Tine Tytgat

Gebruikersnaam Tine Tytgat

Teksten

Burn

SCENARIO - BURN     1. INT. – TENT – AVOND   Kooltjes gloeien dieprood en vlammen likken het hout erboven dat knispert en knettert. Kleine stukjes ontploffen, ze lanceren gensters in de koude lucht. De boord van het vestje van KRIS (40) scheert rakelings langs de vlammen. Ze haast zich de tent in en zoekt een plek achteraan tussen feestelijk aangeklede mensen die roezemoezen met een buur of naar voren kijken. Ze ploft neer op een vrije plek en fatsoeneert een losgekomen haarlok. Dan ziet ze de afdruk van teveel fond de teint op haar smartphonescherm. Ze wrijft fanatiek over haar wangen om het te veel daar weg te halen, checkt of het haar vingers hangt. Tenslotte veegt ze ook haar smartphone schoon.   MARC (50), ‘strak in het pak’- CEO, tikt op de microfoon.                       MARC Waarde collega’s, nu Kris ons ook kon vervoegen, dank u Kris, kunnen we verder gaan.   Kris schrikt op, wordt rood en snelt naar het podium met de smartphone nog in de hand, gehinderd door kokerrok, hakken en haarlok die weer los is.                     MARC (CONT’D) Zoals jullie weten heeft Kris sinds het vertrek van onze vorige sales directeur heel hard gewerkt om zijn vertrek op te vangen. Vanavond wil ik het nog hebben over een definitieve invulling van die functie, maar eerst... de sales resultaten.   Marc overhandigt de microfoon aan Kris. Kris draait zich naar de zaal. Haar telefoon begint LUID TE RINKELEN. Onhandig en luid, door het botsen van de microfoon tegen de smartphone, schakelt ze de telefoon uit en glimlacht verontschuldigend naar de zaal. In de zaal zit IRIS (28, zwaar opgemaakt). Ze zwaait bedekt maar vrolijk naar Kris. Kris schraapt haar keel en de eerste slide verschijnt. Bovenaan staat in het groot “Draft”. Kris ziet het meteen.                       KRIS Iris,… dit is niet de juiste versie!   Iris gebaart “ik weet van niks”. Kris draait zich naar Marc die nog steeds op het podium staat.                       KRIS (CON’D) Marc,… sorry. Nee. Dit zijn niet de juiste cijfers.   Ze draait weer naar het scherm, pauzeert even vol ongeloof, maar kijkt dan de zaal in met herwonnen zelfvertrouwen.                       KRIS (CON’D) Niet erg. Ik ken ze van buiten. Dit jaar hebben we in verschillende divisies…   Marc doet een stap naar voren, en onderbreekt Kris.                        MARC Kris..., Kris, misschien dat we toch beter even de juiste visuals zoeken. Marc komt tot in de persoonlijke ruimte van Kris en neem haar microfoon ook vast. Hij fluistert.                   MARC (CON’D) Geeft niks meisje, we lossen het straks wel op.   Kris laat de microfoon los in ongeloof en blijft staan. Marc richt zich tot de zaal.                        MARC (CON’D) Dames en heren, Kris heeft echt hard gewerkt de voorbije periode. Kris is mama van twee kinderen,   De blik van Kris dwaalt naar Iris die “what the fuck” lipt.                        MARC (CON’D) dus het was ongetwijfeld niet gemakkelijk voor haar om dat te combineren met alle verantwoordelijkheden die ze er plots bij kreeg. Maar geloof mij, ze heeft dat uitmuntend gedaan.   Iris gesticuleert met een vinger onder de neus dat ze ernaar kan fluiten. Kris lipt discreet terug “fuck”   MARC (CON’D) Maar er is verbetering op komst, lieve Kris. Daar zullen uw kindjes blij mee zijn.   Kris hoort haar naam en kijkt naar Marc.                        MARC (CON’D) Ik stel u allen voor,  Olivier de Blanpain, onze nieuwe account director.   OLIVIER (32, gladjanus) stapt onder applaus het podium op, hij loopt de perplexe Kris dynamisch voorbij en schudt hartelijk de hand van een glunderende Marc.   Kris kijkt een tel naar het tafereel, ontwaakt uit haar verlamming en daalt af van het podium. Iris staat op en worstelt zich langs benen van de zittende mensen die haar scheiden van het gangpad, maar ze is te traag. Ze reikt nog net met haar hele lichaam naar Kris om haar tegen te houden wanneer ze voorbij loopt, maar mist nipt. Kris ziet het, schudt “neen” en beent door naar achteren.Ze pikt haar handtas op aan haar stoel en loopt verder. Het applaus houdt aan.     2. INT. – GANG VOOR HET KANTOOR VAN MARC -DAG   Tekst: “Eerder die dag” De deur van het bureau van Marc gaat open. Olivier neemt met een handdruk afscheid van Marc.         MARC    Tot vanavond dan. Marc loopt even zijn kantoor weer in, pakt zijn jas en doet hem in de deuropening aan. Marc sluit de deur, wanneer Kris langs komt. Ze heeft een jeansbroek en leren jasje aan en haar autosleutel in de hand.           MARC    Ah, Kris, klaar met de presentatie?           KRIS    Yep. Helemaal klaar. Kris moet plots een misselijke oprisping bedwingen achter haar hand. Marc kijkt bedenkelijk.           MARC Ja. Zeg, euhm, kan je de salesresultaten van de twee merken toch apart presenteren? Niet op dezelfde slides.          KRIS De presentatie is af Marc. Ik moet mij thuis ook nog gaan omkleden.      MARC Het lijkt mij toch beter zo. Stuur maar naar Iris als je klaar bent, die zet de presentatie dan klaar vanavond. Kris kijkt hem met ongeloof aan, ze prutst aan haar autosleutel. Marc wacht haar reactie niet verder af.           MARC   Bon, ik ga mij omkleden, tot straks!   Marc loopt over de open space kantoorruimte naar de uitgang. Hij groet de laatste twee collega’s die aan het inpakken zijn.           MARC Mannekes, op tijd zijn straks, hein. Hup hup, de laatste doet het licht uit.   Kris staat met haar rug tegen de muur naast de deur van het kantoor van Marc. Kris krijgt weer een oprisping, ze sluit een moment haar ogen en loopt dan terug naar haar eigen bureau, weg van de uitgang. De grote plateau waar haar bureau staat is leeg en schemerdonker, alleen haar computerscherm geeft nog licht.   Kris gooit haar sleutel neer op het bureau, opent nog rechtopstaand een bestand, maar bedenkt zich dan. Ze draait een kwartslag en loopt naar het lege kantoortje met glazen wanden in de hoek. Ze checkt even of niemand kijkt. Ze opent de deur, loopt tot achter de grote leren bureaustoel die ze even streelt. Ze neemt voorzichtig plaats. Ze straalt. Kris wijst 1 na 1 naar denkbeeldige personen in de ruimte.              KRIS       Gij: presentatie aanpassen, hup hup!       en gij: haal mij ne milkshake!       en gij: danske doen!   Kris proest giechelig, maar dan wordt ze serieus.              KRIS (CON’D)       Fuck Marc.   Kris zucht, heist zich weer recht uit de luxueuze leren bureaustoel en loopt langzaam terug naar haar werkplek op de eenzame en donkere plateau. Ze gaat aan het werk, enkel verlicht door het blauwe licht van haar computer.     3. INT. – TOILET – AVOND   Kris zit in haar feestkleren op de wc, kokerrok op de enkels. De deur is toe. Voor haar ligt een handboek Frans van het vijfde leerjaar op grond, met woordenlijstjes en prentjes van hout, een kachel, een vuurtje,… Kris zit te prutsen aan het cellofaan rond een kartonnen doosje op haar knieën.         KRIS    Hout.         ROBBE (10)    Bois. Le bois. Kris haalt een zwangerschapstest uit het doosje, neemt de dop eraf en plast erop.         KRIS    Branden         ROBBE    Brûler? LUCAS (5) trekt de wc deur open.         KRIS (verschrikt)    Lucas!      LUCAS    Mama, ik voel mij niet goed.         KRIS    Ga naar papa. En doe die deur toe! Lucas loopt weg. Kris hangt vooruit om de deur te sluiten zonder de test te tonen, maar Robbe doet het snel voor haar. Kris haalt de zwangerschapstest boven en kijkt, maar alleen het controlestreepje is al zichtbaar. KRIS    Vuur         ROBBE    Ja, wacht, ik weet het… Kris ziet na het eerste lijntje, een zwak tweede lijntje blauw worden.         KRIS    Merde!         ROBBE (verbaasd)    Merde?         KRIS    Nee, Robbe, Feu. Merde betekent kak. (tegen zichzelf) no fucking way. Nee, nee, nee, nee, nee, nee,… Tranen springen in haar ogen.     4. INT. – WOONKAMER – AVOND   Kris komt uit de wc met de test discreet in de hand. Ze duwt Robbe vriendelijk maar kordaat opzij, loopt door de korte gang naar de woonkamer en kijkt rond.         KRIS    Bon. BART (40) ligt een volwassen strip te lezen in de zetel. Lucas ligt in de andere zetel triestig te zijn.De woonkamer is rommelig door verspreide strips, een gitaar, kleren en lego. Het open haardvuur brandt en knettert. Robbe gaat bij zijn broer zitten. Kris marcheert naar het haardvuur en gooit de test erin en draait zich om. Kris wijst naar Robbe         KRIS Gij. Trek uw plan met dat Frans. Leg er een blaadje op en vraag uzelf op. Kris wijst naar Lucas           KRIS(CON’D) En gij, klein spook, beetje flink zijn. Luister naar uwe papa.   Kris kijkt naar Bart.         KRIS(CON’D) En gij. Los het hier op.  Ik moet door.      BART Wat was dat in het vuur?              KRIS Ik moet mij haasten. Kris doet haar naaldhakken aan die naast de zetel staan.   BART Gaat het schat? Kan ik u helpen?              KRIS   Awel ja. Beter laat dan nooit zeker?   Ze pakt haar handtas, en vertrekt.     5. INT. TENT – AVOND   Het applaus in de tent sterft uit, Olivier neemt het woord, Kris is bijna aan de uitgang van de tent              OLIVIER Dames en heren, ik ben verheugd om jullie nieuwe sales director te mogen zijn… Kris loopt naar buiten, handtas over de schouder, hand op haar buik.   6. EXT TUIN – AVOND   Het bedrijfsgebouw is een mooi verlichte hoeve met rieten dak. Kris komt uit de tent en loopt de tuin in waar overal hoge receptietafels met bloemstukje en hapjes, daartussen verschillende vuurkorven.  Kris stop aan een receptietafel vlak naast het gebouw, waar verdroogde klimplanten in een houtwerk opklimmen naar het rieten dak toe. Kris begint te snikken, ze leunt op de receptietafel en kijkt naar beneden.   KRIS Fuck.   Door haar tranen heen, zet ze plots een stap achteruit en ze STAMPT een vuurkorf met geweld om. De korf tolt, valt dan toch en rolt naar de klimplanten. Kris kijkt geschrokken. De gloeiende kooltjes hebben weinig tijd nodig om de onderste verdroogde klimplanten vlam te doen vatten.  Kris kijkt gefascineerd naar de vlammen, met de tranen in de ogen, maar kalm nu. Het vuur ontwikkelt zich verder, de vlammen likken al een paar meter hoog.  Kris kijkt om zich heen. Niemand heeft de brand opgemerkt. Ze aarzelt. Ze laat haar handtas van haar schouder glijden, en begint erin te zoeken, zonder haar ogen van het vuur af te halen. Ze vindt haar autosleutel. Kijkt ernaar. Omklemt hem, kijkt naar de parking waar haar auto staat. Kris kijkt weer naar het vuur, maar ziet zichzelf in de reflectie van het schuifraam naast het vuur. Kris kijkt zichzelf enkele seconden in de ogen, vlammen op de zijkant. Zonder weg te kijken, legt ze haar hand op haar buik. Dan rommelt ze plots gericht en gehaast in haar handtas, vindt haar smartphone, drukt een nummer en houdt de telefoon aan haar oor.   7. EXT. - TUIN  – AVOND   Kooltjes gloeien onderaan een vuurkorf, en worden door een korte dikke straal van de brandweerslag gedoofd. De brandweerman wandelt met de slang in de hand terug naar de brandweerwagen, iedereen is aan het opruimen, de zijkant van het kantoorgebouw heeft rookschade. Hij passeert Kris die voor zich uitkijkt naar de ravage. Marc komt van de andere kant op haar af. MARC Ja, wadde.   Kris reageert niet                     MARC(CON’D)    Nog een geluk dat uw presentatie niet juist was. Kris kijkt met ergernis naar Marc.                       MARC(CON’D)    Allez ik bedoel anders had ge de brand niet opgemerkt.   … Meiske toch. Ge moet dan maandag maar eens door die jaarcijfers gaan. Met Olivier.                    KRIS Ik ben geen meiske. En ik moet niks. Daarbij, ik heb uwen Olivier gegoogled. Hij heeft vier kinderen.   Kris rolt met haar ogen KRIS (CON’D) Hoe gaat dié dat combineren? Seriously Marc. Steek uw cijfers waar het licht niet brandt.    Marc kijkt verbaasd. Kris loopt naar haar auto draait zich nog even om en zwaait “bye-bye” met haar autosleutel.                KRIS    Salut, Marc.       8. INT. - RESTAURANT  – AVOND     Kris hangt heerlijk alleen in de zeteltjes bij Starbucks,benen op het lage tafeltje voor haar. Ze heeft een grote gepoederde latte in haar handen, en oortjes in waardoor een vrolijk liedje klinkt. Kris glimlacht volmaakt gelukkig.  Rond haar is het super druk, hippe jongeren komen en gaan, lachen en roepen, maar ze merkt er niets van. Buiten sneeuwt het.

