dat hoeft voor mij zeker geen vijftien jaar meer te duren. Maar tot het zover is, schuim ik babyborrels af, verslind ik mamablogs, omring ik me met zoveel mogelijk borstvoedsters en hang ik rond in speelgoedwinkels. Af en toe reis ik zwaar tegen m’n zin, lees ik een boek, geven mijn vrouw en ik elkaar aandacht, slaap ik acht uur op een nacht en probeer ik carrière te maken in iets dat me meer voldoening dan zekerheid geeft. Maar laat het duidelijk zijn, da’s alleen op de momenten dat ik écht niet in de buurt van kinderen kan zijn. Want ik hou van kinderen. Wat hou ik zo ondraaglijk hard van kinderen.

Hans Verhaegen
1 0

Hati Hati

Ik had het moeten weten dat het maar een paar dagen ging duren voor ik in dat tropisch paradijs vol trouwkleedwitte stranden de ziel uit m'n lijf zou zitten schijten. Elk man verdient maar een beperkt volume gelukzaligheid natuurlijk. Wat ik niet had kunnen voorspellen is dat ik me tijdens De Grote Nasi Goreng Exodus ook nog eens in foetushouding zou staan balanceren op iets wat nog niet half op een wc leek. De laatste week heb ik ontdekt dat dat duidelijk niet de anekdote is die mensen verwachten als ze je vragen hoe het in Bali is geweest.   Oké, ze had ons gewaarschuwd, ja. Laat je inenten. Poets je tanden met flessenwater. Geen ijs in je drank. Bla bla bla. Ik wil die van 't reisbureau wel eens nee zien zeggen de achtendertigste keer dat er weer zo'n Indonesiër, krom van de onderdanigheid, dat welkomstdrankje brengt, met zoveel ijs dat Antarctica er melancholisch van wordt. Want die onschuldige Balinezen denken natuurlijk: ‘Het is hier warm voor die Belgische toeristen. Ik geef dubbel zoveel zodat ze zich kunnen verfrissen. Heilige Bataru Guru, die gaan dankbaar zijn!’ Vertel dan maar eens dat je die smerige bacterieblokken niet moet hebben uit angst om hun hele noedelpaleis vol te pompen met stront. Ik zeg het je, ijs zou ze pakken, die van 't reisbureau.   Exact zeven prachtige, zorgenvrije dagen heeft het mogen duren voor ik voelde dat het noodlot was aangebroken. Ik herkende het prikkelbaredarmproces al van twee eilanden afstand. Het begon zoals altijd met wat gerommel in de verte. Tintelingen in de buik, bijna vlinders. Vlinders die veranderen in langzaam, toegebrachte, messteken. Dan de kop die begint te koken. En als laatste, de paniek. Als in: het moet hier geen minuut langer duren voor ik op een pot zit of ik beer mezelf onder en plein public als een tweejarige die de speculaaskast heeft ontdekt.   Dus daar hing ik. Boven het toilet van het eerstvolgende eettentje dat we tegenkwamen in the middle of nowhere. En tentje mag je letterlijk nemen, in tegenstelling tot toilet. Met een hoofd gloeiend van de dikkedarmweeën, stond ik er volledig verlost van eigenwaarde te bevallen boven een put in de grond. Mikkend om alles zonder fouten van gat tot gat te krijgen. Op tien minuten tijd raakte ik er ongeveer alles kwijt behalve m’n schaamtegevoel. Dat werd alleen maar groter toen mijn oog viel op het on-feil-bare doortreksysteem van een ton water en een plastic bekertje. Met een scheur in. Ik moet de foto’s van lokale charme als deze op een of andere manier gemist hebben toen ik door de reisblogs scrolde.   Toen ik een miserabele dag of tien later thuiskwam, stond mijn dokter mij op te wachten met een cocktail van antibioticapillen. Mét ijs alstublieft, want we doen eens zot, nu het terug kan. Nog geen half uur later zat ik opnieuw op de plee, maar dan wel met de meest gelukzalige glimlach in dagen op m’n gezicht. Zeker zeven keer heb ik doorgetrokken in dat uur dat ik daar als een koning op m’n witte troon zat. Ja, soms moet een mens al eens reizen om dat porselein onder z'n sterretje opnieuw te waarderen.

Hans Verhaegen
17 0