Van Gerrewey

23 dec 2014 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Christophe Van Gerrewey - Trein met vertraging : geen geestige roman over wachten en stilstaan.

 

In Van Gerreweys tweede roman worden de gedachten, gevoelens, redeneringen, rationalisaties, obsessies, observaties, herinneringen blootgelegd van reizigers op de trein tussen Oostende en Antwerpen. Dat levert essayistische stukken op over relaties en isolement, relaties en het kapitalisme, kunst- en cultuurreceptie, tekstredactie, geluidpollutie in treinen, gsm’s, meeuwen aan de kust, oogcontact als spel, de ontevredenheid bij treinreizigers, opvoeding en technologie, de obsessie met aankoopbonnen. De stijl is analytisch, op het academische af. Geen nuance of contradictie wordt over het hoofd gezien. Elk thema wordt op zijn kant gelegd en vanuit alle mogelijke hoeken bestudeerd. In lange, complexe zinnen vol onderschikking en nevenschikking wordt de lezer langs de gedachten van de personages gevoerd. Van Gerrewey toont zich in Trein met vertraging een intelligent observator met een groot psychologisch inzicht. De problemen beginnen pas met alles wat tussen die observaties valt – personages, dialogen, beschrijvingen, beeldtaal – met alles, kortom, wat het genre van het essay overstijgt.

Haast alle personages in het boek zijn tot diepgaande zelfreflectie in staat. René de conducteur, Marc de seksverslaafde, Niek de studente, Lien de leerkracht, Kris die aankoopbonnen verzamelt, Roos de doctoraatstudente met een vaginale infectie en Dirk de cultuurcriticus: bij elk van hen ligt de lat van de zelfbeschouwing erg hoog. Te hoog. Van Gerrewey slaagt er niet in zich als een buikspreker achter zijn poppen te verschuilen. Hun discours is al te herkenbaar het zijne; dat van de academicus. Wanneer Kris zijn obsessie met aankoopbonnen voor zichzelf probeert te rechtvaardigen heeft hij het over drie modellenen natuurlijk zijn de drie constructies niet perfect van elkaar te scheiden. Andere personages sturen hun gedachten bij met nuances die in een wetenschappelijk artikel thuishoren: natuurlijk is het belangrijk te wijzen op / toch is het niet zo eenvoudig dat / wat niet hetzelfde is als. Wanneer Roos en Kris ten slotte respectievelijk de wetenschappelijke namen van vaginale aandoeningen (trichomonas, gardnerella, herpes, gonorroe, chlamydia, syfilis) enveertien supermarktketens, tien soorten yoghurt en zestien merken van (elektrische) tandenborstels opsommen, ziet de lezer niet Roos of Kris in de trein zitten, maar de schrijver achter zijn computer zoektermen invoeren.

Sommige verhalende scènes in het boek – scènes die de essayistische beschouwingen overstijgen en die die tegelijk aan elkaar moeten lijmen, er een verhalende vorm aan moeten geven – zijn dan weer ronduit karikaturaal en ongeloofwaardig. Nadat de trein tussen Gent Sint-Pieters en Gent Dampoort onverwachts is stilgevallen, mijmert René de conducteur over de ontevredenheid bij treinreizigers. Hij deelt het fatalisme niet van collega’s die klagen over hoe het steeds maar erger en erger wordt: Trouwens, wat maakt het uit dat iets negatief is geëvolueerd – je kunt de geschiedenis niet terugdraaien. Veertig pagina’s later schiet van die relativerende toon niets meer over. René is aan een depressie ten prooi gevallen. Wie kan er iets noemen dat de laatste tien jaar gunstig is geëvolueerd? Ik ben niet geschikt voor deze baan … ik kan het leven zoals het vandaag is niet meer aan. En dan zakt zijn kin tot op vijf centimeter van zijn borst.

De ontmoeting met Kris (de man van de aankoopbonnen) brengt redding. Kris zit op de trein met drie liter roomijs. Een trein die stil staat, wordt dan een probleem. Van Gerrewey zet Kris neer met de trekjes van een autist (geobsedeerd door aankoopbonnen, zijn gesprekspartner niet aankijken, de Delhaize-administratie of de NMBS die informatie achterhoudt), die dan maar beslist het smeltende ijs uit te delen. Normale sociale interactie lukt niet, maar ijs uitdelen op een trein mag geen probleem heten. En dus spreekt hij René aan: Daarom is mijn vraag: heeft u misschien een diepvriesvak hier in de trein, waarin ik de producten tijdelijk kan onderbrengen – en indien niet: heeft u misschien een lepel of een paar lepels … De autist als kleuter. En dan hebben we nog René die moet lachen, om het gemak waarmee hij zijn job opnieuw kan verrichten, en omdat hij er, op dat moment, zelfs genoegen in vindt. Weg depressie.