Tine Tytgat
0 0

Zomerschoonmaak

Met een dikke buik is het lastig heffen, al helemaal op een broeierige dag, maar nestdrang hou je niet tegen.   Van zodra hij deze morgen de deur uit was, begon ik de laatste rommelkast in de babykamer leeg te maken. Sjaals, oude magazines en zelfs een paar schaatsen. De stofexplosie die ik veroorzaakte door ze schoon te vegen, danste in het zonlicht en kriebelde in mijn neus. Ik stak alles in de vuilniszak.   En daarachter zat de doos. Ik wist wel dat hij daar zat. Ik moest op handen en knieën om hem eruit te halen en kwam zuchtend amper recht. Voorzichtig zette ik hem op het kleine houten bureautje en ging zitten. Mijn vingertoppen volgden de nerven van het bureaublad tot ze de weg gememoriseerd hadden. dan lichtte ik, heel voorzichtig, het deksel op. Het gaf een knakje, en de baby gaf een venijnig schop tegen mijn ribbenkast. Daar lag de plattegrond van Utrecht en het sleuteltje van het kluisje dat bij het kruis op de plattegrond hoorde. Op de rand van de plattegrond stond het telefoonnummer dat ik ook nu nog soms op een aangedampte spiegel schrijf.   Hoe vaak heb ik getwijfeld? Heen of weer? Hij of hij? België of Nederland? Bij elke heen had hij gejuicht en mij ontvangen in een warmte die verslavend is. bij elke weer had ik zijn hart gebroken, maar de vrijheid gekregen om uit te zoeken wat ik wilde.   Toen ik tien jaar geleden terug kwam van het zwembad waar ik was gaan bezinnen omdat de twijfel weer had toegeslagen, vond ik op on hotelbed enkel dit kistje met een post-it. Zijn spullen waren weg. Hij was weg.  In zijn kriebelige handschrift: “Open mij over tien jaar.” In het kistje lag het stadsplan, het kruis en de sleutel. Een parallel universum.   Ik kieperde alles in de vuilniszak, en voelde de baby draaien.

