Het brand. fluister ik
Je kijkt niet om.
Het brand. jammer ik
Je kijkt niet om.
Het brand. Schreeuw ik
Je loopt weg.
Ik brand.
Ik brand, maar jij zwemt niet in een zee van vlammen.
Jij, bent het koele beheerste water en ik ben de vernietigende vonk die van een halfuitgebrande sigarettenpeuk een huiselijke tragedie maakt.
Nu smeul ik over alles wat we hadden kunnen zijn, terwijl jij een ander zijn glas opvult.
En diep vanbinnen voel ik het.
Het brand.