Ik kom hier niet meer. De muren zijn wit, de kust is gebetoneerd. De draaideuren kennen maar één richting en de receptioniste zegt dat ik echt niet op de wanden schrijven mag.
Bovendien is dokter Olaf Valckenburgh een valsaard. Het varkenshart dat ik kreeg, heeft wel gevoelens. Mijn blik is roze geworden en hij zegt dat zoiets niet kan.
Het broze ijs dat in de nacht mijn voorruit vond, het is niet meer. Met dergelijke verliezen moet ik elke dag leven. Hoe moet dit verder, wilde het glas gisteren weten.
Ik zat in een kroeg met vroege mensen die koffie dronken terwijl het binnen warm genoeg was. Ik las op mijn gemak de brief die ik bij het ontslag kreeg.
De receptioniste had fijn uiteengezet hoe ik littekens best behandel, dat ik beter niet te ver wandel als de zon me niet verleidt naar bloemenperken.
Het is winter, schat, heb ik gedacht. Ik zoek echt niet wat niet wil zijn, in mijn gedachten bloeit er wel een kerselaar soms ongestoord, dat hoort gewoon, dat mag.
Ik voel aan het papier dat ze de brief zelfs heeft gekust. Intussen streelt een nimfenhand mijn oogleden. Die rust wordt mij gegund omdat zij alles weet.
Het spijt mij niet dat ik mijn hart verkocht heb aan een lome droom die stilaan stierf. In die kliniek heeft eerst een apparaat mij snel gered, het ding is dom.
Terwijl ik het niet wist, kreeg ik toen dit zwijnenhart. Dat is genoeg voor de paar jaren die mij resten, sprak dokter Valckenburgh. Kom vrijdag weer terug!
uit de reeks 'Ignace Somers'