Tine Tytgat
0 0
Tip

Geo caching

Geocaching.   1. Verzopen.   De eerste vond ze in de kast boven het aanrecht. Ze was de boodschappen aan het uitpakken en toen ze de pot choco in het hoge kastje wou zetten, sprong ze zo bruusk achteruit dat de hele caravan daverde.  ‘Eric!’ schreeuwde ze, ‘Kom onmiddellijk!’ Even bleef ze stokstijf kijken, alsof ze hem wou hypnotiseren. Toen stak ze, zonder haar blik af te wenden, haar hand uit naar de bezemkast en opende die voorzichtig. Ze tastte naar de bezemsteel, vond hem niet meteen en keek dan toch snel in de kast. Haar hand stokte. Op de omgekeerde emmer in de bezemkast keek een tweede exemplaar met verbaasd glimmende oogjes naar haar op. Toen hield ze het niet meer. Gillend rende ze de caravan uit, onderweg struikelend over de slippers en waterpistolen die verspreid lagen in de voortent.   Robbe, Bas en Noah lagen iets verder op hun buik in het gras. Bas en Noach proestten met hun handen voor hun mond terwijl Robbe foto’s nam. Mama stoof in de richting van het sanitair gebouw, waar papa zich aan het wassen was. Ze had hen niet gezien. ‘Zullen we er ook eentje in hun bed leggen?’ hikte Robbe. ‘Te goed!’ zei Noah, ‘Heb je haar gezicht gezien? Ze krabbelden overeind en keken naar de foto’s op Robbe’s telefoon. ‘Machtig’ zei Bas, ‘Kom, die arme beestjes worden veel te droog in de caravan. We gaan ze halen.’   Noah pakte voorzichtig de kleine wrattige pad uit het voorraadkastje en zette haar in de emmer van Robbe. Bas nam de grote ruwe pad van de omgekeerde emmer en deed hem erbij. Ze liepen naar het beekje en lieten de padden weer vrij tussen het hoge gras. ‘Eén – nul voor de musketiers,’ zei Noah, ‘Wat doen we nu?’ ‘We gaan zwemmen en dan ijs eten,’ zei Bas. ‘Strak plan,’ zei Noah, ‘zullen we ons hier omkleden?’ De iglotent waar ze met z’n drieën in sliepen lag vol strips, snoep, slaapzakken en vuile sokken. Aan een kleine wasdraad, gespannen tussen de tent en de caravan, hingen hun zwembroeken te drogen. Bas en Robbe hadden blitse shorts van een hip surfmerk. Noah had een grauw zwembroekje dat net iets te klein was, maar hij deed alsof hij dat niet merkte. Ze kleedden zich om in de tent en liepen op slippers naar het zwembad. Daar waren drie glijbanen en een hutje waar je ijsjes kon kopen. Noah vond de hoogste groene glijbaan waanzinnig eng. Ze ging bijna verticaal naar beneden van vijf meter hoog, maar het ergste was het landen in het diepste water dat hij ooit had gezien. Robbe en Bas noemden de glijbaan “de deathride”. De jongens legden hun handdoeken op enkele stoelen en liepen onder de douche door.   Aan de rand van het zwembad hingen drie oudere Nederlandse jongens rond. Ze maakten luide grappen, gooiden naar elkaar met een voetbal en riepen dingen naar de meisjes die een ijsje aten aan het hutje. Emma was er ook bij. Noah kende haar nog van vorig jaar, maar hij durfde niet goed zwaaien. Bas en Robbe liepen recht naar de glijbanen, dus volgde Noah.   Opgelucht zag Noah dat Robbe naar de laagste gele glijbaan liep. Ze gingen er alle drie een keer gewoon af, een keer omgekeerd en een paar keer op hun knieën, alsof ze surften. Robbe viel telkens in de eerst bocht en wou blijven proberen, maar Bas had er genoeg van. ‘Kom,’ zei hij, ‘we gaan op de deathride.’ Noah aarzelde. Ondertussen waren de Nederlandse jongens een soort van waterpolo aan het spelen. Ze zwommen rond en gooiden de zware voetbal over de hele breedte van het zwembad naar elkaar. De oudste was zeker vijftien en zag er beresterk uit.   Bas stond al onderaan de trap van de deathride en zei, ‘Noah, jij eerst.’ Heel langzaam beklom Noah de treden. In zijn maag zat een draaikolk. ‘Gewoon springen,’ mompelde hij bij zichzelf, ’Niet naar beneden kijken, vooral niet naar beneden kijken.’ Met zijn ogen dicht liet Noah zich in de halfopen verticale pijp vallen. Zijn darmen schoten in zijn keel terwijl hij naar beneden viel. Met een botte pats knalden zijn voeten tegen iets hards in plaats van in het water. Hij was recht in de nek van één van de Nederlandse jongens terechtgekomen. Die verdween onder water. Noah werd meegezogen en getrokken door de jongen die zich had omgedraaid en houvast zocht. Happend en klauwend probeerde Noah boven water te blijven, maar dat lukte maar half. De Nederlandse jongen kwam weer boven water. Hij haalde diep adem en riep, ‘Idioot!’ naar Noah, die hoestend probeerde boven te komen. Van bovenaan op de glijbaan zag Bas dat de Nederlander met een paar krachtige slagen naar de voetbal zwom. Hij greep de bal, draaide zich met een krachtige slag om en liet de zware leren bal met een mokersmash neerkomen op het naar adem happende hoofd van Noah. Daarna zwom hij rustig naar de kant. Noah bleef onder.   In paniek sprong Bas op de deathride. Hij landde als een speer in het water. Toen hij bovenkwam, zag hij Noah vlakbij drijven, bewusteloos van de klap op zijn hoofd. Bas greep hem zo goed hij kon onder zijn armen en zwom op zijn rug naar de kant. Ondertussen kwam het groepje meisjes hem tegemoet gelopen. Samen trokken ze Noah op het droge. Emma draaide hem vakkundig op zijn rug. Ze zorgde ervoor dat hij ruimte had en klapte een paar keer luid in haar handen boven zijn hoofd, zoals ze geleerd had bij het Rode Kruis. ‘Noah?’ riep ze. Noah keek recht in haar fonkelende groene ogen, begon hard reutelend te hoesten, rolde op zijn zij en gaf over.     2. Ongewenst bezoek.   Die avond waaide de geur van BBQ al over de camping toen de jongens Risk speelden aan tafel. Mama bleef maar om hen heen lopen. Ze vroeg voortdurend aan Noah of het ging, of hij nog iets wilde drinken, of hij geen hoofdpijn had? Ze was meteen na het incident aan het zwembad met Noah naar het ziekenhuis gereden. Hoewel de dokters zeiden dat hij helemaal weer de oude was, gedroeg zij zich alsof hij elk moment weer bewusteloos kon vallen. ‘Schatje toch, hoe is dat nu kunnen gebeuren?’ vroeg ze. Bas rolde met zijn ogen en lipte ‘schatje’ naar Robbe. Noah hield de lippen op elkaar. Hij vond het vreselijk dat Emma hem had zien overgeven.   ‘Zullen we onze gedachten ergens anders op zetten?’ vroeg mama, ’Ik heb een verrassing. Ik ben deze ochtend in de winkel aan de praat geraakt met een heel leuk gezin. Ik heb hen uitgenodigd voor een BBQ, dan kunnen jullie wat vrienden maken.’ ‘Mam,’ zei Bas, ‘dat willen wij toch helemaal niet.’ Mama bliksemende naar Bas, die snel weer naar het Riskbord keek.   Het spelletje was nog maar net gedaan toen het bezoek toekwam. ‘Hoi hoi! Dag Barbara!’ Een hoogblonde vrouw met een zonnebankbruin gezicht hield een fles witte wijn omhoog, ’Zo, daar zijn we dan. Ik dacht, ik neem iets lekkers mee,’ kirde ze. Achter haar stond een beer van een man. ‘Ellen, Ruud, zo leuk, dank je’ zei mama, ‘ga zitten.’ Ze zoende hen op de wang.   Noah’s hart sloeg een tel over toen hij zag wie er achter de brede rug van Ruud tevoorschijn kwamen. De drie Nederlandse jongens van het zwembad sloften een beetje bedeesd achter hun vader aan. ‘Hoi,’ zeiden ze. Robbe, Bas en Noah wisselden een blik. Het was duidelijk dat die Nederlanders ook geen details aan hun ouders hadden verteld, want de moeders gedroegen zich alsof ze al jaren beste vriendinnen waren.   ‘Zo,’ zei mama, ‘Dit zijn onze jongens, Bas, Robbe en Noah. Jongens, zeggen jullie iets tegen Lars, Niels en Rick?’ ‘Hallo’, zei Bas. Lars en Niels bleken een tweeling van dertien te zijn, hun broer Rick was veertien. Het was Rick die de zware voetbal op Noah ’s hoofd had gekegeld. Tijdens het eten zwegen alle jongens. De moeder van de Nederlanders deed haar best om gezellig te doen. ‘Rick,’ zei ze, ‘Vertel eens over die wedstrijd waar jullie morgen aan meedoen.’ ‘Mam,’ mopperde Rick. ‘Doe wat je moeder zegt,’ zei zijn vader. ‘Dit jaar is er voor het eerst een geocaching wedstrijd op deze camping,’ zei Rick, ‘ Elk team moet een cache, of dus een schat, zoeken met een kompas en een brief vol aanwijzingen. Vaak gebruiken we bij geocaching een gps, maar hier is het op de ouderwetse manier, met een echt kompas. Er zijn drie rondes waarin elk team zijn schat zoekt. De schat is een kistje met een gsm. Je moet met die gsm naar de spelleider bellen, zodat hij je tijd kan noteren. Wie op het einde het minste tijd nodig had om alle caches te vinden, is gewonnen.’ ‘En wij, ’zei Lars glunderend, ’zijn in Nederland jeugdkampioen geocaching.’ ‘Ja,’ zei Rick, ’maar het is niet voor losers. We vertrekken pas als het donker wordt, soms moeten we in bomen klimmen of door een vijver zwemmen naar een eiland.’ ‘Eén keer,’ zei Niels, ‘lag de cache zelfs in een diepe grot.’ ‘Cool,’ fluisterde Bas tegen Robbe en Noah, ‘Dat is iets voor ons!’ Rick lachte luid, ‘Dat denk ik niet, losertjes. Je broertje kan niet eens zwemmen.’ ‘Hij is mijn broer niet,’ zei Bas fel. Bas kreeg een ijskoude blik van mama. De moeder van de Nederlanders keek haar fronsend aan. ‘Het zit zo,’ zei mama verontschuldigend, ’Noah komt iedere schoolvakantie bij ons, en het laatste jaar ook bijna elk weekend. We zijn zijn pleeggezin. Noah’s moeder is in het ziekenhuis voor een laatste kankerbehandeling, maar ze is aan de beterhand. En zijn vader, tja, die is uit beeld.’ Noah keek naar zijn bord. Alsof het nog niet erg genoeg was, maakte de vader van Robbe en Bas een drink gebaar. De Nederlandse jongens gniffelden.   3. Uitdaging aanvaard.   ’s Avonds laat was het stil in de tent. Noah lag met zijn gezicht naar het zeil aan de zijkant van de tent en Robbe staarde naar het plafond. Alleen Bas zat rechtop te piekeren. ‘We moeten hen een lesje leren,’ zei Bas plots. Noah draaide zich om, ‘Wie?’ ‘Die Nederlanders. Dat jij op Rick landde was een ongeluk, maar zij hebben je bijna laten verdrinken.’ ‘Wat maakt het jou uit, ik ben toch je broer niet.’ ‘Doe niet belachelijk. Natuurlijk wel. Sorry, ik had dat niet mogen zeggen.’ ‘Wat wil je dan doen? Meedoen aan de geocaching wedstrijd?’ ‘Niet zomaar meedoen,’ zei Bas, ‘Winnen.’ Robbe zuchtte, ‘We kunnen nooit van hen winnen, Bas. Jullie zijn twaalf en ik ben elf. Zij zijn veel ouder en sterker.’ ‘Het gaat niet om kracht,’ zei Bas, ‘Het gaat om slim zijn, durven en samenwerken. Dat kunnen wij beter.’ Noah knikte, ‘We laten die Hollanders een poepje ruiken.’ Stiekem hoopte hij toch dat hij niet zou moeten zwemmen.   Bij zonsondergang de volgende dag stonden alle deelnemers te luisteren naar briefing van de spelleider. Elk team had een zak gekregen met een kompas, drie verzegelde enveloppen en een brief met instructies. Emma was er ook. Leunend tegen de stam van een boom las ze de instructiebrief. Naast haar stond haar zus en een meisje dat Noah niet kende. Alsof Emma merkte dat hij loerde, keek ze op van haar brief en recht in zijn ogen. Ze glimlachte. Noah keek snel weer naar voren.   ‘…dus, sportief zijn,’ hoorde hij de spelleider nog zeggen, ‘Bewaar je materiaal goed, zonder kan je niet spelen. Iedere avond om stipt acht uur verwacht ik jullie hier. Op mijn teken mogen jullie dan de verzegelde envelop voor die avond openen en vertrekken om jullie cache voor die avond te zoeken. Opgelet, als je de cache gevonden hebt, bel je mij en daarna plaats je alles op precies dezelfde plaats terug zodat de volgende groep de schat de dag nadien kan zoeken. Je verplaatst de cache onder geen enkel beding. Wie zijn spullen kwijt is, is uitgesloten. Wie vals speelt, is uitgesloten. Duidelijk?” Rick stak zijn hand op. ‘Ja?’ zei de spelleider. ‘Mogen we nu eindelijk vertrekken?’ De spelleider keek op zijn horloge. ‘Teams, het is precies twee over acht. Open jullie eerste enveloppe en maak er een spannende tocht van!’   Bas scheurde de zegel aan flarden en nam de brief. Er stonden wel twintig instructies in. Eerst moesten ze veertig passen zetten in zuidoostelijke richting, dan vijfhonderd meter een pad volgen tot aan een gemarkeerde boom en daar een kruiswoordraadsel oplossen om de volgende tip te ontcijferen. Ze begonnen met goede moed, maar een uurtje later was het al erg schemerig, zeker in de dichte bossen. ‘…., negenentwintig, dertig. Hier zou het moeten zijn,’ zei Bas. Hij scheen met de zaklamp op de grond, maar er was niets bijzonders te zien. Noah en Robbe kwamen kijken. Verderop in het bos hoorden ze plots meisjes juichen. ‘Verdorie toch,’ zei Bas. Bas en Robbe schenen over de grond met hun zaklampen. Noah had geen eigen zaklamp, dus hij bleef vlakbij Robbe. ‘Wacht even,’ zei Noah, ‘Schijn eens omhoog? Misschien hangt er iets in die boom hierboven.’ Robbe scheen op stam en de kruin van de boom waar ze naast stonden. ‘Ja, daar!’ zei Noah. Midden in de boom hing een lege wijnfles aan een koord. Robbe gaf hem een zetje en Noah begon te klimmen terwijl Robbe hem licht gaf. Bas ging op zijn knieën zitten, legde de brief voor zich en las de laatste instructies nog eens door. Hij mompelde, ‘Dat klopt niet, hier staat ‘begin maar te graven.’ Hij voelde met zijn handen aan de grond om hem heen. Ondertussen kon Noah de fles grijpen. In de flessenhals stak een brief. ‘Jongens,’ riep hij naar beneden, naar Bas onderbrak hem enthousiast; ‘Hier! Ik heb het gevonden! Noah, Robbe, help mij graven.’ Robbe scheen onmiddellijk naar op de plek waar Bas stond. Tussen de wortels van de boom zag hij omgewoelde aarde. Als twee waanzinnigen begonnen Bas en Robbe te graven. Noah pakte de brief en stak hem in zijn broekzak. Hij liet zich in het donker uit de boom vallen en kwam met zijn enkel hard terecht op een boomwortel, maar hij verbeet de pijn. ‘Yes!’ riep Robbe. Hij hield een klein metalen doosje in zijn handen, klikte het open en nam de ouderwetse gsm. Toen hij het voorgeprogrammeerde nummer van de spelleider belde, zei die; ‘Proficiat, jullie zijn derde met een tijd van één uur en vierendertig minuten. De scores zullen straks uithangen aan het zwembad.’   Toen de jongens uit het bos kwamen, zagen ze dat Emma’s team de eerste plaats had, op de voet gevolgd door de Nederlanders.   4. Voor deze ene keer.   ‘Dat kan niet,’ zei Bas, ‘ik weet zeker dat…’ ‘Laat mij eens zoeken,’ zei Noah en hij trok de zak uit de handen van Bas. Maar de brief was weg. Het was drie over acht en alle teams hadden de zegels van hun enveloppen al verbroken. Iedereen las koortsachtig de instructies voor een nieuwe zoektocht, behalve de jongens. En Rick, die vanop een afstandje grijnzend naar het radeloze trio keek. ‘Weet je wat,’ zei Robbe, ‘ik vraag gewoon een kopie aan de spelleider.’ ‘Niet doen,’ zei Bas, ‘dan worden we misschien uitgesloten.’ Robbe haalde zijn schouders op, ’Wat wil je anders doen? Zonder geraken we geen meter vooruit.’ Hij liep naar het kantoortje. Gelukkig was de spelleider vriendelijk. Hij maakte een tweede print en gaf die aan Robbe die aan de deur stond te wachten. ‘Alsjeblieft,’ zei de spelleider, ‘maar laat het niet weer gebeuren.’ Plots dook Rick op achter Robbe. ‘Was je niet uitgesloten als je je spullen kwijtraakte?’ vroeg hij, ‘Of had ik dat verkeerd begrepen?’  ‘Voor deze ene keer is het goed,’ zei de spelleider, ‘En nu wegwezen.’ Hij sloot de deur van het kantoortje. Rick keek naar Robbe en herhaalde met een brede glimlach, ‘Voor deze éne keer.’ Hij rende naar het bos, achter Niels en Lars aan. Halverwege hij draaide zich nog eens keer om, tikte met zijn rechterwijsvinger en middenvinger twee keer onder zijn ogen en priemde die wijsvinger dan naar Robbe.   Noah en Bas liepen tot bij Robbe. ‘Wat had die?’ vroeg Noah. ‘Geen idee,’ zei Robbe, ‘Zullen we beginnen?’   De zoektocht ging vlot. Noah kon de meeste raadsels oplossen en Robbe was een natuurtalent met het kompas. Aangevuurd door Bas vonden ze de cache al na een uur achteraan in de Mariagrot. Hij lag in een holte onder een zware steen. Bas belde met de gsm uit het doosje, en vroeg meteen, ‘Zijn we eerst?’ ‘Ja, jongens, jullie zijn eerst, ‘antwoordde de spelleider, ‘Proficiat, dat was geen gemakkelijk parcours.’   Maar niet veel later moeten ook de Nederlanders gebeld hebben, want op het scorebord stonden Bas, Noah en Robbe nog altijd niet bovenaan. Ze hadden wel een knappe tweede plaats, met maar enkele minuten verschil op de Nederlanders. Noah checkte de tijd van Emma’s team. Die waren plots tot de op één na laatste plaats gezakt. Hij begreep er niets van.   Aan het kampvuurtje voor de tent gooide Robbe een stok op het vuur en zei, ‘Zou Rick de tweede enveloppe weggenomen hebben om ons te saboteren?’ ‘Waarom denk je dat?’ vroeg Bas. ‘Omdat hij zo stond te grijnzen en tegen mij zei, ‘Voor deze éne keer’. Alsof hij ervoor zou zorgen dat we uitgesloten worden als we nog eens iets kwijtraken.’ ‘Misschien wel,’ zei Noah, ‘Ons pakket lag gewoon in de voortent, dus hij zou de brief gepakt kunnen hebben.’ ‘We moeten vannacht het kompas en de laatste brief in onze slaapzak verstoppen,’ zei Robbe. ‘Ik weet nog iets beters,’ zei Bas,’ We houden een nachtwacht. Als we ze op heterdaad betrappen worden zij uitgesloten.’ ‘Ok,’ zei Noah, ‘Maar dan ga ik eerst. Ik zal om 2 uur Bas wakker maken, en die maakt op zijn beurt Robbe wakker.’   Een uurtje later wreef Noah in zijn ogen en ging nog eens rechtzitten. Naast hem lagen Robbe en Bas in diepe slaap. Hij hoorde zelfs zacht gesnurk. Het was vreemd om midden in de nacht alleen klaarwakker te zijn. Buiten hoorde hij nachtgeluiden en geritsel. Hij klikte Robbe’s zaklamp aan en groef in het binnenzakje van zijn slaapzak. Daar zat de brief die hi de dag voordien uit de wijnfles had gehaald. Hij las hem voor de zoveelste keer.   “Beste Noah,   We hebben elkaar al twee jaar niet gezien, maar ik mis je. Zeker nu ik pas gehoord heb dat mama zo ziek geweest is, dat moet heel moeilijk geweest zijn voor jou. Via pleegzorg ben ik te weten gekomen dat je hier al enkele jaren op vakantie komt met een pleeggezin. Ik houd je vanop een afstandje in het oog. Ik weet dat je dit briefje zal vinden tijdens de geocaching want je hebt gevoel voor avontuur en oog voor detail, net als je vader. Als je het goed vindt en als ik de locaties kan vinden, laat ik ook bij de volgende schatten weer een boodschap voor jou. Sorry dat ik niet gewoon durf langs te komen. Het is ook al zo lang geleden. Ik weet niet of jij en je pleegouders dat goed zouden vinden. Misschien ben je boos. Dat begrijp ik.    Je papa”   ‘Papa toch,’ dacht Noah. Leuk dat hij me wil zien, maar op die manier brengt hij mij in de problemen.’ Noah vond het echt vervelend dat papa de enveloppe met de instructies voor de tweede schat gestolen had. Hij had dat waarschijnlijk gedaan om te weten te komen waar die lag. En dan had hij de cache nog niet eens gevonden, want er lag vanavond geen briefje in de buurt. Noah zuchtte. Gelukkig dachten Robbe en Bas dat die Nederlanders de enveloppe hadden gestolen. Hij pakte de laatste brief en het kompas uit de voortent en legde ze veilig aan zijn voeten. Dan klikte hij Robbe’s zaklamp uit en kroop diep in zijn slaapzak.   5. Het kompas.   ‘Kieken. Idioot.’ De koude ochtendnevel drong de tent binnen door de openhangende flappen. Bas zat op handen en knieën te zoeken in de tent. ‘Kalf,’ foeterde hij. ‘Wat is er?’ vroeg Noah terwijl hij rechtkwam en de slaap uit zijn ogen wreef. Hij zag dat de slaapzak van Robbe leeg was. ‘Je hebt ons niet wakker gemaakt voor de nachtwacht. En nu is het kompas weg.’ ‘Neen, wacht, het ligt aan mijn voeten. Denk ik,’ zei Noah en hij grabbelde in de rommel aan zijn voeten, ‘Waar is Robbe?’ ‘Naar de w.c. En hier ligt geen kompas, alleen de brief. Verdorie Noah! Je hebt alles verpest. Nu worden we uitgesloten.’ ‘Wat? Ik heb alles verpest? Ik kan hier nooit iets goed doen.’ ‘Blijkbaar niet, neen.’ ‘Als het zo zit, doe het dan maar zonder mij, onder échte broertjes,’ riep Noah, ‘Ik ben toch maar een kalf. Hij stormde de tent uit. ‘We willen wel,’ schreeuwde Bas hem na, ‘maar dat is nogal moeilijk zonder kompas!’   Noah liep aan één stuk door, tot hij helemaal buiten adem was. De tranen prikten in zijn ogen en zijn blote voeten deden pijn van de steentjes en de takjes onderweg. Hij stopte aan een paal en inspecteerde zijn voetzool. Toen hij opkeek, zag hij dat hij leunde tegen het scorebord. Hij gaf er een harde knal tegen met zijn vlakke hand. ‘Auw,’ zei Emma. Noah keek op. ‘Ik zou er ook wel eens op willen meppen’, zei ze. ‘Waarom?’ stamelde Noah, die snel zijn tranen weg wreef met de rug van zijn hand. ‘We stonden eerst, maar omdat we de schat gisteren niet gevonden hebben, moesten we de maximumtijd van twee uur erbij tellen. Dus bengelen we nu onderaan. Ik ben nochtans zeker dat we op de juiste plek waren. Ik zag zelf omgewoelde aarde tussen de wortels van een boom. Erboven hing een lege wijnfles, maar geen schat.’ ‘Dat is de plek waar wij de eerste dag onze cache gevonden hebben. Zo raar, wij hebben het kistje echt terug gestopt.’ Emma haalde haar schouders op, ‘Ik geloof je wel. ’t Is ook maar een spelletje.’ Ze rolde een krulletje haar rond haar vinger en zei, ‘Zeg, Noah, er is eigenlijk iets dat ik je al even wil geven.’ Emma pakte haar rugzak, ritste hem open en rommelde tot ze er een splinternieuwe hippe zwemshort uithaalde. ‘Voor jou. Ik hoop dat hij past. Ik mocht hem van mijn ouders kopen op daguitstap, van mijn zakgeld.’ ‘Zot, zo tof, dank je,’ ‘Zullen we gaan zwemmen?’ Noah beet op zijn lip, ‘Ok,’ zei hij, ’maar ik ben niet echt een Olympisch recordhouder.’ ‘Ja, dat weet ik, maar dat geeft niks,’ lachte Emma, ‘Ik leer je wel een paar trucjes.’   In het zwembad leerde Emma Noah polocrawl en duiken. Ze zaten naast elkaar op de rand van het zwembad. ‘Je armen strekken,’ zei Emma en ze deed het voor, ‘en dan naar voren leunen.’ Noah kon de verleiding niet weerstaan en gaf haar een zetje. Emma plonsde in het water. Ze kwam lachend boven, greep zijn benen en trok hem ook het water in. Proestend hesen ze zich weer op de rand. Emma zette haar zwembrilletje af en pakte haar handdoek. Terwijl ze haar haren afdroogde vroeg ze, ‘Waar zijn je ouders eigenlijk?’ ‘Mijn mama is in het ziekenhuis, maar ze is eigenlijk genezen. Ze heeft bijna twee jaar geleden borstkanker gekregen. Deze zomer heeft ze zich laten opereren om een nieuwe borst te krijgen,’ zei Noah. ‘En je papa?’ ‘Dat weet ik niet heel zeker. Hij drinkt nogal veel denk ik. Hij was al een jaar bij ons weg voor mama ziek werd.’ ‘Wat rot van hem.’ ‘Ik weet het niet. Ik denk soms dat hij wel een goede vent is, maar dat de dingen hem voor de voeten lopen. Hij maakt alles moeilijker dan het is.’ Emma knikte, ‘Zullen we ons omkleden?’   Toen ze elk uit hun kleedhokje kwamen, viste Emma twee broodjes kaas uit haar rugzak en een fles water. Ze aten op de picknickbank. ‘Lekker,’ zei Noah, ‘Bedankt.’ ‘Zie ik je straks bij de zoektocht?’ ‘Ik denk het niet. Ons kompas is verdwenen.’ ‘Nog eens goed zoeken?’ ‘Neen, ik denk, euh, Bas en Noah denken dat die Nederlandse jongens het vannacht uit onze tent hebben gestolen. Ik moest de wacht houden, maar ik sliep.’ ‘Echt? Rick dus, de gemenerik.’ ‘Wie het gedaan heeft is niet belangrijk,’ zei Noah snel, ‘Wat erger is, is dat Bas mij niet meer in het team wil.’ ‘Daarom? Bas kan zo overdrijven.’ ‘Het was ook wel een beetje mijn fout. Ik heb niet gedaan wat we afgesproken hadden en daar kan hij niet tegen.’ ‘Denk je dat hij extra kwaad wordt omdat hij het er moeilijk mee heeft? Ik bedoel, dat je elke vakantie bij hen bent?’ ‘Ik weet het niet,’ zei Noah, ‘misschien soms wel. Vooral als hun moeder mij helemaal betuttelt, dat vind ik zelf ook vervelend. Maar het meeste van de tijd zijn we gewoon vrienden. Ik ken hen al jaren.’ Het was even stil. Ze kauwden op de laatste happen. Emma slikte door en nam een grote slok water.   ‘Maar, goed, het echte probleem dus,’ zei Emma, ‘Kan je geen nieuw kompas maken?’ ‘Ik zou ook niet weten hoe dat moet.’ ‘Daar kan ik je dan wel weer mee helpen, ik heb een survivalhandboek én een talent voor techniek.’ Ze glimlachte met een schattig kuiltje in haar wang.     5. De zoektocht die ertoe doet.   Om vijf voor acht ’s avonds stonden bijna alle teams klaar voor de laatste en beslissende zoektocht. Bas en Robbe keken vanop een afstandje toe. De Nederlanders waren geweldig in hun nopjes. Met vier minuten voorsprong konden ze er niet beter voorstaan en Bas, Robbe en Noah waren uitgeschakeld zonder kompas.   Toen de spelleider om klokslag acht uur het startsein gaf, kwam Emma’s team aangelopen, samen met Noah. ‘Bas, Robbe!’ riep Noah al van ver,’ Ik heb een kompas!’ ‘Noah, waar was jij?’ riep Bas, ‘We hebben je gezocht. Sorry voor vanmorgen, ik, euh,…’ ‘Laat maar,’ zei Noah, ‘we hebben hier een wedstrijd te winnen. Tik tak....’ ‘Vollen bak!’ riepen Bas en Robbe. Robbe scheurde de derde enveloppe open.   Ze volgende de aanwijzingen die hen door het bos leidden, over het touwenparcours en door een weide met stieren. Of toch hele dikke koeien. Ondertussen werd het donkerder en donkerder. Het kompas van Noah was gemaakt van een plastic bakje met water, een kurk en een gemagnetiseerde naald. Het was dus niet zo handig om telkens te verplaatsen, maar Noah had een kruik met water mee om het bakje telkens bij te vullen. ‘Ok,’ zei Bas, ‘Hier staat: Stikstof en zuurstof vormen samen de windrichting. Zet dertig passen in die richting.’ ‘Pfff,’ zuchte Robbe, ‘Dat is weer Chinees. Zuurstof zit in de lucht, maar waar halen we stikstof?’ ‘Neen,’ zei Noah, ‘We hebben die stoffen niet echt nodig, alleen hun letter. Elke stof heeft een lettercombinatie in het periodiek systeem van de elementen.’ ‘Ja, natuurlijk,’ zei Bas, ’Robbe, dat is zoals in de chemiedoos die we thuis hebben. Zuurstof is O.’ ‘En stikstof is N,’ zei Noah, ‘Dat maakt NO, of noordoosten.’ Hij plaatste het kompas op de grond, wreef de magnetische naald nog eens goed over zijn trui en legde hem voorzichtig op de kurk in het water. De naald wees in de richting van de paddenpoel. De dertig stappen waren niet eenvoudig om te doen. Er waren overal stekelige struiken en stenen. Robbe knipte zijn zaklamp aan, want het was intussen te donker geworden. Bij de dertigste stap kwamen ze op een smal pad met diepe moddersporen van een terreinwagen. ‘Kijk eens wat er nu staat,’ zei Noah tegen Bas. ‘Ik denk dat we vlak bij de paddenpoel zijn,’ zei Robbe. Bas nam de brief terwijl Robbe en Noah een kijkje gingen nemen in de richting van de poel. ‘Het is een kruiswoordraadsel,’ zei Bas, ’Dat moeten we misschien samen doen. Noah, heb jij een pen?’ Toen Bas opkeek, zag hij dat de andere twee in het donker verdwenen waren. Opeens voelde hij zich helemaal niet op zijn gemak. Achter hem klonk het gekraak van knappende takjes en een koude wind blies hem in de rug. Hij huiverde. Toen hij achter zich scheen dacht hij een gedaante te zien. ‘Noah, Robbe, wacht!’ riep hij, en stormde blind enkele meters in de richting van de poel. Met een stevige smak botste Bas op Noah, viel en rolde van de steile oever. Noah greep Robbe die naast hem stond nog bij zijn schouder, maar hij viel met zijn volle gewicht en trok Robbe mee. Samen struikelden ze over iets groot en zacht. Het voelde als een slapende hond. Ze rolden schreeuwend de berm af. Met een vettige plets landden ze in het koude poelwater.   ‘Jak,’ zei Bas en spuwde het vieze water uit zijn mond. Hij hoorde zompige passen en hijgen alsof iemand een hele zware inspanning deed, maar hij zag niks. Hij veegde de modder met zijn mouw uit zijn gezicht. Zijn bovenarmen brandden van de netels die hij onderweg was tegengekomen. ‘Robbe?’ riep hij. ‘Ja, hier!’ riep Robbe terwijl hij moeizaam overeind kroop, ‘Mijn rug doet pijn, ik ben op een steen gevallen, denk ik.’ Robbe probeerde recht te staan op de glibberende ondergrond. ‘Volgens mij zit het hier vol bloedzuigers en teken,’ gruwde hij. ‘Walgelijk.’ zei Bas, ’Hoe erg is je rug? Kan je stappen?’ ‘Het gaat wel denk ik. Het is niet zo erg. Waar is Noah? ‘Geen idee. Noah? Bas, heb je je zaklamp nog?’ ‘Neen, ze is gevallen. Noah!’ ‘Noah!’ Het bleef stil. ‘O shit, Robbe, straks ligt hij onder het water. Ik zie niets. Ga jij mama en papa halen, ik probeer jouw zaklamp te vinden.’ ‘Maar Bas, ik heb ijskoud,’ jammerde Robbe. ‘Jezus, loop dan, dan krijg je warm. Als Noah nog in het water ligt, hebben we niet veel tijd.’ Bas hoorde Robbe hijgend de berm opklimmen en op drassige sportschoenen weglopen. Zelf waadde hij door het ondiepe riet aan de kant van de vijver. Zijn doorweekte kleren plakten aan zijn ijskoude rug. ‘Noah! Waar ben je?’ riep hij met trillende stem.   Nog geen tien minuten later denderde de terreinwagen van de spelleider tot aan de vijverrand. De grote spotlichten op het dak verlichtten de hele vijver. Papa en de spelleider sprongen uit de auto. ‘Waar is hij?’ vroeg papa. ‘Ik weet het niet, ik zie hem nergens,’ bibberde Bas die uit het water geklauterd was. De spelleider sloeg een deken om de schouders van Bas en zei, ‘Hij zit in ieder geval niet meer in het water. Ik kan de hele poel zien en die is hier helemaal niet diep. En kijk daar.’ Hij wees naar sporen links van de plek waar ze erin getuimeld waren. ‘Zie je die sleepsporen bovenaan? Iemand heeft hem over het gras getrokken.’ ‘Wat doen we nu?’ vroeg papa. ‘Ik laat over de hele camping omroepen dat het geocaching spel stopt en dat iedereen Noah moet zoeken. Zelf kam ik voor de zekerheid de vijver nog eens uit.’ Hij haalde z’n walki-talki boven en terwijl hij instructies gaf, haalde hij zijn lieslaarzen uit de koffer.   6. Emma   De boxen piepten en kraakten; ‘Aandacht, aandacht. Het geocaching spel wordt voorlopig stopgezet. We vragen aan iedereen met aandrang om uit te kijken naar Noah Wolfs, een blonde jongen van 12 jaar die een kwartier geleden verdween aan de rand van de ondiepe vijver.’   Emma schrok. ‘Julie, dat is Noah,’ zei ze, ‘We moeten helpen.’ ‘Natuurlijk,’ zei haar zus, ‘Wil jij naar zijn tent gaan kijken? Of aan het zwembad?’ ‘Ik denk dat ik eerst eens ga kijken bij de caravan van zijn pleegouders. Kijken jullie aan de bootjes en de speeltuin?’ Emma spurtte over het zanderige bospad naar de caravanweide. Het licht van haar zaklamp danste op en neer over het pad en de struiken. Tot het plots op een stukje reflecterende strip in de bosrand viel, wat Emma’s aandacht trok. Ze stopte bruusk. Was dat Noah? Ze scheen vanaf het pad in het bos op de plaats waar ze de reflectie had gezien. En toen zag ze hen.    Rick en Lars stonden met een veldspade boven een grote kuil gebogen waarin Niels drie schatkistjes en een kompas had gelegd. Het reflecterende stukje was een band op de trui van Niels. ‘Wat doen jullie hier?’ vroeg Emma. De jongens keken verschrikt. ‘Laat maar, ik zie het al. Valsspelers,’ briesde ze, ‘Hebben jullie die schat die wij gisteren moesten vinden daar ook bij liggen? Kleuters. Jullie zouden beter helpen om Noah te zoeken.’ ‘Wegwezen,’ siste Rick naar zijn broers, die alles lieten vallen. Ze stoven alle drie het donkere bos in. Emma draaide zich boos om en rende verder naar de caravan.   Aan de caravan zag ze alleen Robbe zitten in een warm fleece dekentje. ‘Dag Emma,’ zei hij. ‘ Dag Robbe, waar is iedereen? Zijn jullie Noah kwijtgeraakt in het bos?’ ‘Neen, aan de paddenpoel. We waren bijna bij de schat toen Bas tegen ons is gebotst en we alle drie in de poel zijn gevallen.’ Robbe rilde, ‘Wie weet is hij wel verdronken.’ ‘In de paddenpoel?’ vroeg Emma, ‘Die is misschien dertig centimeter diep, dat kan niet. Volgens mij is er iets anders aan de hand. Ik ga kijken aan de poel.’ ‘Daar is niemand meer,’ riep Robbe haar na, ‘Alleen misschien de spelleider. De rest zoekt in het bos.’   Emma rende over het smalle pad naar de poel. De terreinwagen kwam in tegenrichting en verblindde haar met zijn felle lampen. De spelleider stopte en liet zijn raampje zakken. ‘Waar ga je naartoe?’ vroeg de hij, ‘Ik heb de hele poel uitgekamd, daar is hij niet.’ ‘Ik wil gewoon eens gaan kijken,’ zei Emma, ‘Ik heb een voorgevoel.’ ‘Zou je niet beter zoeken waar het zinvol is? Ach, je doet maar. Wel voorzichtig zijn!’ ‘Altijd,’ zei Emma. De terreinwagen trok op zodat de modder overal in het rond vloog. ‘Jak,’ dacht Emma. Ze veegde een spat modder van haar wang.   Bij de poel was het stil. Emma zette haar zaklamp uit, zodat haar ogen konden wennen aan het donker. Ze stond aan de kant van de afgrond, hield haar adem in en sloot even haar ogen. Ze luisterde. In het struikgewas rond haar hoorde ze het gebruikelijke geritsel. Er waren krekels en ergens in de verte hoorde ze een uil. Maar dan rook ze iets. Een vage brandlucht, als van een kampvuurtje. Ze opende haar ogen en speurde in het rond. Links van de poel zag ze in de verte achter het struikgewas een lichte gloed. Daar was een kampvuur!   Behoedzaam sloop Emma dichterbij. Ze zag twee gestalten zitten en toen ze dichter en dichter kwam hoorde ze stemmen zacht praten.   7. Wie redt wie?   Toen Noah in de poel landde, wist hij het al. Het was geen slapende hond waarover hij gestruikeld was, het was een mens. Omdat hij al een vermoeden had wie het kon zijn, was Noah zo stil en zo snel mogelijk uit de poel naar boven geklommen. Hij wou niet dat Bas en Robbe zijn vader zo zouden leren kennen. Noah huiverde van de kou en de ontzetting toen hij zag dat papa laveloos in het gras lag. Hij had een bijna lege fles wijn in zijn hand geklemd. Voorzichtig nam Noah hem vast onder zijn broodmagere armen en sleurde hem door het gras naar het pad. Daar was zijn vader mompelend bijgekomen en recht geklauterd. ‘Noah, ik… ik ging je net een briefje schrijven.’ ‘Kom maar,’ zei Noah, ‘We hebben ijskoud, we moeten een vuurtje maken.’ ‘Goed idee, goed idee,’ mompelde zijn vader en leunend op Noah strompelde hij verder.   Aan het warme vuur dat Noah’s papa had gemaakt waren ze allebei wat bijgekomen. Noah’s papa vertelde dat hij bij de laatste schat nog een brief in een fles wou achterlaten, maar dat de fles nog niet leeg was. ‘Ik moest hem dus eerst leegdrinken,’ zei hij. Noah knikte. ‘En toen moet ik in slaap gevallen zijn.’ ‘Papa, waarom ben je hier eigenlijk?’ ‘Omdat ik je mis. Ik mis ons. Jou, mama en ik. Ik heb mama al meer dan twee jaar niet gezien, ik had geen idee dat ze ziek was. Maar,… ik drink soms een beetje teveel denk ik.’ Noah zweeg. ‘Ik had gehoord dat je hier op vakantie was en… ik ben niet boos op je pleegouders of zo. Ze geven je een onbezorgde zomer, wat ik niet kan. Maar ik mis ons. Ik wou je zien.’ ‘Dat is leuk, papa. Ik mis je ook wel. Het gaat al veel beter met mama, maar… Ik begrijp niet waarom je mij wou tegenwerken.’ ‘Hoe bedoel je?’ ‘Ik begrijp dat je de tweede opdrachtbrief hebt gestolen om de plaats van de cache te kennen, maar waarom heb je het kompas gestolen?’ ‘Gestolen? Ik heb niets gestolen. Ik kende de plaatsen van de schatten omdat ik de map van de spelleider heb kunnen inkijken toen die even koffie gaan halen was. Hij doet zijn kantoortje nooit op slot.’ ‘O. Maar waarom heb je dan geen boodschap gelaten bij de tweede schat?’ ‘Tja, Noah, ik wou wel. Die avond was ik niet helemaal mezelf. Ik…’ ‘Juist ja. Je had teveel gedronken.’ Noah’s vader zweeg en keek naar het vuur. ‘Sorry papa, zo bedoelde ik het niet. Maar, wie heeft het kompas en de brieven dan wel gestolen?’ ‘Dat weet ik niet, jongen.’ ‘Maar ik wel,’ zei Emma.   Noah keek om. Het warme licht van het kampvuur fonkelde in Emma’s ogen. ‘Dat waren Rick, Lars en Niels. Ik heb ze daarnet betrapt terwijl ze verschillende schatten en een kompas aan het verstoppen waren. Als ik dat aan de spelleider vertel, liggen ze eruit.’ ‘Fantastisch,’ zei Noah en hij sprong recht, ‘Dan maken we nog een kans. Kan jij ons naar die plaats brengen?’ Emma knikte.   Emma, Noah en zijn vader liepen langs het pad naar de tent van de jongens. Daar pikten ze Robbe en Bas op, die daar intussen ook warme kleren was komen aandoen. Op de plek die Emma aanduidde vonden ze inderdaad het kompas en enkele schatten. Noah opende het kistje dat ze aan de poel hadden moeten vinden en belde de spelleider. ‘Hoi, het is Noah. Zijn we eerst?’ ‘Mijn god! Noah, ik ben zo blij dat je terecht bent,’ lachte hij, ‘En ja, jullie zijn eerst. Ik denk dat we een winnaar hebben.’     8. Marshmallows.   De jongens de hun ouders zaten dicht bij elkaar op de kampeerstoeltjes rond een vuurtje niet ver van de caravan. Op een laag tafeltje stond de blinkende geocaching wisselbeker tussen de kopjes warme chocolademelk. ‘Kijk papa,’ zei Bas, ‘Hier onderaan mogen we onze namen laten graveren, naast het jaartal.’  ‘Vanaf nu willen ze ieder jaar zo’n wedstrijd houden,’ zei mama, ‘De winnaar wordt er telkens bijgevoegd.’ ‘Een chocomelk toast op het team én op het bijzonder op mijn zoon!,’ zei Noah’s papa, ‘Noah, ondanks alle moeilijkheden, ben jij de dapperste jongen die ik ken.’ Hij aarzelde even, ‘Ik wou dat ik even dapper was. Maar daar werk ik aan, ik ga naar een ontwenningskliniek. Ik stop met drinken.’ ‘Een chocomelk toast op mijn papa!’ riep Noah. De ouders van Bas en Robbe applaudisseerden. Papa leunde wat dichter naar Noah toe, ‘Zou je het leuk vinden om vanaf nu af en toe eens af te spreken? Zonder druk, als je zin hebt? Ik wil niets meer missen van jouw avonturen.’ Noah knikte, ‘Ok, maar de volgende keer wel gewoon bellen, goed?’ Zijn papa knipoogde.   Toen alle chocomelk op was, brachten papa en mama Noah’s vader met de auto naar een hotel in de buurt. Robbe en Bas gingen de bekers afwassen terwijl Noah op het vuurtje lette. Emma plofte met twee stokjes en marshmallows naast hem neer. ‘Ik dacht wel dat je nog wakker was. Ook eentje smelten?’ vroeg ze, terwijl ze hem een stokje aanreikte. ‘Dank je,’ zei Noah. Hij dacht aan een hele melige repliek over smelten, maar slikte zijn woorden in. ‘Weet je wat ik een beetje jammer vond?,’ zei Emma. ‘Wat dan?’ ‘Weet je nog, die dag in het zwembad toen je die voetbal op je hoofd had gekregen?’ ‘Ja.’ ‘Jammer dat je toen meteen weer bij bewustzijn was.’ ‘O ja? Wou je liever dat ik dood was?’ ‘Neen, maar het was een gemiste kans’ Noah keek niet begrijpend. Emma lachte en kwam heel dichtbij. Haar neus raakte bijna de zijne. Ze fluisterde, ‘Een kans om je mond-op-mond beademing te geven, dommerd.        

