grijze assen zeilen op het water
schuimende golven laten hen achter
op het spekkige vleeseiland
van schroom en huivering
in een aroma van kokos en vanille
ze klissen vast in de koppige begroeiing
rondom mijn navel
het flikkerende tl-licht
benadrukt
achtergelaten teersporen
stroperige druppels
sijpelen langs de vaalgele tegels het bad in
een zekering springt
ik blijf in het hete sop
zitten
wachten in het donker
het pijpmondje ligt knock-out
op de vuile keukenvloer
met een voet schuif ik haar aan de kant
op de tast beleg ik een snede oud brood met kaas
hoeren betalen de rekening niet
vlees geneest indrukwekkend snel
hechtend huidweefsel pokt
bloed stolt
het mes dat de ziel raakt, echter
laat een altijd jeukende wonde na
De dam breekt, vaak zie ik het te laat
Ik dweil verwoed
met open kraan
Mijn natte sokken drogen niet
Nu het peil tot kniehoogte reikt
Misschien ben ik een valse held
verheerlijkt door buitenstaanders
verafschuwd door innerlijke strijd
ik forceer een lach
iets wat hier nog nooit is geprobeerd
Waar ik leef komt de zon
niet op
Het licht blijft verborgen
Geen zon kust er de kimme
Waar ik woon is het altijd donker
Zwarte sneeuw smelt niet
Voor wie gevangen zit
in de kille winter
van het leven