Vanaf de straat klonk de claxon van Harry’s nieuwe auto, een DeSoto Airflow SG Business Coupe. Ik nam een laatste hap van mijn pannenkoek en kuste met volle mond Luanne gedag. In de spiegel in de hal controleerde ik of mijn pak me nog steeds goed stond. De grote groene ruiten op de gele stof sprongen op je af. Het was modern en toch gekleed.
Toen ik het huis uitkwam maakte Harry met zijn gele mouw met groene ruiten een ongeduldig gebaar uit de DeSoto.
Het zijraam kon elektrisch naar beneden. Afgelopen vrijdag had Harry het voortdurend omhoog en omlaag laten zoemen. “Nu is er veel wind, ik doe hem wat verder dicht.” En als we bij een stoplicht stonden: “Ik geef je weer wat lucht.” Zrrrrr deed het raam, en de straatgeluiden werden luider en de dieseldamp van een vrachtwagen woei onze neusgaten in.
“DeSoto heeft ook een model met airconditioning, maar dan adem je evengoed die uitlaatgassen in,” zei Harry. Ik vond het allemaal prima. Ik was blij dat ik niet zo’n investering had hoeven doen en met hem samen op pad kon.
“Je ziet er toppie uit, kerel,” zei Harry toen ik instapte. “Mag ik je complimenteren met je keuze?” Dat had de vent in de winkel tegen ons gezegd toen we afscheid namen met onze nieuwe pakken in vloeipapier in een doos. “Een prima vent,” zei Harry. “Maar hij liet kansen liggen. We moeten een beetje opschieten, het is nog een heel eind.”
“Ja, we hebben smaak,” daar is niks aan gelogen, beaamde ik.
Ik liet mijn blik over de dubbele rij gouden knopen gaan. Tussen de knopen verdween mijn groene stropdas met dubbele Windsor. De geelwitte borsalino lag op mijn benen. Harry droeg de zijne al, maar ik vond het te warm en de wind uit het open raam trok aan de hoed.
Harry was een verhaal begonnen, maar ik had het begin gemist, vanwege mijn pak. Het kwam erop neer dat in Duitsland een kerel die Hetler heette een groep volgelingen had die allemaal een uniform droegen.
“Net als wij,” zei ik, toen zijn verhaal was afgelopen, ook om niet te laten merken dat ik niet goed had opgelet. “Dat is dus heel modern, die eenheid in presentatie.”
“Zo’n investering haal je er snel uit,” beaamde Harry.
We zoefden langs witte huizen met grote tuinen.
“Is het hier?” vroeg ik. We waren inmiddels een half uur onderweg. Het werd steeds warmer, en wat betreft luchtigheid hadden we beter een andere stof kunnen kiezen. Maar deze was het mooist en ook sterk, dus had je langer plezier van je pak.
“Nee, joh. We gaan een buitenwijk doen. Op kantoor denken ze dat daar een prima doelgroep zit. De kerels hebben goede banen en ze hebben veel kinderen.”
“Waarom proberen we het hier niet?” zei ik.
“Is al afgewerkt. Het gaat nu om de buitenwijken.”
“Het is wel een eind rijden,” zei ik.
Harry begon In Love with the Memory of You te zingen. Hij kon goed zingen, dus ik hield mijn mond. Dat was het enige dat me aan hem stoorde; het leek of hij altijd alles beter voor elkaar had dan ik.
Eindelijk waren we er en stapten we uit. De straat was leeg en breed. We waren de enige auto.
“Je zei dat ze goede banen hebben,” zei ik.
“Ja, daarom zijn er geen auto’s. Al die kerels zijn naar hun werk.”
Harry liep om de DeSoto heen in de richting van het eerste huis. Twee kinderen op het trottoir vermaakten zich met een hoepel. Nu ik Harry op de rug keek, zag ik dat er iets vreemds was met zijn pak. Het leek of het op de rug en aan de achterkant van de broekspijpen veel donkerder was en een beetje doorzichtig. De groene ruiten waren nauwelijks meer te zien.
“Harry, er is iets met je pak,” riep ik. “De achterkant ziet er raar uit.”
Harry keek over zijn schouder. Hij voelde aan zijn achterwerk.
“Getverdemme, het is helemaal vet,” zei Harry. Hij schudde zijn hand heen en weer.
Ik keek ook achterom, en streek langs mijn dijbeen. Mijn vingertoppen glommen. Ik rook eraan. Het rook naar frituur.
“Bij mij zit het ook,” zei ik. “Het moet van die bank afkomen.”
Ik liep terug naar de DeSoto. “Kijk maar, die glimt helemaal.”
We inspecteerden de voorbank. Het groene leer glom in de zon.
“Die bank heeft ons vet gemaakt,” stelde Harry vast.
Harry zag eruit als een omgekeerde okapi. De achterkant van zijn pak was donker en glom, de voorkant was nog helder geel met groene ruit.
“Wat doen we nu?” zei ik. “Zullen we terugrijden en onze pakken in de was doen?”
“Bekijk het,” zei Harry. “Dan is de dag al weer voorbij als we terug zijn. Ik heb net een nieuwe auto en een nieuw pak gekocht. We moeten rendement halen.”
We stonden een tijdje met onze handen in de zij rond te kijken. De kinderen met de hoepel kwamen langs.
“Jullie ruiken naar doughnuts,” zei een zesjarig meisje. Ze holden lachend weg.
“Laten we onze pakken dan maar helemaal vet maken,” zei Harry. “Dat geeft meer eenheid.”
“Hoe doen we dat?” vroeg ik.
“We wrijven ook de voorkant tegen de bank.”
We trokken om de beurt onze pakken uit. Ik ging achter Harry staan, zodat niemand kon zien dat hij in zijn onderbroek stond. Daarna was het mijn beurt. Methodisch wreef ik de nog niet vette stukken tegen de glimmende voorbank. Het vet lag als dikke vernis op het leer, en leek onuitputtelijk, alsof de bank een spons was die bij de geringste druk vet uitperste.
“Hoe kan dit nou,” zei Harry. “Zou het een grap zijn? Ik heb de DeSoto nog maar een week. Niemand is er bij geweest. Gisteren heeft hij de hele dag vlak voor de deur in de zon gestaan.”
“Dat verklaart het,” zei ik.
Ik trok mijn broek weer aan. Die was zwaar geworden en kleefde. Van het colbert had ik minder last, want daar droeg ik mijn overhemd onder.
Nu konden we eindelijk aan het werk. Ik monsterde mijn vetpak. Het zag er minder gelijkmatig uit dan ik had gehoopt, en het leek alsof het doorschijnend was. De kleur was nu eerder bruin dan geel.
“Ik ben er niet helemaal gerust op,” zei ik. “Laten we de eerste met z’n tweeën doen.”
“De eerste met z’n tweeën,” echode Harry. “Dat klinkt een beetje Bijbels.”
“Ik bedoel er niks mee, alleen maar dat we samen de eerste doen,” zei ik.
We liepen naar het eerste huis van de straat. Harry belde aan. Een vrouw deed open. Ze zag er ongeduldig uit. Ze had papillotten in haar haar.
“We kopen niet aan de deur,” zei ze geërgerd.
“We willen u niks verkopen, mevrouw,” zei Harry. “We willen u er alleen op attenderen dat Proctor and Gamble door middel van loting uw adres heeft geselecteerd. Als vertegenwoordigers van deze firma hebben we het genoegen u een gratis proefverpakking te kunnen aanbieden van Mr Clean’s Abraxo super waspoeder. Dit poeder wast zes keer beter, en staat bekend om de wervelende kracht waarmee het vet wegtovert alsof het er nooit is geweest.”
“Wat zien jullie er raar uit,” zei de vrouw. Ze snoof. “Zijn jullie soms zwervers?”
Er ging me opeens een licht op. “Neemt u ons niet kwalijk, mevrouw,” zei ik. “We hebben een ongelukje gehad. Als je kleine kinderen hebt, morsen die wel eens met vet, u kent dat wel. Zouden we gebruik mogen maken van uw wastobbe? Dan kunnen we u meteen de kracht van Mr Clean’s Abraxo Super waspoeder demonstreren.”
Harry beloonde mijn ingeving met een nauwelijks merkbaar knipoogje.
De vrouw twijfelde. Twee vreemde kerels binnenlaten die niet bepaald fris roken, daar zou iedereen voor passen. Ze nam ons nog eens onderzoekend op. Toen verzachtten haar gelaatstrekken.
“Vooruit dan maar. Maar jullie moeten niet denken dat ik open sta voor andere dingen. Je hebt van die mannen die zodra ze binnen zijn, denken dat ze van alles kunnen proberen.”
“Mevrouw, ik verzeker u dat wij keurige heren zijn en dat we ons beiden in een gelukkige huwelijkse staat bevinden. De eer van een dame is voor ons het allerhoogste goed,” zei Harry plechtig. Hij stak zijn vingers op alsof hij een eed aflegde.
De vrouw ging ons voor de gang in, maar hield meteen stil. “Loop maar door naar de tuin, daar staat de wastobbe. Ik wil die smerige pakken niet in huis hebben.”
Via de keukendeur kwamen we weer buiten. Onder een afdakje stond een grote tobbe met een wringer ernaast.
“Laten we onze pakken dan maar uittrekken,” zei Harry. “Aan dat kraantje hangt een slang waarmee we dit ding kunnen vullen. Heb jij het waspoeder?”
“Kunnen we met koud water het vet eruit krijgen?,” vroeg ik.
“Er staat toch dat het schoonmaakt als een tornado?”
Ik las de verpakking. Er stond: ‘Honderd procent vetverwijdering, gegarandeerd’.
We legden onze pakken in de tobbe en Harry draaide de kraan open. Het vullen ging traag. De zon verdween achter de wolken en er woei een kil briesje. Ik kreeg het koud. Boven mijn sokophouders kreeg ik kippenvel.
Toen de pakken net onder water stonden, stak de vrouw haar hoofd om de keukendeur. “Ik heb een ketel opgezet. Het duurt nog even voor het water warm is.”
“Dat is niet nodig, mevrouw,” zei Harry. “We wassen met koud water.”
“Zulke onzin heb ik nog nooit gehoord,” zei de vrouw.
“Geef me Mr Clean maar eens even,” zei Harry triomfantelijk lachend.
Als een tovenaar die een magische bezwering uitvoert, goot hij het poeder in de tobbe. Het zonk omlaag en bleef in hoopjes op de pakken liggen.
De vrouw kwam naar buiten en boog zich over de tobbe. “Wacht maar tot het water warm is,” zei ze misprijzend. Ze verdween naar binnen. Enige ogenblikken later deed ze de deur weer open. “Jullie mogen wel even binnenkomen.”
In de woonkamer stond een bruine bank. Je zonk er ver in weg. Omdat we ons niet op ons gemak voelden, bleven we voorover geleund op het puntje zitten.
Zelfs nu leken we nog op elkaar. We droegen beiden een wit overhemd met gouden manchetknopen, een gestreepte das, en ook onze gestreepte boxershorts leken afkomstig uit dezelfde voordeelverpakking van Farmer Jack.
Even later kwam de vrouw de kamer binnen. Haar papillotten had ze verwijderd. Haar blonde haar hing nu golvend tot haar schouders. Ze droeg een blad met een koffiekan en kopjes. Ze zette het blad op de salontafel en ging tussen ons in zitten. Harry leek zijn gebruikelijke tegenwoordigheid van geest te hebben verloren en staarde zwijgend naar de pendule op de schoorsteenmantel.
“Jullie jongens zullen wel vaker eenzame huisvrouwen tegenkomen, is het niet?,” zei ze, terwijl ze koffie inschonk.
De uitdrukking ‘jullie jongens’ hoorde je de laatste tijd wel vaker. Het gaf een sfeer van gezellige familiariteit. Ik keek opnieuw naar Harry, want ik wist niet wat ik kon antwoorden, maar ook hij zweeg. Hij staarde naar zijn kopje waarvan hij het schoteltje met beide handen vasthield.
Ik stond op. “Wat vriendelijk dat u ons koffie serveert, mevrouw. Ik zal eens kijken of het water al warm is.” Ik liep naar de keuken.
Daar stond een grote pan van grijs emaille te dampen. Ik voelde voorzichtig het water. Dat was lauwwarm.
“Het water is warm, we kunnen beginnen,” riep ik.
Harry haastte zich naar buiten en we togen aan het werk. We lieten het koude water op het gras weglopen, ik leegde de pan in de tobbe en Harry gooide de rest van Mr Clean’s op de pakken. We roerden het lauwe water, maar het poeder bleef opnieuw onopgelost liggen.
“Het begint me nu wel de keel uit te hangen,” zei Harry. “Misschien doen we iets fout. Weet jij hoe je moet wassen?”
Ik antwoordde ontkennend.
Terwijl we in de tobbe tuurden, was de vrouw achter ons komen staan. “Jullie kunnen beter groene zeep gebruiken.” Ze verdween en kwam terug met een blik waaruit ze flinke klodders in de tobbe gooide. “Nu kunnen jullie wassen. Wrijf de kleren over het wasbord en spoel dan uit.”
