Ik tel de mensen in de rij
of ik bij haar zal uitkomen
gebied vriendelijk aan een heer
dat hij toch voor mij was
Wat mag het zijn, smeekt ze
maar het mag niet zijn
dus doe ik maar acht pistolets
en een pruimengebakje
Wat ben je mooi, wil ik zeggen
wat zijn je lippen glanzend als glazuur
je ogen donker als volmaakte krenten
en je stemgeluid als zoete broodjes
Ik word stil van haar zachte handen
die broodjes in zakken stoppen
Ik wil de vinger zijn waarvan ze
een kruimel haar tong oplikt
Dat zal het zijn? zucht ze nu
Haar tegenzin maakt me gek
Dat zal het helaas weer zijn
Dat zal het zijn en blijven