Tussen de reizigers bevinden zich ook vier vrienden (Zij). Als een van hen is afgestapt en op de bus zit te wachten, wordt hij door zijn moeder opgebeld. Van Gerrewey heeft voor haar de rol van viswijf in gedachten. Haar man werkt ergens in een magazijn – iets met paletten. We zien het voor ons. Op een gegeven moment gaat het telefoongesprek over … die baas van de NMBS – die dikzak, met zijn baard, hij is al op tv geweest, ik herkende zijn stem, een grafstem zoals die van Frans Verleyen vroeger, die baas van Knack – en ze lijken nog op elkaar ook … Vingers opsteken wie ooit op zo’n manier, mét uitweiding over de fysieke gelijkenis tussen Frans Verleyen en die dikzak van de NMBS, een moeder haar zoon heeft horen opbellen om te vragen of hij al gearriveerd is. Sterk ook dat zo iemand weet dat Frans Verleyen vroeger baas van Knack was. Dat doet ze niet natuurlijk. Het is Van Gerrewey die dat weet. Kijk, daar heb je hem, hij loopt net door het beeld.

Telkens het essayistische pad wordt verlaten, loopt het mis. Dit moet bijvoorbeeld spreektaal voorstellen: … hou toch eens op met die schandalige relativering! / ja, dat klopt, maar blijkbaar is het probleem niet zozeer specialisatie, als wel harmonisatie / het is allemaal ontzettend handig, en als je erbij stilstaat, dan wordt het voor een redelijke prijs aangeboden, en wat ik nog het mooist vind, is het ingebouwde kompas …

In een poging de tekst toch nog wat leven in te blazen, wordt onstuimig met uitroeptekens rondgestrooid. Als hij naar links kijkt, krijgt hij een beetje zin om de puzzel op te lossen, maar dat hij zonder veel moeite een pen zou kunnen vinden – en dat de stilstand nog lang genoeg zou duren om de puzzel tot een goed einde te kunnen brengen – dat is onmogelijk!Alsof het om iets levensnoodzakelijk gaat plots, die puzzel. Een reclame voor lingerie roept twijfels op over de kwaliteiten van de vriendin van een van de vrienden en zijn relatie met haar, twijfels die hij na de uitstap dacht achter zich te hebben gelaten: Dat was dus wel het geval geweest als deze trein zonder vertraging was blijven rijden!

Van alle personages verliezen de vier vrienden zich het minst in zelfbeschouwing. Hier geen diepzinnigheden. Van Gerrewey laat hen bij wijze van contrast pagina’s lang met elkaar praten zonder tussenbeide te komen. Het effect is bewust tenenkrommend. Als lezer wil je roepen dat ze hun mond moeten houden, dat het meisje moet stoppen op haar i-phone te tokkelen en vooral dat die ene lolbroek zijn grapjes voor zichzelf moet houden. Met die pagina’s lange nonsens roept Van Gerrewey de irritatie op die elke treinreiziger dagelijks meemaakt. Bij afwezigheid van de kunstenaar wordt het omgevingsgeluid kunst. John Cage. Dat is knap gevonden. Wat verderop luisteren we mee met een van de vrienden die in Gent door zijn moeder wordt opgebeld. Juist, die van daarnet, de vriendin van Frans Verleyen. Na vier en een halve pagina haar hysterisch gesnater te hebben aangehoord, smeekt de lezer samen met de arme jongen dat ze haar mond houdt. Het trucje wordt herhaald, (later zelfs nog eens) en dat is een beetje flauw. Het levert tenslotte slechts woordenkramerij op, gekuch en gemurmel in de concertzaal.

Van Gerrewey houdt van dergelijke slimmigheidjes. Eén hoofdstuk lang denkt Roos op het treintoilet na over relaties. Twaalf pagina’s die eindigen met … al is de knip nog maar een minuut geleden op de deur gedaan. Die minuut staat er niet toevallig. Van Gerrewey wil de gedachten over haar isolement – met alle zijsprongen van dien - en de waarnemingen van het toilethokje woord voor woord, beeld voor beeld transcriberen. Eén minuut aan hersenkronkels, uitgerold in twaalf pagina’s, alstublieft. Het heeft iets belerend bijna. Dialogen tussen personages? Gedachten van personages? Die zijn even oeverloos saai of breed meanderend als van mensen van vlees en bloed. Wisten jullie dat dan niet?