Tine Tytgat
0 0
Tip

Het huis van vertrouwen

Bavo installeert zich met dampende koffie aan zijn bureau. Door het raam ziet hij Charlotte nog net achter de witte haag verdwijnen. Het wordt al licht. ‘Zo’, denkt Bavo, ‘de eerste echte thuiswerkdag is een feit.’ Het heeft lang genoeg geduurd voordat de vakbonden en het bedrijf op één lijn stonden over thuiswerk. Tijdens een proefproject in de zomer heeft Bavo van collega's geruchten gehoord over inbreuken op de privacy. De indianenverhalen gingen over valse koeriers en spyware via de camera op de laptop. Natuurlijk konden de heethoofden niets bewijzen, zelf heeft hij ook niks gemerkt. Maar gelukkig is er nu eindelijk weer voldoende vertrouwen om echt van start te gaan. Bavo nipt van zijn koffie en tuurt naar de uitgestrekte winterse tuin. Dan klapt hij z'n laptop open. Acht uur, hij is klaar voor de wondere wereld van het boekhouden. Charlotte heeft nog geprobeerd om hem op te zadelen met een lijst taakjes 'want je zit toch thuis’. Maar Bavo heeft haar kordaat duidelijk gemaakt dat thuiswerken nog altijd werken is, niet prutsen. Hij logt aan, opent het boekhoudprogramma en begraaft zich al snel in een stroom facturen. Wanneer hij een uurtje op dreef is, valt de stilte hem plots op. Hij rekt zich krakend uit en kijkt naar buiten. Intussen schijnt er een melkzonnetje over de sneeuw. Kristallen glinsteren op de dunne twijgjes van de struiken en de ranke takken van een meterslange rij druivelaars buigen onder een laagje poedersneeuw. Netjes opgeknoopt en ingeknot staan ze te wachten op de volgende zomer. Bavo trekt een wenkbrauw op. Net achter de rij wijnstokken groeit iets ongewoons, ongeveer daar waar het vijvertje lag dat zijn zoon deze zomer heeft dichtgegooid. De plant heeft dezelfde hoogte als de wijnstokken maar is veel dikker. Platter ook. Vreemd. Plichtsbewust kijkt Bavo opnieuw naar zijn scherm om een factuurnummer in te geven, maar onwillekeurig drijft zijn blik weer naar buiten. Wat is dat vreemde dikke ding tussen de wijnstokken? Wanneer hij de schuifdeur opent komt de krakend koude lucht hem meteen tegemoet. Zijn adem vormt wolkjes terwijl hij moeizaam enkele meters door de diepe sneeuw waadt. Van hieruit lijkt het ding op een groot uitgevallen grijze meetlat, dik en plat, van onbestemd materiaal. Bavo aarzelt. Hij heeft nog een goede vijf meter te gaan, maar beslist rillend om te keren want de sneeuw smelt tegen zijn enkels en straaltjes ijswater lopen in zijn pantoffels tot op zijn warme blote huid. In de keuken trekt Bavo de natte pantoffels uit. Hij haalt boven dikke sokken en trekt ze hoog op zodat ze goed blijven zitten in zijn sneeuwlaarzen. Nadat hij een dikke fleece trui over zijn hoofd heeft getrokken, beent hij gehaast tot helemaal achteraan in de tuin. Bavo inspecteert het vreemde voorwerp. Het is een lange metalen staaf, helemaal afgeplat. Hij geeft er een ruk aan, de lat voelt als een bevroren lemmet. Hoewel het ding muurvast in de bodem zit, lijkt het wel beweeglijk, bijna flexibel. Bavo omklemt het metaal, zet zich schrap en probeert het los te wrikken, maar een pijnscheut schiet door zijn verkleumde vingers. Gefrustreerd loopt hij terug om wanten, een schop en een houweel te halen. De vrieslucht doet zijn neus lopen terwijl hij driftig de sneeuw rond de basis van de lat weghaalt. Minutenlang probeert hij met het materiaal een inkeping te maken om de lat uit te graven, maar de bovenste laag is steenhard bevroren. ‘Dedju’, vloekt Bavo. Hij veegt het zweet van zijn voorhoofd. ‘Ik heb zwaarder materiaal nodig’. Weer binnen is de keukenvloer herschapen tot een poel van vuile gesmolten sneeuw. Terwijl Bavo z'n laarzen uitschopt, kijkt hij door het keukenraam. De lat staat parmantig in de tuin, als een uitroepteken. Bavo snuit zijn neus, neemt zijn gsm en belt Luc, zijn broer en aannemer op rust. Niet veel later parkeert de witte bestelwagen van Luc voor het huis. Samen lopen ze zwijgend de tuin in. Luc bekijkt de lat aandachtig en geeft er een snok aan. ‘Die zit muurvast. Je hebt zwaarder materiaal nodig,’ stelt hij vast. Bavo knikt. ‘Ik heb in de camionette wel wat gerief, maar je hebt een bobcat nodig’, gaat hij verder. Luc kijkt bedachtzaam naar de grond, ‘Volgens mij zit het vast aan iets groters.’ ‘Ja, dat dacht ik ook al’, mompelt Bavo. ‘Wat doen we?’ ‘Luister,’ beslist Luc, ‘stap in, we halen er direct één van bij Daniëls. Ik heb daar nog ’t een en ‘t ander tegoed.’ De bobcat wordt een uur later via de straat achteraan de tuin geleverd. De mannen van Daniëls rijden het toestel tot vlakbij de lat, en vertrekken. Luc klopt goedkeurend op de bobcat, ‘Bavo, jongen, ik moet ervandoor. Tegels gaan plaatsen in de badkamer van ons An. Succes ermee.’ ‘Ja, merci nog’, stamelt Bavo, terwijl Luc naar het tuinhek loopt. Bavo bestudeert een poosje hulpeloos de dure machine. Net voor Luc in zijn bestelwagen stapt, draait hij zich om. Door de ijle vrieslucht roept hij: ‘Als het niet lukt met die bobcat, ken ik wel een paar Polen. Ik sms je hun nummer.’ Nadat Luc vertrokken is, klimt Bavo op de bobcat. Het is stil in de tuin. De sneeuw is platgetrapt en de bobcat staat te glimmen in de zon, net als de lat. Bavo haalt diep adem, start de machine en begint voorzichtig te graven. Al snel blijkt de grond lang niet zo hard bevroren als hij had gedacht, enkel de eerste paar centimeters zijn lastig. Het gaat vlotter dan met de schop maar toch werkt hij langzaam en voorzichtig. Wanneer hij een put van een goede kubieke meter heeft blootgelegd, en niets bijzonders tegenkomt behalve nog meer lat, stoot hij plots op een hard voorwerp met een bolle vorm. Net op dat moment stopt een groene bestelwagen aan de haag. Bavo zet de motor van de bobcat uit en knijpt zijn ogen dicht tegen zon. Hij ontwaart aan het hek een grote, brede man in overall. ‘Bonjour monsieur, je suis Marek. Je suis appelé par votre frère. Ça avance?’ ‘Oui, oui, ça va’, antwoordt hij. ‘Je viens de toucher quelque chose.’ ‘Vous permettez? ‘ gebaart Marek naar de bobcat. Hij neemt plaats en schraapt met gevoel voor precisie nog een laag weg. ‘Aidez-moi avec votre pioche, il y des parties plus délicates, l'objet a des courbes.’ Zo werken de mannen twee uur om het ding minutieus bloot te leggen, enkel onderbroken door een kleine pauze met twee pilsjes en boterhammen met kaas. Tot Bavo’s verbijstering blijkt de lat een wiek te zijn. De wiek zit vast aan een intacte helikopter, die, neus vooruit, in de grond geboord zit. Geen modelbouw, maar een kleine versie van een echte helikopter. Eerder het formaat voor een eend of eventueel voor een kleine zwaan, als gevogelte helikopters zou besturen. Bavo trekt zijn modderige handschoenen uit en veegt het zweet van zijn voorhoofd. Wat doet die helikopter hier? Hij springt in de put, hurkt neer en poetst met zijn mouw de modder van de glazen zijkant die al bloot ligt om naar binnen te kijken. Waanzin. Er is geen zitje, dus het moet een onbemand toestel zijn, en de meest moderne technologie is aan boord. Uitgesloten dat dit toestel al lang onder de grond zit. Zou zijn zoon hem hier begraven hebben? Maar waarom? Of is het ding misschien maanden geleden gecrashed tot diep in de vijver en hebben ze al die tijd niks gemerkt? ‘Meneer?’ klinkt het plots scherp. Bavo kijkt omhoog. De zon schijnt nog steeds genadeloos in zijn ogen. Hij heft zijn hand boven zijn ogen om iets te zien en ontwaart het silhouet van een agent. Er staat een politiewagen geparkeerd achter de camionette van Marek en die laatste is plots nergens meer te bespeuren. ‘Wat is hier de bedoeling van?’, snauwt de agent. ‘Heeft u een vergunning om die helikopter te begraven?’ ‘We begraven hem niet,...’ pruttelt Bavo, die onhandig uit de kuil probeert te kruipen, uitglijdt en dan maar blijft staan. ‘Uw buren hebben ons opgebeld, u mag die grond niet zomaar verzetten,’ stelt de agent ongeduldig, ‘daar zijn vergunningen voor nodig. Ik zal een PV moeten opmaken. Ik stuur iemand om stalen te nemen want als er benzine in de ondergrond is gelekt, hangt u.’ Bavo opent zijn mond, maar de man is hem voor: ‘En kom straks op het bureau de eigendomsbewijzen van die helikopter maar eens voorleggen.’ Met een korte ruk draait de agent zich om en verdwijnt naar zijn wagen. Het draait Bavo voor zijn ogen, hij leunt een paar minuten tegen de rand van de kuil, starend naar de grond tot hij Marek hoort en opkijkt. ‘Est-ce-que vous voulez qu’on continue monsieur?’ vraagt die twijfelend, ‘Il y a quand-même encore quelques heures de travail. Surtout vu le temps qu’il fait.’ Veiligheidshalve voegt hij er nog snel aan toe: ‘Et c’est 16 euros l’heure, monsieur, au noir’. Bavo schudt het hoofd en mompelt: ‘Non non, merci, ça suffit, vous pouvez partir’. Als een lastige tiener geeft hij een trap tegen de helikopter. Binnenin klikt en zoemt er plots iets. Nieuwsgierig komt Bavo wat dichterbij. Hij ziet zichzelf in het bolle reflecterende glas staren naar een rood lichtje dat aanspringt, gevolgd door een flits. Gealarmeerd klautert Bavo uit de kuil en rent naar het huis. In de keuken schopt hij zijn laarzen uit op de natte vloer en zoekt houvast bij de tafel. Daar vindt hij zijn gsm met drie gemiste oproepen en een sms van Charlotte om te vragen of hij 'toch niet even tijd heeft om de was in te steken'. Hij stopt de gsm in zijn broek en loopt naar het bureau waar hij zijn ingeslapen computer onzacht tot de orde tokkelt. Het scherm licht op, hij logt in. Meteen verschijnt bovenaan zijn mailbox een pas binnengekomen bericht. Het bericht heeft als onderwerp 'betrapt' en als afzender 'drone 2'. Trillend opent Bavo de bijlage. Hij ziet zichzelf met onderzoekende blik en op de achtergrond de felle zon en de omtrekken van een bobcat.  

