De ontsteltenis die van je gezicht af valt te lezen als je nee schudt.
Neen aan het zilver,
neen aan de onomkeerbaarheid.
Ergens valt het woord me simpelweg voor de voeten en
moet men hier wel al eens geweest zijn.
In mijn hoofd noemen ze het kwaad geduld;
een vorm van overleving.
Een idee dat je naar de benen grijpt en je telkens weer ziet
in je waanvoorstellingen.
Janis, I know you’re unhappy.
Maar overduidelijk echt.
Laat me je wegen, en
laat me iedereen afkeuren.
For the sake of survival.
Hé, hier ben ik telkens al geweest.
Kende ik de ‘en’ en ‘maar’ van het woord gevaar wel?
Gevangen in het gevoel dat je krijgt van papegaaiwerk.
Ik schrijf iets tussen de lijnen en het is sterk,
durft me te overtuigen.
Buigen doe ik langzaam, tot het krak zegt.
Kijk, ik heb je genoeg gezien, in stukken of aaneen.
Neem me nu voor wat ik ken, en waar ik op lijk.
Dichter zal je niet komen.
Barsten doe ik van de kritiek,
maar enkele sceptici - jij, ik -
stellen teleur.