In het etalageraam veegt ze opgehoopte mascara en uitgelopen lippenstift van haar met diepe lijnen doorgroefde gelaat. Door het te korte rokje werpen voorbijgangers repugnante blikken. Schijnbaar ongeboeid duwt ze haar buitenproportionele boezem omhoog en strompelt met haar door het laatste shot benevelde lichaam de bakkerij buiten, amper in balans op de naaldfijne hakken. Ze weerstaat de tranen wanneer helder daglicht haar vermoeide ogen doorpriemt en de duistere nacht van haar betekenisloos leven luidruchtig blootlegt. Onder haar arm een versgebakken brood, in haar beha de verloning om de nasmaak die de bakker in haar mond achterliet snel weer te vergeten.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.