Tine Tytgat
27 2

Egeltje wil een voetbalploeg

Egeltje is op vakantie bij oma. Hij wil voetballen. ‘Leuk,’ zegt oma, ‘Kom maar op.’ Ze krijten een goal op het muurtje. Oma trapt de bal en Egeltje trapt terug. Maar Egeltje wil niet meer trappen tegen een muur. Hij wil een wedstrijd spelen met een echte voetbalploeg. Elf spelers in hetzelfde truitje. ‘Kom,’ zegt oma, ‘we halen de rode was van de draad. Je mag alle truitjes gebruiken voor jouw ploeg. We gaan samen op zoek naar spelers.’   Oma en Egeltje lopen met de grote zak vol voetbaltruitjes naar buurman Hond. ‘Hond, kom jij in onze voetbalploeg?’ vraagt oma. ‘Graag,’ zegt Hond. ‘Maar oma, hoe kan dat?’ vraagt Egeltje, ‘Hond kan toch niet in mijn voetbalploeg. Spelers moeten bij elkaar horen en hij lijkt niet op mij. Hij is wit en ik ben bruin.’ ‘Dat is waar,’ zegt oma, ‘maar jullie zijn allebei sterke jongens, en dat is toch ook belangrijk?’ ‘Dat is waar,’ zegt Egeltje, ‘Hond, wil je nog in onze voetbalploeg?’ ‘Ja, hoor,’ zegt Hond en Egeltje geeft hem een voetbaltruitje.   Met z’n drieën lopen ze naar het mandje van mevrouw Poes. ‘Poes, kom jij in onze voetbalploeg?’ vraagt oma. ‘Graag,’ zegt Poes ‘Hoe kan dat?’ vraagt Egeltje, ‘Poes past niet in onze ploeg. Wij zijn jongens, en zij is een meisje.’ ‘Dat is waar,’ zegt oma, ‘maar jullie hebben alle drie snelle pootjes om te dribbelen, en dat is toch ook belangrijk?’ ‘Dat is waar’ zegt de Egeltje, ‘ Poes, wil je nog in onze voetbalploeg?’ ‘Ja, hoor,’ zegt Poes en Egeltje geeft hem een voetbaltruitje.   Samen lopen ze naar de hoge boom. ‘Specht, kom jij in onze voetbalploeg?’ vraagt oma. ‘Graag,’ zegt Specht. ‘Hoe kan dat?’ vraagt Egeltje, ‘Onze hele ploeg heeft snelle pootjes om te dribbelen, maar Specht trippelt traag en wil liever vliegen.’ ‘Misschien,’ zegt oma, ‘maar jullie hebben alle vier knappe hoofdjes om de bal te koppen, en dat is toch ook belangrijk?’ ‘Dat is waar’ zegt de Egeltje, ‘ Specht, wil je nog in onze voetbalploeg?’ ‘Ja, hoor,’ zegt Specht en Egeltje geeft hem een voetbaltruitje.     Samen lopen ze naar het kippenhok. ‘Haan, kom jij in onze voetbalploeg?’ vraagt oma. ‘Graag,’ zegt Haan. ‘Hoe kan dat?’ vraagt Egeltje, ‘Iedereen van onze ploeg heeft een knap hoofdje om de bal te koppen, maar Haan heeft een hanekam. Hij kan niet koppen.’ ‘Misschien,’ zei oma, ‘maar jullie hebben alle vijf luide stemmen om te kraaien als we een goal hebben gemaakt, en dat is toch ook belangrijk?’ ‘Dat is waar’ zegt Egeltje, ‘ Haan, wil je nog in onze voetbalploeg?’ ‘Ja, hoor,’ zegt Haan en Egeltje geeft hem een voetbaltruitje.   Samen lopen ze naar het holletje in de hooiberg. ‘Muis, kom jij in onze voetbalploeg?’ vraagt oma. ‘Graag,’ zegt Muis. ‘Hoe kan dat?’ vraagt Egeltje, ‘Wij hebben allemaal een luide stem om te kraaien als we een goal hebben gemaakt, maar Muis heeft een stil piepstemmetje.’ ‘Misschien,’ zegt oma, ‘Maar jullie kunnen alle zes verschillende dingen. Zo kunnen jullie de tegenstander verrassen, en dat is toch ook belangrijk?’ ‘Dat is waar’ zegt Egeltje, ‘ Muis, wil je nog in onze voetbalploeg?’ ‘Ja, hoor,’ zegt Muis en Egeltje geeft hem een voetbaltruitje.   Samen lopen ze naar de konijnenpijp. ‘Dag konijntjes, komen jullie in onze voetbalploeg?’ vraagt oma. ‘Graag,’ zeggen de konijntjes. ‘Hoe kan dat?’ vraagt Egeltje, ‘In onze ploeg kan iedereen iets anders om de tegenstander te verrassen, maar de drie konijntjes kunnen hetzelfde!’ ‘Misschien,’ zegt oma, ‘maar als wij alle tien een rood truitje aanhebben, zijn we samen een sterk team, en dat is toch ook belangrijk?’ ‘Dat is waar’ zegt de Egeltje, ‘Konijntjes, willen jullie nog in onze voetbalploeg?’ ‘Ja, hoor,’ juichen ze en Egeltje geeft hen drie voetbaltruitjes.     Met z’n allen lopen ze naar de olifant. ‘Dag Olifant, kom jij in onze voetbalploeg?’ vraagt oma.         ‘Graag,’ zegt Olifant. ‘Hoe kan dat?’ zegt Egeltje, ‘Wij hebben alle tien een rood truitje aan omdat we in de beste ploeg zitten, maar Olifant past niet in zo’n klein rood truitje.’ Olifant denkt even na. ‘Dat is waar,’ zegt Olifant, ‘Maar ik heb een grote blauwe voetbaltrui. Ik kan de keeper zijn, dan vul ik het hele doel en dat is toch ook belangrijk? ‘Wat een geweldig idee,’ zegt Egeltje.   De wedstrijd begint. ‘Hup de roden, allemaal samen!’ juicht opa, ‘We worden wereldkampioen! Muis trapt af, de konijntjes dribbelen en Egeltje geeft een pas naar Hond. Oma legt aan, Specht kopt, en Poes schiet op doel. ‘Goal!’, kraait Haan. En Olifant? Die doet een dutje in het doel.