De schrijver jongleert al even graag met het romangenre en de verwachtingen van de lezer. Eén van de vier vrienden staat op het einde van een hoofdstuk op met de mededeling dat hij de vertraging godverdomme beu is. Het staat er als een cliffhanger in een episode van The Killing. Daarna wordt niets meer van hem vernomen. Het hoofdstuk waarin iemand een oude bekende van zijn grootvader ontmoet is als enige in de ik-persoon geschreven. De lezer komt niet te weten wie die persoon is – een eerder beschreven personage, iemand die voor de rest niet in het boek voorkomt? Op het einde van de treinrit herinneren Dirk en Roos zich elkaar eerder te hebben gezien. Volgens hem was dat ergens in december – jaren geleden, in een trein die de loop van een rivier in de Ardennen volgde. Zij daarentegen, is zeker dat het in januari of februari was, in een trein die vanuit New York langs de Hudson reed. Het decor wordt opnieuw opgeheven. In de coulissen zit nog steeds de schrijver. Kijk, hij schudt meewarig het hoofd: het geheugen van mensen is onbetrouwbaar, waarom zou dat dan bij romanpersonages anders zijn?

Tja, waarom? Laten we de vraag omdraaien. Waarom ergernis opwekken met dialogen vol nonsens? Met ellenlange uitweidingen, beschrijvingen, valse herinneringen? Waarom de illusie wekken dat je afwezig bent in je eigen verhaal? Dialogen verschijnen schijnbaar zonder tussenkomst van de auteur, rechtstreeks van de coupé zogezegd – als een tranche de vie - op het blad. Idem met de minuut die uit Roos’ gedachten geknipt wordt en op twaalf pagina’s breed uitgesmeerd. Personages doen iets zonder dat er in het boek gevolg aan gegeven wordt, sommigen blijven anoniem – allemaal zoals je dat als treinreiziger voor je ogen wel eens ziet gebeuren. Van Gerrewey wil als auteur in deze passages onzichtbaar blijven. Het ironische is natuurlijk dat hij door dat zo nadrukkelijk te doen des te meer opvalt. Of is dat net de bedoeling? Maar waarom? Waarom voortdurend de skeletbouw van je eigen verhaal onthullen? Om te vermijden dat de lezer zich in fictie verliest? B. Brecht. De lezer die moet nadenken over hoe schrijvers uit dialogen stukken selecteert, van gedachten van personages slechts fracties weerhoudt. Alsof diezelfde lezer dat zonder Van Gerreweys opgeheven vingertje niet zou weten.

Wat is er mis met de constructie achter een boek te willen vergeten, en daar vanuit een soort tweede naïviteiteen verhaal voor in de plaats te krijgen? Lectuur, zo liet Van Gerrewey ooit optekenen, moet inspanning vergen, alleen dan biedt het maximaal plezier. Wat een misvatting. De kracht van een verhaal ontgaat hem blijkbaar. Of het zou moeten zijn dat hij zelf beseft geen groot verteller te zijn en daarom zijn eigen verhaal bij voorbaat al kapot scheurt. Je kunt een ei op voorhand breken opdat men de barsten in de schaal niet ziet. Maar nu zijn we ter kwader trouw.

Niettemin, verbeelding noch suggestie is de lezer gegund. Wanneer Marc de gsm van Roos leent en Jos opbelt, is het voor iedereen duidelijk dat Jos niet bestaat. Het geeft die Marc iets tragisch. Van Gerrewey enkele pagina’s later: … maar Jos bestaat helemaal niet, Jos heeft hij verzonnen om een aanleiding te hebben om haar aan te spreken. Hele delen van het boek zijn dicht geslibd. De lezer wordt verstikt, snakt om de tien pagina’s naar lucht. De verduidelijkingen zijn hopeloos overbodig, de haakjes na een tijdje nauwelijks nog te verdragen. Meeuwen zweven boven het wateroppervlak (maar altijd met de stad nabij) / een trein die in Gent arriveert … niet van de meest recente generatie (evenmin een dubbeldekker) / wentelteefjes in hete olie … gebakken (aan beide zijden) / vaginale infecties op het internet (dankzij een link op Wikipedia, waar ze naar doorverwezen was door Google).

