‘Sorry, sorry! Mijn bus was te laat. Het is zaterdag vandaag, hè! Dan zijn de uren anders. Nog eens sorry dat ik te laat ben!’, roep ik door de half openstaande toegangsdeur van de concertzaal. Op het podium zingt een twintigkoppig koor een gregoriaans muziekstuk. De twee verchroomde afzetpalen met daartussen een donkerrood fluwelen toegangskoord beletten me om de zaal binnen te gaan. De zaalstoelen zijn dichtgeklapt, geen publiek.
De dirigente op het podium laat haar dirigeerstok zakken. Ze draagt haar kapsel in een strakke french twist. Haar zwarte kokerrok past perfect bij de elegante beige blouse. Haar lange oorbellen fonkelen in het spotlicht van de bühne. Het koor stopt met zingen. Ze draait zich om en kijkt me scherp aan. Eenentwintig blikken kogelen me bijna neer.
‘U bent te laat!’, zegt ze op een luide strenge toon, vanop het verre podium. Amai! Wat een stem!
‘U bent te laat, mevrouwtje!’, maant ze me overtuigd aan.
Hoewel ze meters van me af staat, voel ik me niet op mijn gemak. Zou ik nog iets durven antwoorden? Of is er geen vraag? Ik zwijg wijselijk en sta vastgenageld aan de grond voor het toegangskoord.
‘Aangezien u zelf niet vertrekt! Laat dan maar horen wat u kan!’, daagt ze me uit. Ze lacht hautain en kruist haar armen. Enkele koorleden gniffelen als support.
Super! Hiervoor ben ik gekomen! Ik doe me schoudertas af en zet ze tegen een verchroomde afzetpaal. Ik adem in en zing uit volle borst: ‘BAMMM BOOOO LEI JAAAAAA BAM BOOO LEI JOOO!!’
De dirigente slaat met haar stok op de pupiter: ‘Genoeg! Genoeg! Afgekeurd! Denkt u dat dit hier voor te lachen is?! U kan gaan! We zijn een uitmuntend koor, dankzij discipline en professionaliteit. En daar hoort U NIET bij!’ Ze draait zich met haar rug naar me toe, richt haar blik op de koorleden en zwiept een maatsoort in de lucht, waarop de alten hun zangstonde terug inzetten.
Waarom mag ik er niet bij? Stom koor! Ik grijp mijn schoudertas, wandel beteuterd het concertgebouw uit en slenter verzonken in gedachten de namiddagzon in, op het beklinkerde concertplein, wanneer er melancholische muziek me tegemoet komen.
In het midden van het plein speelt een straatmuziekkant op een peervorming houten instrument. Hij slaat de twaalf snaren aan en zingt weemoedig een levenslied. De fadoklanken werken op mijn gemoed. Ik wandel droevig tot bij hem. Zijn olijfkleurig overhemd hangt half open. Hij speelt een hoogtepunt op zijn viola de fado.
In de openstaande instrumentenkoffer liggen koper- en zilverkleurige munstukken, biljetten en zelfgemaakte cd’s. Wauw! Da’s klasse! Hij heeft zelfs een eigen cd. Ik gooi een biljet in de koffer en koop er eentje met fadoklassiekers.
Hij stopt met spelen: ‘Bedankt! Come estàs? Je kijkt zo triste? Is het mijn muziek? Of is het leven, de reden?’
‘Goh, ja! Ik heb net auditie gedaan. Daar! Binnen! Bij het zangkoor van het concertgebouw. Ik mag niet meezingen. Ik ben afgekeurd’, mopper ik: ‘Ik mag dus niet mee doen, zeg!’
‘Ai ai ai, dat is niet simpàtico! Maar dat is ook geen probleem! Dan zingen wij toch samen! Ons levenslied…’
Mijn humeur fleurt op: ‘Ja? Echt? En kan jij Gypsy Kings op je fadogitaar?’
‘Ja, zeker en vast! Die liedjes beginnen met een si mol…’ en hij slaat een snaar aan: ‘La la! Si mol, si mol! Laaa! Si mol , si mol… Klaar? 3… 2… 1…’
‘BAMM BOOO LEEII JAA !!! BAM BOOO LEII JOOO!!’ , zingen we samen uit volle borst: ‘Porque mi vida yo la prefiero vivir así’
Hij stampt met zijn olijfkleurige instapper op de grond en ik zing: ‘Bem, bem bem bem, bem bem bem!’
Twee toeristen, een man en een vrouw komen erbij staan. Elk gekleed in dezelfde sportkledij met bijpassend Nordic Walkingstokken. ‘Amai goed goed! Dat is tenminste nog eens muziek! Dat is nog eens sfeer! Allez, Leo geeft eens 5 euro aan die muziekkanten hier. Goed!’ De vrouw klapt enthousiast mee. De man zoekt naar geld in zijn portemonnee.
Een gepensioneerde bebaarde man met een beige schoudertas komt aangezoefd op zijn elektrisch step. Hij grabbelt een hoopje muntstukken uit zijn broekzak en gooit ze samen met een kleurrijk briefje in de openstaande instrumentenkoffer. Op de vrolijke flyer staat: ‘Lokale talenten gezocht voor wekelijks optreden in de tuin van de plaatselijke bibliotheek!’ Hij knipoogt, steekt zijn duim omhoog en zoeft weer weg. Yes! Onze carrière is gestart. We worden beroemd!