Om beurten probeerden we het terwijl de vrouw oplettend toekeek. We kregen de slag te pakken en schrobden er op los tot het zweet ons op het voorhoofd stond. Als een opzichter hield de vrouw onze verrichtingen in het oog. Af en toe gaf ze aanwijzingen, zoals: ‘Die pijp is nog niet helemaal gedaan’, of: ‘Vergeet de kraag niet’.
Nadat we zo’n tien minuten aan het werk waren geweest, zei de vrouw tegen Harry: “Op jouw onderbroek zit ook vet. Of zijn het soms remsporen?”
Harry probeerde de achterkant van zijn boxershort te bekijken, maar dat lukte niet best. “Ik zie niks,” zei hij.
“Jawel,” zei de vrouw. “We moeten de onderbroeken ook doen.”
Harry maakte een abrupte beweging alsof hij van iets schrok. Daarop haalde hij met een verbeten gezicht zijn broek uit de tobbe en sloeg hem uit, zodat de waterdruppels in het rond spetterden. Hinkend trok hij de met water verzadigde broek aan.
“Hartelijk dank voor de gastvrijheid mevrouw. Ons werkschema laat geen ruimte voor een langere pauze,” zei hij met een stem die hoger klonk dan gewoonlijk.
“Jullie kleren moeten eerst door de wringer en dan nog een paar uur drogen aan de waslijn,” zei de vrouw.
Maar Harry wenkte me met een hoofdbeweging en ik volgde zijn voorbeeld. Het viel niet mee het zware natte pak aan te trekken, maar het was nog warm, zodat de natte stof niet onaangenaam aanvoelde.
Toen we buiten waren, keek ik vragend naar Harry. Zijn gelaat vertoonde een angstige uitdrukking. “Ze zat aan mijn achterwerk. We moeten maken dat we wegkomen. Je hebt van die types die zomaar de politie bellen, al heb je niks verkeerds gedaan.”
We beenden flappend terug naar de DeSoto, een spoor van druppels achterlatend waarin vetbubbeltjes dreven die in regenboogkleuren naar de zon glimlachten.
Ik opende het portier, maar er schoot me iets te binnen. “Als we instappen, worden we weer vet. Dan hebben we voor niks onze pakken gewassen,” zei ik, omlaag buigend, want Harry zat al achter het stuur.
Harry sprong naar buiten. Hij gooide zijn armen in de lucht zodat een regen van spetters tegen de DeSoto kletterde. “We hadden gelijk aan het werk moeten gaan,” schreeuwde hij. Dat idee van jou was behoorlijk stom.”
“Jij vond het een goed idee,” zei ik, hoewel ik mezelf ook de schuld gaf. Ik schaamde me omdat, nu ik eindelijk zelf iets had bedacht, het op een fiasco was uitgedraaid.
Harry bleef een tijdje omhoog kijken, alsof hij een Zeppelin zag. Allengs begonnen zijn mondhoeken te trillen. Daarop trok hij woest het portier open.
“We moeten nu weg, ik heb geen zin in politie.”
Terwijl hij startte, voelde ik aan de bank. Die zat nog onder het vet. Er hing een enorme frituurlucht in de auto, en ik vroeg me af waarom we dit niet op de heenweg hadden opgemerkt.
Terwijl Harry een bocht in stuurde gleed ik tegen de deur, en ook Harry gleed naar mij toe, met het stuur als enige houvast.
“Een ding heeft ons dit wel opgeleverd, we…“ Harry maakte zijn zin niet af omdat nu een bocht de andere kant op volgde en ik tegen hem aan gleed.
“Hou je maar vast aan het portier,” riep hij, en het verbaasde me dat er geen ergernis meer in zijn stem doorklonk, maar eerder een soort vrolijkheid alsof we op de kermis waren. Hij leek zijn goede humeur weer terug te hebben.
“Het heeft ons dus opgeleverd,” riep hij, terwijl hij gas gaf en nog een bocht nam, de wielen begonnen te gieren en de DeSoto overhelde, “dat we hebben geleerd hoe je moet wassen.”
“Ik zal het je nog sterker vertellen,” riep ik, over het geraas van de motor. “We weten nu ook dat Mr Clean’s Abraxo super waspoeder minder goed wast dan groene zeep. Wat gek eigenlijk dat we het nooit hebben geprobeerd.”
We waren inmiddels weer op de grote weg gekomen. Harry minderde vaart. We gleden langs de witte wijken.
“Toch zit hier iets Bijbels aan,” mijmerde Harry, nadat we een tijdje hadden gezwegen. Hij wees naar boven. “Ik ben niet erg gelovig, maar je zou bijna de indruk krijgen dat iemand ons iets probeert duidelijk te maken.”