Op het einde komt er nóg een personage bij. Lien heet het kind en vanaf de eerste regels is van hetzelfde laken een pak. Over de kinderen die Lien en haar man proberen op te voeden zonder gsm, auto, televisie: … en hoewel ze dat niet doen gewoon om anders te doen (maar dus omdat ze goed willen doen), toch is die alteriteit een fundament onder hun huwelijk … Alteriteit! Over de muziekacademie van Lokeren die … is uitgebreid met een moderne, rechtlijnige aanbouw die ze nauwelijks als een opwaardering van de omgeving kan zien. De herinnering aan een familiebarbecue – mét haakjes, gedachtestreepjes, uitroeptekens, de hele santeboetiek - van twee en een halve bladzijde is daarna de lezer zijn deel. Wat heeft die laatste Van Gerrewey misdaan, dat hij zo zwaar op de proef wordt gesteld? Want we moeten nog met Lien op gidsbeurt door Sint-Niklaas. Mercator is het thema … (hoewel Mercator in Rupelmonde geboren is en niet in Sint-Niklaas, wat natuurlijk tot hoogoplopende conflicten tussen beide gemeentes had geleid)… Natuurlijk. Dan stapt Lien gelukkig voor ons op de trein, waarin … veel reizigerseen beetje murw zijn. Wat je zegt.

Haaks op de essayistische, bij momenten meta-literaire opzet en daarom des te opvallender, staat de schoonschrijverij waar de schrijver zich aan heeft overgeleverd. Het boek bulkt van de kromme beeldspraak. Roos haar boezem, die ontvangt zijn blik als een stopcontact een stekker / de laatste twijfel wordt als een leeggegeten bord door een ober weggenomen / passagiers drommen in het gangpad samen als stroperige vloeistof in de hals van een ondersteboven gehouden, nog niet geopende fles / een gevoel van misselijkheid (malaise) komt opzetten als de kolken in een pas doorgespoeld toilet. Doet Van Gerrewey het met opzet, lelijke beelden verzinnen? Het is alsof hij (Dirk) in de woorden wil bijten als in een stuk taart: terwijl hij het naar zijn mond brengt, wordt het bezet door drie, vier vliegen tegelijkertijd, die het onmogelijk maken om toe te happen … / Het is met stilte als met zure melk, die natuurlijk smerig groen kan worden en kan schiften en beschimmelen, maar die van bij de eerste onzichtbare verontreiniging ondrinkbaar wordt.

Het kan opzet zijn. Meer waarschijnlijk ligt het romangenre Van Gerrewey gewoon niet. Zijn analytische schrijfstijl ketst af op zoiets als beeldspraak. De kaaklijn van haar (Roos’) gezicht die een bijna perfecte raaklijn is, aanleunend bij het orthogonale assenstelsel waarin haar hoofd gekaderd kan worden – een in één trek getrokken lijn van haar oor, tot aan het allerlaagste punt van haar kin – een bijna perfecte asymptoot, omdat de kromming van haar jukbeenderen, zoals het hoort, eerder hoekig is dan rond / blikken die elkaar (bewust) kruisen: dat ze zouden knikkeren met elkaar, en hun kijkers door flitsende botsingen zouden wegstuiteren, een andere kant op, maar nooit buiten de stenen knikkerbak waar ze met wederzijdse instemming aan hebben plaatsgenomen. Gortdroge, mathematische beelden zijn het, die de lezer op afstand houden in plaats van hem bij de tekst te betrekken.

Tussen al die prozaïsche krachtpatserij door, kiert bij momenten iets dat voor existentiële poëzie moet doorgaan. Het resultaat is zoals bij de uitroeptekens geforceerd dramatisch. De trein valt stil zonder te schokken … alsof dit geen reis is door tijd en ruimte, maar een gemeenschappelijk bezoek aan een eeuwenoude, en voorgoed onveranderlijke plek / de egaal blauwe lucht heeft iets bedreigends, alsof er niets meer is, of alsof alle onderscheid is verdwenen, en de gebouwen ontworpen zijn, maar de rest van de wereld nog niet, of niet meer. Dit is een schijn van poëzie opwekken. Oppervlakterimpels maken in een voor de rest van poëzie en suggestie verstoken, stilstaand proza.

 

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

23 dec 2014 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket