Zot zijn Uilemuil en Snottegot. Ze lopen langs de vloedlijn, op een strand en met de moed van een Griekse frigo zetten zij hun stappen in de richting van geen ene horizon.
Daar zien ze in de verte drijft een zeeboot. De romp zit van onderen vol, begroeid is het ding met slijm waterwezens wukkels stekels des te veel karakollen zonder ogen (durft Snottegot te denken).
Dichterbij een Serviër, die van achter zijnen zonnenbril tevoorschijn gekropen komt, een sigarettenpeuk in de richting van een beest gooit. Het is een zeeslak (volgens Snottegot, die het beest een kei vindt) en het zit op een kei in deze branding, droomt allicht van vinnen duizend poten of rupskettingen om door alle slijken heen te kunnen ploeteren.
En zij moet dan zijn, wat de ganse weg naast hem zat, rechts, in de stuurloze helft van hun voertuig met SRB-sticker (vermoedt Uilemuil). Een serviëtje overloopt haar wang.
Ik denk dat de façade van haar schminkkop begint te smelten in de zon (mompelt Uilemuil). Straks zien we of ze echt is, wat voor een tronie ze verbergt en of de draak nog te houden is, als hij éénmaal rechtstaat uit haar vel van vleesgeworden appelsienen. Nu is hij nog vastgebonden, met dat ene koord van haar bikinibroek.
Ik denk dat haar onderkant hem niet eens interesseert! en Snottegot probeert Uilemuil in de richting van de lucht te doen kijken. Hij bedoelde haar onderbewustzijn, daar waar het sap zo zijn geheimen heeft.
Zo dweilen zij verder, voorbij een aangespoeld kind, een leeg blik, door al het gebrokene heen, golven die verdwijnen in geruis, enkele scherven van flessen zonder boodschap of liefdesverklaring, hand in hand (met nog steeds diezelfde moed, die van dat dappere Griekse koelschrijn).
Verfrissing is hier kostbaar, het zeewater lauw als frieten met wat zout onder papier, om mee naar huis te nemen, noem het heimwee (lult Uilemuil uit zijn rode nek) en vermoedelijk staat hij straks ook recht de Serviër, die beroerde bommerloender, om een kipsoeflaki te bestellen in het buffet.
Weet je wat het is? Goede idioten maken betere kip, kip met kam en kop en lellen, terwijl de vogels hier zonder twijfel op de vlucht zijn, de leegte boven de zee eens wilden proberen.
Ik weet het niet (zegt Snottegot). Misschien dat ik het volgend jaar nog eens probeer. Op een motor door een land vol oregano. En drie druiven. Aan een tros bij een afgrond. Bij de zee. Met een zon. Die verdraaid en nog eens opgaat. Voor wat kiezels.
uit de reeks 'Dialogen met monsters en dia's'