Een joekel van een koeienbel en bloemen aan het stuur. Zo reden ze rond dezer dagen die tienermeiden maar Somers dacht dat ze niet echt waren; ze bloeiden immers ook in de winter en hij meende gezien te hebben dat bij zonsondergang de bloemblaadjes zich niet sloten. Zekerheid had hij niet en in dit post-dutroux tijdperk ware het ongeoorloofd de jonge fietsers te benaderen, laat staan een bloem aan te raken, naar hun hippiness te peilen, te zien of hij een paardenantwoord zou krijgen. Grieks was tegenwoordig weer volledig voor de Grieken of het eten in dat welbepaalde restaurant; paardenvlees was hoe dan ook weer uit de mode nu BSE door iedereen vergeten was en Provo weer gewoon een stad in Utah.
Professionele hondenbrokken, dat kan ook en een groene stip ware gepast, op de voorhoofden van die meiden, aangebracht door de vader, of de geëmancipeerde moeder, die de tijd gekomen achtte dat het jonge vlees dat zij voortgebracht hadden, bejaagd mocht worden, al was Somers alles behalve een casanova. Hij zou zichzelf in dat geval hoogstens iets langer de blik op het groen gunnen, hopende er niet scheel van te worden.
Op de vooravond had hij nog gelukspillen gekocht, maar blijkbaar waren het suppositoires en werd zijn aars daar minder blij van. Verder was hem onderweg een luis geruisloos de pels ingekropen, doch, van geluk gesproken, één enkele luis kon zich niet voortplanten; die taferelen werden hem bespaard en hij legde het diertje in het labiele poppenbedje waar het vroegtijdig stierf, wiegendood allicht.
Bij treurige dauw en droeve dageraad trok hij naar de winkel, telde de huizen niet en ook de gevelstenen bleven ongenummerd, net zoals Rainman nooit garnalen in de Noordzee vangt. Maakt de tijdelijkheid zich stilaan meester van de zienden en staren alle blinden in eeuwige cirkels?, vroeg Somers zich af.
Janmaat kwam wat te laat. De ketting van zijn brommer was kapot. Al snel was het beslist, die lompe lampadaire mocht aan tien euro de winkel in en ze zouden het samen wel flikken op één voormiddag, het lot oude boeken waarvan haast nog niets verkocht was, ging een oranje stip krijgen, hetgeen betekende : voortaan slechts vijftig cent en Somers gooide er nog snel die kramakkelige bundel bij. Gezelle, met al zijn brave tuinbouwgroene clichés en eeuwenoud gerijm, doch eerst een grote boodschap in het kleine vertrek. Somers dacht er aan McCarthy, spoelde ze door, die kleine replica, aan Roland Desruelles, Vondel, gerecycleerd drukwerk en plooide het netjes, geperforeerd toiletpapier.
uit de reeks 'Ignace Somers'