Via R4

16 jun 2025 · 13 keer gelezen · 0 keer geliket

Vanaf zijn appartement, drie hoog, had Adelbert een prachtig zicht op de R4. Vele mensen zouden neerkijken op dit uitzicht en deze ligging maar Adelbert niet. Het constante spel van wagens, vrachtwagens en motoren, het leken wel filmpersonages, maakte dat hij ’s avonds amper televisie keek. Hij keek jaloers naar durfallen op de motor die nog bij het net op rood gesprongen licht passeerden en zo het ruime sop kozen waar anderen, ter plaatse trappelend, moesten wachten om mee te springen. Hup de wijde wereld in.

De wijde wereld zelf was voor Adelbert geen must. Iets te vaak is hij het spoor bijster geraakt. Zo moest hij eens op controle naar het ziekenhuis voor een malle bijnier. De afspraak stond gepland om 10 uur. Adelbert was mooi op tijd aangekomen met de bus, zijn moeder verbood hem de fiets te nemen door de drukke ochtendspits, en braaf had hij zich aangemeld aan de balie. Hij kreeg een nummer en een route die hem naar het juiste kabinet zou leiden. In de lift al wist Adelbert niet meer precies waarheen.

Hij werd gevonden in het mortuarium, het tijdslot voor de controle van zijn bijnier was inmiddels verlopen, dan maar huiswaarts en hopen dat alles het houdt.

In dat mortuarium, zo oordeelde Adelbert, was het minder stil dan hij had verwacht. Niets sereen. Ook de doden kampen met overlast, bedacht hij.

Er speelde muziek uit een radio, geen dodenmars maar vrolijkheid in plastic. Af en toe kraakte er iets, zo nu en dan sloeg de koelinstallatie aan. Neen, prettig toeven was het daar niet.

Alle mensen die hier liggen zijn binnen de week weg van deze aarde. Dat zijn ze in wezen al, maar straks zullen ook hun fysieke resten niet langer onder ons zijn. We gaan er allemaal aan, dat is het punt niet, maar hier, op deze plek, is het zo tastbaar. 

Toen hij thuis was vroeg zijn moeder, hij had afgesproken eerst daar te passeren, hoe het ging. ‘Niets gevonden’, loog hij. Op de keper beschouwd loog hij maar één letter “niet gevonden” was waar, maar dat zou voor gedoe zorgen. En er was vandaag, en alle andere dagen, al gedoe genoeg.

‘Ga je maar wassen, je stinkt’, zijn moeder wond er geen doekjes om. 
‘Maar moeder.’
‘Naar ziekenhuis, je stinkt naar ziekenhuis. Daarbij, daar zitten allemaal bacteriën op de klinken en stoelen. En je hebt de dokter vast en zeker een hand gegeven. Daar zit ook vuiligheid op, op dokters.’

Gedwee gehoorzaamde Adelbert, hij sjokte naar de badkamer. De roze tegel deed zijn maag altijd een beetje keren.

‘Neem het blauwe washandje, ik heb dat maar één keer gebruikt, zaterdag’ riep zijn moeder hem na.

Nadien aten ze karnemelkpap. Zwijgend.

Adelbert dacht aan zijn raam dat uitkeek op de R4 en de wijde wereld.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

16 jun 2025 · 13 keer gelezen · 0 keer geliket