Tine Tytgat
0 0

Een andere wereld

1. Aangekomen. Papa zet de autoradio harder want de nieuwslezer heeft het over de oorlog in Syrië. Honderdduizenden mensen en kinderen zijn gevlucht voor het geweld. Papa snuift en mompelt iets. Hij werkt voor een vredesorganisatie, dus zo meteen begint hij zich op te winden. Als Anna niet oplet, krijgt ze een hele uitleg. Ze stopt snel de oortjes van haar muziekspeler diep in haar oren, drukt play en zet de muziek meteen goed luid. Het doet een beetje pijn. Door het raam ziet ze vliegtuigen landen. Zonder het geluid van de razende motoren lijken het net zweefvliegtuigjes.   Papa denkt dat ze het leuk vindt om Lizzy uit New York te ontmoeten. Nu mama overleden is, komt ze een tijdje als au pair voor Anna te zorgen terwijl papa werkt. Ouders weten niet half waar hun kinderen aan denken.   In de aankomsthal is het waanzinnig druk. Mensen drummen met rugzakken en valiezen. Papa prutst met het bordje waarop “Lizzy” staat. Hij weet niet goed of hij het omhoog moet houden of niet, en doet het dan toch maar. Net op tijd, want er komt een lange magere meid door de klapdeuren lopen. Lizzy heeft wapperende rode krullen, een jeans met een rode pull en een klein rugzakje. Ze zwaait naar Anna met een petje van de New York Yankees.   Zonder weerwerk te kunnen geven, krijgt Anna van Lizzy een dikke knuffel. Ze houdt Anna op armlengte en glundert, ‘Look at you! You are so big! ’ ‘Wat zegt ze?’ vraagt Anna, en draait zich hulpeloos om naar papa, maar papa’s smartphone begint te loeien. Hij grijpt zoekend in zijn zakken, neemt op met een verontschuldigend gezicht. Het is iemand van zijn werk, zoals gewoonlijk. Hij gebaart naar de meisjes dat ze hem maar alvast moeten volgen, want het gesprek kan nog even duren.   Pas wanneer ze de parkeergarage inlopen bedenkt Anna dat Lizzy vast haar koffers is vergeten op te halen van de bagageband. Ze heeft maar één klein rugzakje. Anna probeert het duidelijk te maken aan papa, maar die gebaart van ‘nu even niet’. Ze trekt aan Lizzy’s arm en wijst dan op haar kleine rugzak en op de koffers van de andere passagiers, maar Lizzy begrijpt er niets van. Wanneer ze aan de auto komen zonder bagage denkt Anna boos, ‘Dan moeten ze het zelf maar weten.’ Ze stapt in, knalt de achterportier toe en nestelt zich met haar muziekspeler in een hoekje.     2. De fotowand.   Van mama's hobbykamer heeft papa een logeerkamer gemaakt voor Lizzy. Alleen de grote fotowand voor de oude schouw is blijven hangen. Anna mist de geur van mama in de kamer. Ze mist zelfs de naaimachine en de stapeltjes kleren en boeken die ze verzamelde. Alles zit in dozen in de kelder, alsof mama nooit bestaan heeft.   Papa maakt spaghetti terwijl Lizzy zich kan installeren in haar kamer. Ze maakt het zich gemakkelijk op het zachte bed. ‘Vreemd,’ denkt Lizzy, 'de kamer is anders, maar de geur is precies hetzelfde.' Ze pakt haar kleine rugzakje uit; er zit een tandenborstel in, een boek, snoeprestjes, een verse T-shirt en sokken. Ze legt ook het basebalpetje voor zich. Dat kan ze op een gepast moment aan Anna geven om haar vertrouwen te winnen. 'Zo', denk Lizzy, ' dat is netjes. En nu de rest halen.' Ze loopt naar de fotowand, grijpt een hoek beet en trekt er een stukje aan zodat hij langzaam verschuift. Plots verstart ze. Voor de deur van de kamer hoort ze geschuifel. 'Anna?' vraagt Lizzy met luide stem. Ze wacht even, maar het blijft stil. 'Anna?’ herhaalt ze, ‘You can come in .’ Dan hoort ze iemand wegstuiven, de trap af. 'In het vervolg toch voorzichtiger zijn,' denkt Lizzy. Ze luistert nog even tot ze papa en Anna beneden hoort praten. Dan loopt ze resoluut weer naar de fotowand.   Een uurtje later legt Lizzy haar laatste jeansbroek in de kleerkast en duwt de deur toe. Op het bed heeft ze een gehaakte sprei gelegd met duizend kleuren. Ze gaat op het bed zitten, klapt haar laptop open en surft naar nieuwswebsites om te kijken wat er gebeurt in de wereld. Ze scrolt door berichten over Syrië, Oekraïne en Afganistan. Dan hoort ze de papa van Anna roepen:, Lizzy, can you come down please? Dinner!’    3. Zanubiya.   Na enkele weken school is Anna de routine met Lizzy gewoon. Wanneer ze 's ochtends wakker worden, is papa al vertrokken naar zijn werk. Soms maakt Lizzy een Amerikaans ontbijt met pancakes, dat zijn dikke pannenkoeken met zoete esdoorsiroop. Maar meestal eten ze gewoon cornflakes. Ze moeten zich iedere ochtend haasten als ze samen naar school fietsen. Onderweg leert Anna een paar woordjes Engels en Lizzy wat Nederlands. De eerste week had Lizzy de vreselijke gewoonte om tot aan de fietsenstalling mee te gaan. Na school stond ze Anna ook al op te wachten tussen de andere ouders, druk pratend met mama’s van kinderen uit de lagere school. Gruwelijk. Stel je voor dat Milan, de knapste jongen van de klas, zou zien dat haar ‘babysit’ op haar staat te wachten. Op een vrijdagavond maakt Anna wat huiswerk aan de keukentafel terwijl Lizzy heerlijke Amerikaanse cookies in de oven heeft gezet. Het is wel gezellig, maar niet zo gezellig als met mama. Lizzy maakt vaak lekkers tijdens het huiswerk. Hotdogs, hamburger, cookies. Alsof eten de leegte kan vullen. Aan dit tempo denkt Anna ongeveer tegen kerst te ontploffen van de zoetigheid.   Lizzy ruimt de bloemzak op, veegt het aanrecht schoon en doet de afwas terwijl ze naar het nieuws kijkt op tv. Wanneer ze haar handen heeft afgedroogd, zet ze de tv uit. Ze ploft ze naast Anna neer om op de tablet te surfen naar meer nieuws uit de wereld. ‘Anna,’ begint ze, ‘wist je dat er kinderen uit Syrië zijn die al twee jaar in een tentenkamp leven? In de winter vriest het en ligt de sneeuw kniehoog.’ ‘Kijk,’ zegt Lizzy en ze toont een filmpje op de tablet, ’Kan je je voorstellen dat je daar moet slapen?’ Op de tablet ziet Anna een dun tentzeil. Aan de buitenkant ligt een hoop sneeuw, aan de binnenkant komt de sneeuw al onder het zeil door tot bij een veldbedje waarop een kindje zonder schoenen zit. Aan zijn neusje hangen snottebellen, maar het ergste zijn z’n grote lieve oogjes die er moe en bang uitzien. Dan draait de camera naar buiten. Kinderen en moeders ploeteren in de sneeuw, op weg naar een voedselbedeling. Plots zet Lizzy het beeld stil. ‘My God,’ zegt ze. Ze zet het filmpje een stukje terug en kijkt nog eens. En nog eens. Dan toont ze het scherm weer aan Anna. 'Dat is Zanubiya.’ Op het beeld ziet Anna een meisje van een jaar of vier voorbij lopen. Ze heeft rafelige kleren en een vuil gezicht, maar haar lichte ogen kijken nieuwsgierig naar de camera. Haar donkerblonde slordige vlecht lijkt in geen weken gewassen. 'My God,' zucht Lizzy nog eens, ‘Zanubiya is een klein meisje dat ik ken van vroeger.’ ‘Ben je ook bij haar gaan wonen zoals bij mij?’ ‘Neen, ja, zoiets…,’mompelt Lizzy. Ze draait zich naar Anna en legt de tablet neer. ‘Anna, luister eens, ik wil je iets belangrijks vragen. Zou je mij willen vertellen hoe je mama gestorven is?’ Anna denkt even na en begint dan, ‘Het was een woensdagmorgen op het einde van de zomervakantie. Mama was niet in bed toen papa wakker werd. We hebben haar geroepen en daarna ook gebeld op haar gsm. Die rinkelde op de zolder, en zo hebben we haar gevonden.' Anna kijkt even op naar Lizzy, ‘In jouw kamer dus. Ze lag op de grond, met een vuile jeans en vuile schoenen, alsof ze van buiten kwam. En…’ Anna aarzelt even, ‘Ze keek alsof ze in een andere wereld was. Haar ogen waren opengesperd en haar pupillen heel klein, alsof ze gestikt was.' ‘Ik dacht het al,’ zegt Lizzy, ‘Jouw mama was heel dapper. She saved Zanubiya’ 'Wat bedoel je?' vraagt Anna. Ze begrijpt dat Engels van Lizzy nog altijd niet zo goed. Op dat moment piept de oven, de cookies zijn klaar. Lizzy veert recht, ze doet de ovendeur open en een heerlijke geur vult de keuken. Terwijl ze allebei voorzichtig een hapje nemen van een heet koekje met smeltende brokjes chocolade, gaat de telefoon. Het is papa. Lizzy en papa spreken Engels tegen elkaar, maar Anna weet al hoe laat het is. Ze moeten papa helpen met enveloppen plooien. Papa werkt bij een internationale organisatie die ijvert voor vrede. Als er ergens oorlog is, probeert de organisatie met de leiders van de ruziënde partijen te praten. Ze proberen hen te overtuigen om de regels en wetten te respecteren die gelden tijdens een gewapend conflict. Dat is het oorlogsrecht. Zo mogen soldaten bijvoorbeeld niet zomaar burgers of kinderen kwaad doen en zijn bepaalde wapens, zoals gifgas, helemaal verboden. Helaas houden niet alle strijders zich daaraan. In augustus 2013 was er nog een aanval met gifgas in een woonwijk in Damascus, de hoofdstad van Syrië. Honderden jonge gezinnen stikten in de walmen die hun slaapkamers binnendrongen.   Het kost de organisatie van papa natuurlijk heel veel geld om de leiders te bezoeken. Geld er nooit genoeg is. Dus sturen ze brieven naar massa’s mensen in België om hen een bijdrage te vragen. In die brief leggen ze uit wat ze precies willen doen met hun gift. Toen Lizzy dat hoorde, had ze zich meteen opgegeven als vrijwilliger om papa te helpen met de brieven, samen met Anna. Anna heeft alleen niet zoveel zin om een hele avond brieven te plooien. Ze wil straks liever naar een danswedstrijd op tv kijken. Maar Lizzy steekt beslist de nog warme koekjes in een trommeltje en sommeert: ‘Jas aan, we vertrekken.’    4. Het portaal.   De volgende morgen staat Anna om acht uur op. Papa slaapt nog. Zaterdagochtend is het beste moment van de week, want dan mag ze op Facebook. Vandaag is het extra spannend, want Milan en Evelyne, de tweeling uit haar klas, hebben beloofd om vandaag de uitnodigingen voor hun verjaardagsfeestje te posten. Milan is de coolste jongen van de hele school. Ze geven een echte fuif in de garage van hun vakantiehuis aan zee.   Nog in pyjama, gewapend met een glas melk en een kom cornflakes, kruipt ze achter de computer. Ze is net ingelogd wanneer Lizzy met een slaapdronken hoofd beneden komt. ‘Hi’ lacht ze flauwtjes, ‘Ik heb een beetje hoofdpijn.’ Het was wel gezellig geworden gisterenavond. Lizzy, Anna en papa hadden samen met drie andere vrijwilligers de hele avond geplooid, geplakt en gezegeld tot alle brieven klaar waren. Eén van de vrijwilligers, een baardige student die Hans heet, had een fles witte wijn mee en zat de hele avond grapjes te maken met Lizzy. Ze hadden leuke muziek opgezet en voor het eerst sinds mama dood is, had Anna papa horen zingen en lachen.   Lizzy gebaart naar de keuken, ‘Ik neem wat ontbijt mee naar boven.’ Anna knikt. Op zaterdag en zondag is Lizzy vrij en verdwijnt ze soms uren in de stad of op haar kamer. Even later ziet Anna haar naar boven lopen met een picknickmand vol eten. Wow, denkt Anna, die heeft honger.   Anna kijkt op haar Facebookaccount, maar ze ziet geen uitnodiging. Dan doet ze wat ze iedere keer doet, even naar de pagina van mama gaan. Telkens staan er een paar nieuwe berichtjes op van mama’s vrienden. Dat ze haar nog altijd missen. Anna leest ze graag, dan lijkt het eventjes of mama er nog is. Alsof je nog iets tegen haar kan zeggen. Dit keer is er een berichtje van een vriendinnetje van mama uit de kleuterschool, een mevrouw die Anna niet kent en… en berichtje van Lizzy! ‘Inge, I miss you. You have a great daughter. I wish I could talk to you.’   Hoe bizar, denkt Anna. Waarom heeft Lizzy dat gedaan? Ze klikt op Lizzy’s profiel en ziet tot haar verbazing dat Lizzy bevriend is met mama. Anna of papa kennen het paswoord van mama’s pagina niet. Ze kunnen dus geen vriendschapsverzoek van Lizzy aanvaard hebben. Dat betekent dat mama haar kende! Anna wil de trap oplopen om aan Lizzy te vragen wat dit betekent, wanneer ze het envelopje ziet oplichten op haar profiel: post! Zou het? Yes! Het is een foto van Milan en Evelyne met een uitnodiging voor het fuifje voor hun dertiende verjaardag. Anna zweeft, maar al snel landt ze op de grond, ‘Hoe ga ik dat aan papa verkopen?’   Ze klapt de laptop dicht, spurt de trap op en valt binnen in de kamer van Lizzy om haar beide kwesties voor te leggen. Ze verwacht Lizzy op bed te zien met de ontbijtmand en een tijdschrift. Maar er is niemand. Ze kijkt snel in de badkamer, maar ook daar is niemand. Ze heeft Lizzy net toch zelf naar boven zien gaan? Onthutst kijkt Anna de kamer rond, achter de deur en onder het bed. Er is echt niemand. Plots ziet Anna dat de fotowand verschoven is. Ze grijpt het uiteinde beet en trekt het verder naar zich toe. En dan ziet ze het.   Aan de achterkant van de fotowand zit een tabletscherm en drie genummerde haakjes. Aan het tweede en derde haakje hangen futuristische armbandjes met een schermpje, maar het eerste haakje is leeg. Onder de tablet hangt ook een schriftje aan een nageltje. Anna herkent het handschrift van haar mama. Het is een handleiding met als titel ‘Het portaal om door de hele wereld te reizen’. Voorzichtig pakt Anna het boekje, zet zich in kleermakerszit en leest het in één ruk uit.   Ze leert dat er achter de fotowand een portaal zit dat toegang biedt tot een heleboel plaatsen op de aarde. Er zijn portalen in duizenden plekken over de hele wereld. Door een plaats aan te tikken op de tabletcomputer kan je ernaartoe reizen. ‘Opgelet,’ schrijft Anna’s mama, ‘je moet een armbandje aandoen met de code van de deur waardoor je vertrokken bent. Zo kom je vanzelf terug. Zonder armbandje kan je niet reizen.’   Anna legt de handleiding naast zich en drukt op het schermpje. Een plattegrond van haar dorp licht op, met een rood ballonnetje boven haar huis. Ze zoemt wat verder uit en ziet in verschillende steden ballonnetjes. In Gent, Brugge, Antwerpen, Brussel, maar ook in kleine dorpjes. Voorzichtig typt Anna het eerste wat in haar opkomt; ‘Disneyland Parijs’. En ja hoor. Het kaartje zoemt in ten oosten van Parijs. Er lichten drie ballontjes op, eentje is blauw, twee zijn rood. Anna zoekt het even op in de handleiding. Er staat: ‘Blauwe ballontjes zijn openbaar, rode zijn privé.’ Het portaal in Disneyland is blauw, dus ze kan ernaartoe zonder toestemming te vragen. Anna kan zich niet bedwingen. Ze neemt het tweede armbandje van het haakje, doet het om en tikt op het schermpje. De thuiscode licht op. Dan tikt ze op het Disney ballonnetje op het scherm en duwt met haar grote teen tegen de bakstenen muur achter de fotowand. Ze voelt haar voet door een elastisch vel glijden. Alsof je door een watergordijn stapt, maar dan kleveriger en harder. Snel trekt ze haar voet terug, haalt dan diep adem, sluit haar ogen en stapt hoofd vooruit door het vel.      5. Disneyland.   Anna landt met haar blote voeten op een natte koude vloer. Wanneer ze haar ogen opent staat ze helemaal alleen in een openbaar toilet. Links van haar zijn er wasbakjes en spiegels, rechts toilethokjes. Ze draait zich om. Achter haar is een berghok met een paar bezems. Ze sluit de deur van het berghok en loopt nieuwsgierig naar buiten. Daar schijnt de zon en klinkt er parkmuziek. Het is nog vroeg en dus rustig in Disneyland. Anna loopt een klein stukje in de richting van een souvenirwinkeltje wanneer ze plots een gezinnetje ziet aankomen. ‘Mama,’ zegt het kleinste jongetje, ‘Ik moet plassen.’ ‘O jee,’ denkt Anna, ‘Ik ben in pyjama en op blote voeten. Zo meteen zijn ze hier!’ Snel rent ze terug naar het berghok. Ze glijdt een stukje op de natte vloer, maar net op tijd bereikt ze de deur. Anna opent hem en drukt op haar armbandje. Meteen verschijnt het melkkleurige vlies in de plaats van de bezems en voor ze het weet, staat ze weer in de zolderkamer.   ‘Anna?’ hoort ze roepen van beneden. ‘Aàààànna? Waar ben je?’ Papa is wakker. Anna ruikt de koffie die hij gezet heeft. Wat een geluk dat ze zo snel teruggekomen is. Ze draaft naar beneden. ‘Hier ben ik!’ roept ze, ‘Ik was…. in de badkamer.’ Halverwege de trap merkt Anna dat ze het armbandje nog om heeft. Ze loopt snel weer naar boven om het terug te hangen. ‘Ik kom zo meteen, nog even mijn haar kammen!’ In de zolderkamer hangt ze haar bandje aan het tweede haakje. Het eerste armbandje is nog steeds weg.   Wanneer ze beneden komt zit papa de krant te lezen aan de tafel. Hij kijkt op en ziet zijn dochter met piekenhaar en in pyjama. ‘Kijk eens aan.’ mompelt papa, ‘Zo lang in de badkamer en nog niet gewassen? Ga je maar vlug klaarmaken, we gaan op bezoek bij oma. Ze vroeg zich af of jij haar volgende zaterdag wil helpen koken, dan komen haar vriendinnen.’ ‘Ok.’ zegt Anna, maar dan bedenkt ze zich, ‘Papa, ik kan zaterdag niet. Er is een feestje van de tweeling uit mijn klas.’ ‘Ah.’ zegt papa, ‘Waar en wanneer is dat feestje? Zijn er ouders bij?’ Dit wordt moeilijk, weet Anna. ‘Het is zaterdag van 8 tot 10 uur.’ Papa fronst, dus gaat ze steeds stiller verder, ‘Het is een fuif in de garage van hun huis aan zee.’ ‘Juist,’ zegt papa, ‘Dan denk ik dat we allebei weten wat het antwoord daarop is?’ ‘Maar papa, iedereen van de klas mag gaan. Het is het weekend voor de paasvakantie.’ ‘Anna, je bent nog veel te jong en te onschuldig voor fuiven. Zeker zo ver weg. Wie zou je brengen?’ ‘Misschien kan Lizzy mij brengen?’ ‘Niks van. Je weet dat Lizzy in het weekend vrij heeft. En ik vind je echt te jong.’ Papa kijkt weer naar de krant en leest verder. Als hij merkt dat Anna blijft staan, kijkt hij op. ‘Schatje, ga je nu maar omkleden, we moeten naar oma.’ Anna draait zich om, gooit de keukendeur met een knal toe en bonst de trap op.    6. Het plan.   Al de hele week houdt Anna Lizzy op afstand. Ze houdt haar lippen stijf op elkaar, zelfs wanneer Lizzy op haar kamer komt en haar het petje van de Yankees geeft dat ze bij had op de luchthaven. Ze mag haar petje houden, net als al haar geheimen. Woensdag na school fietst Anna alleen naar het winkelcentrum om cadeautjes te kopen voor het feestje. Ze verstopt ze in haar kleerkast.   Vrijdagavond zet Anna haar plannetje in werking. Wanneer ze met Lizzy naar huis fietst, doet ze alsof ze buikpijn heeft. De hele avond houdt ze vol, ze eet niet en ligt kreunend in de zetel. Papa belt dan maar naar oma om te zeggen dat Anna niet kan komen helpen. ‘Zal ik de dokter bellen?’ vraagt papa. ‘Neen, niet nodig,’ mompelt ze, ‘ik ga gewoon vroeg slapen. Ik heb iets verkeerd gegeten, denk ik.’ Lizzy kijkt bezorgd. Ze heeft haar jas al aan en wacht nog op Hans, de student die ze kent van het brieven vouwen, om samen de stad in te duiken. ‘Wil je een dekentje?’ vraagt ze. ‘Neen.’ zegt Anna kribbig. Ze krabbelt uit de zetel, draait zich naar papa en zegt; ‘Ik ga slapen. Tot morgen.’   In haar kamer kleedt Anna zich razend snel om. Ze hoort papa nog praten met Lizzy en dan zet hij de tv aan om voetbal te kijken. Die is de komende twee uur zoet. Anna neemt een paar rondslingerende kleren en boetseert ze tot een menselijke vorm onder haar donsdeken. Zo zal papa denken dat ze slaapt. Voor de zekerheid hangt ze een briefje aan de deur waarop staat: ‘Laat mij slapen, niet binnenkomen.’   Dan neemt ze voorzichtig haar cadeautjes uit de kast. Voor Milan heeft ze een voetbalshirt van Barcelona, voor Evelyne een paar oorbellen die lijken op kleine croissantjes. Met ingehouden adem sluipt Anna de trap op naar de kamer van Lizzy. Haar oren zijn gespitst, maar beneden hoort ze alleen de voetbalcommentator die zich opwindt. Af en toe roept papa: ‘Oooo!’ of ‘Bijna!’.   Anna pakt de klink van Lizzy’s kamer met bezwete handen en duwt voorzichtig. De deur zit muurvast. Lizzy heeft haar deur op slot gedaan! Anna voelt haar hart in haar keel kloppen. Ze moet naar dat feestje, ze heeft het beloofd aan Milan. Koortsachtig kijkt ze rond. Zou Lizzy de sleutel ergens verstopt hebben? Ze tilt de mat op, voelt aan de planken in de vloer en kijkt bovenop de deurstijl, maar ze ziet ze niets. Opeens krijgt ze een idee. Ze loopt naar de slaapkamer van papa. In een kistje in de onderste lade van zijn nachtkastje bewaart hij alle reservesleutels. Anna graait tot ze het blauwe labeltje vindt waarop ‘zolderkamer’ staat. Bingo!   Voorzichtig draait ze de sleutel om in het slot van Lizzy’s deur. Hij zwaait open, gelukkig. Anna sleurt de fotowand opzij zodat het portaal zichtbaar wordt en doet een armbandje om. Op de tablet tikt ze het adres van het feestje in. Vlakbij is er maar één blauw ballonnetje, drie straten van het feestje af. Anna haalt adem, drukt op het ballonnetje en stapt door het witte vlies.   Overal klinken luide galmende stemmen en lachende jongens, het is warm en vochtig en vlak voor haar neus is een knaloranje plaat. Verbaasd kijkt ze rond, ze zit in een oranje kleedhokje in het zwembad. Anna sluit vlug de hendeltjes aan beide kanten van het hokje, zodat niemand de deur kan opendoen, en gaat even zitten op het bankje. ‘Goed, een zwembad,’ denkt ze, ‘dan heb ik een zwemzak nodig, anders lijk ik verdacht.’ Ze drukt weer op haar armbandje en stapt door het portaal terug naar de kamer van Lizzy. Daar zoekt ze Lizzy’s rugzak, schudt hem leeg op het bed en stopt haar cadeautjes erin. Aan het wasbakje in de kamer maakt ze haar haren een beetje nat, zodat het lijkt of ze gezwommen heeft. Ziet er prima uit, denkt ze zelf. Dan drukt ze weer op het ballonnetje op het scherm en stapt door het witte vlies naar het kleedhokje. Zo nonchalant mogelijk loopt Anna het zwembad uit, de frisse zeelucht in.       7. Het feestje.   Er zijn wel twintig jongeren in de garage. Anna herkent twee jongens uit de klas, maar verder zijn er vooral oudere jongens en meisjes. De muziek staan behoorlijk luid en er hangen discolichten en slingers aan het plafond, maar niemand danst. ‘Hi Anna,’ wuift Milan vanachter een tafel met bekertjes en frisdrank. Hij wurmt zich langs een groepje grotere meisjes tot bij haar. ‘Blij dat je gekomen bent,’ zegt hij en hij klinkt echt opgelucht, ‘Er zijn vooral neven en nichten tot nu toe, en de balletvriendinnen van Evelyne. Maar Sam en Ruben van school zijn gekomen.’ Anna glimlacht flauw. Ze kent Sam en Ruben niet zo goed. Als Milan lacht, heeft hij een schattig kuiltje in zijn rechterwang. Anna geeft hem het pakje met het T-shirt. ‘Voor jou, van je favoriete ploeg.’ Milan straalt, ‘Leuk, dat je dat weet.’ Hij trekt het shirt meteen over zijn kleren aan en Anna krijgt een zoen op haar wang. Om maar iets te zeggen, zegt Anna, ‘Ik wist niet dat jullie een huis aan de zee hadden. Is het ver van het strand?’ ‘Nee, helemaal niet. Wil je er eventjes naartoe lopen?’ vraagt Milan. ‘Graag!’ lacht Anna.   Even later staan ze buiten. Milan lijkt opgelucht dat hij even weg kan. Ze wandelen naar de zee. ‘Sorry,’ zegt Milan, ’Dit is meer Evelyne’s feestje, ik had niet zoveel te beslissen. Ze wou onze verjaardag met een fuif vieren omdat ze zo bij Evert kan zijn.’ ‘Wie is Evert?’ ‘Haar vriendje en de beste vriend van mijn neef. Hij is vijftien. Daarom zijn al die groten hier, anders wou Evert niet komen.’ Ze wandelen een stukje in stilte. Anna wou dat ze iets interessants had om te vertellen, maar ze durft niet over het portaal beginnen. Alle andere dingen in haar leven lijken nu zo saai. Op de dijk waait het. Het is al donker, dus ze kunnen de zee niet goed zien, maar wel horen. ‘Weet je,’ zegt Milan, ‘Ik was liever gewoon met een paar vrienden naar de film gegaan. Of met jou iets gaan doen.’ Anna kijkt op. ‘Met mij?’ denkt ze. Haar tong laat haar in de steek. Waarom weet ze op beslissende momenten nooit wat zeggen? ‘Naar de film bedoel ik.’ zegt Milan. Het is moeilijk om zeker te zijn in het licht van de straatlantaarn, maar het lijkt alsof Milan een beetje bloost. ‘Lijkt mij leuk,’ zegt Anna. Milan straalt, ‘Goed,’ zegt hij,’ dat is dan afgesproken.’ Anna rilt in haar jeansjasje. ‘Zullen we teruggaan?’ vraagt Milan. Anna knikt. En dan voelt ze Milan’s hand die de hare pakt. Ze lopen hand in hand weer naar de garage. Anna heeft het helemaal niet meer koud, ze gloeit vanuit haar hand, over haar arm naar haar hele lichaam.   Wanneer ze weer in de garage zijn en Milan een cola gaat halen voor Anna, staat Evelyne plots voor haar neus. ‘Ah, Anna’ zegt Evelyne droog, ‘Daar ben je. We gingen je bijna zoeken. Heb je ook een cadeautje voor mij?’ ‘Euh, ja hoor,’ zegt Anna. Ze haalt het pakje boven met de oorbellen en geeft het. Evelyne’s vriendinnen zwermen om haar heen zodat Anna zelf een stapje achteruit moet doen. ‘Oorbellen,’ zegt Evelyne terwijl ze rolt met haar ogen, ‘Hoe origineel.’ Ze geeft ze achteloos aan één van de meisjes. ‘Weet je wat,’ zegt Evelyne tegen Anna, ’ik wil ze wel ruilen tegen dat armbandje van jou.’ Anna kijkt naar haar pols. Het bandje van het portaal. Ze weet niet goed wat zeggen tot Milan aan komt lopen met in elk hand een boordevolle cola. ‘Evelyne,’ pruttelt hij zwakjes, ’Laat Anna gerust.’ Anna kijkt hem dankbaar aan. Maar Evelyne laat zich niet doen, ‘Milan, moet ik papa roepen? Of Evert? Laat ons gerust, dit is onder vriendinnen, nietwaar Anna?’ Evert loopt net voorbij en hoort zijn naam. ‘Is er een probleem Evelyne?’ vraagt hij stoer. ‘Ja,’ zegt ze schril en ze wijst naar Anna, ‘die geit wil mijn verjaardagscadeautje niet geven.’ ‘Dan lossen we dat toch even op,’ zegt Evert. De vrienden van Evert drummen Milan naar achter en staan nu met z’n zessen om de meisjes. Ze zijn een kop groter. Anna kijkt verschrikt. Ze kan het armbandje niet geven, anders geraakt ze niet thuis. Maar Evert maakt er niet veel woorden aan vuil. Hij pakt haar arm en trekt de mouw omhoog. In paniek rukt Anna zich los, draait zich om en duikt onder de armen van de andere jongens door. Voor die doorhebben wat er gebeurd is, loopt ze alweer op straat, op weg naar het zwembad.   Ze rent zo hard ze kan, haar hart klopt als losgebroken kudde wilde paarden. Uitgeput komt ze aan bij het donkere zwembad. De moed zakt in haar schoenen, want de deur zit potdicht. Ze kijkt achterom, maar gelukkig volgen de jongens haar niet. Op het pleintje voor het zwembad staat geen telefooncel. ‘Natuurlijk niet,’ denkt ze, ‘iedereen heeft een gsm, behalve ik.’ Op de leuning van een bank, zit een meisje met haar gsm te spelen, naast haar voeten ligt haar zwemzak op de zitting van de bank. Met de rug van haar hand veegt Anna haar tranen af, en haalt diep adem, ‘Hi, zou ik even mogen bellen?’ ‘Is jouw mama je ook vergeten?’ zegt het meisje met een lachje, ‘Bel maar hoor.’ Het enige nummer dat ze vanbuiten kent is dat van thuis. ‘Hello, met Lizzy’ ‘Hoi, het is Anna.’ Anna’s stem knijpt samen, maar Lizzy merkt er niets van, dus die steekt volijk van wal, ‘Hi Anna, bel je voor papa? Ik word hier knettergek van die mannen. Ik zou met Hans de stad in gaan, maar toen wou hij je papa nog even dag zeggen. Voor ik het wist, zaten die twee voetbal te kijken, en nu krijg ik er geen woord tussen. Ben jij dan toch naar oma gegaan? Hoe is het daar?’ Anna slikt even. ‘Neen, ik ben aan zee, bij een zwembad. Het heet het Stormbad’ Ze kan wel in tranen uitbarsten. ‘Zeg alsjeblieft niets tegen papa, maar kan je mij komen ophalen?’ ‘O,’ Lizzy fluistert opeens,’o. Ja, ik denk het wel. Ik verzin wel iets.’   Even later begint het zachtjes te regenen. Het meisje met de gsm werd al opgehaald. Wat mist ze mama nu.         8. Het zusterschap.   Lizzy draait het pleintje op in de auto van Hans. Anna stapt rillend in, ze voelt zich een verzopen katje. ‘Goed,’ zegt Lizzy, ‘We moeten even om pizza, want ik heb de mannen wijsgemaakt dat ik die ben gaan halen. Maar vertel eerst wat er gebeurd is.’ In een gulp komt het hele verhaal eruit, hoe ze het portaal ontdekte, Disneyland en het feestje van de tweeling met de gruwelijke Evelyne. ‘O neen,’ zucht Lizzy, ‘Het is allemaal mijn fout. Ik had het logboek van het portaal moeten bekijken, dan had ik gezien welke trips er gemaakt werden. Meisje toch!’ Lizzy parkeert de wagen aan het drive-in raampje van het pizzarestaurant en bestelt. ‘Ik ben jou wel wat uitleg verschuldigd, denk ik.’ Anna knikt, ‘Je kent mama al van vroeger.’ ‘Ja,’ zegt Lizzy, ‘Je mama en ik hebben elkaar via het portaal leren kennen, toen je ouders pas in het huis woonden. Ik heb er ook eentje in mijn appartement in New York. We hebben eerst ook wat gekke dingen gedaan, net als jij. Een avondje China, even gaan skiën, het was fantastisch. Maar we wilden ook iets nuttigs doen. Je papa was zo begeesterd bezig met zijn vredesorganisatie en je mama wou ook iets bijdragen En zo vond het Zusterschap ons.’ ‘Het Zusterschap?’ ‘Het is een groep vriendinnen die we leerden kennen via het portaal. Samen proberen we heel discreet te helpen in oorlogsgebied. We kunnen de oorlog niet stoppen, maar we proberen kinderen die in vreselijke omstandigheden leven, een klein beetje te helpen. Daarom smokkelen we manden met eten naar plaatsen waar honger is. We verzorgen gewonden, we troosten eenzame kinderen en brengen ze warme kleren, dekens en schoolgerief. Het is vaak gevaarlijk en we moeten altijd oppassen dat niemand het portaal ontdekt. Als soldaten of mensen met slechte bedoelingen de portalen ontdekken, kunnen ze die misbruiken of afbreken.’ De man in het raampje geeft haar de pizza’s. Lizzy rekent af en geeft de dozen aan Anna. Ze voelen lekker warm op haar benen. Voor ze doorrijdt, kijkt Lizzy Anna indringend aan, ‘Jij moet de portalen dus ook geheimhouden. Voor iedereen.’ ‘Beloofd. Maar Lizzy, wie heeft die portalen gemaakt?’ ‘Het zusterschap zelf. Het begon met enkele professoren, dames met een neus voor fysica, wiskunde en computers. Door hun knappe koppen bij elkaar te steken, zijn ze erin geslaagd om een portaal voor teleportatie bouwen. Teleportatie is een duur woord voor de snelle reizen die we kunnen maken met het portaal. Ondertussen zijn er al heel veel portalen dankzij de zusters die er telkens nieuwe bouwen, zelfs in oorlogsgebied en in vluchtelingenkampen.’ ‘Kan jij er ook één bouwen?’ vraagt Anna. ‘Neen,’ lacht Lizzy,’nog niet. Ik ben naar hier gekomen om te onderzoeken wat er precies met je mama is gebeurd, en om een opvolgster voor haar te zoeken. Voorlopig doe ik haar taken van hieruit, op weekavonden, of in het weekend terwijl jullie denken dat ik slaap of lees in mijn kamer.’ ‘Cool, mag ik helpen?’ smeekt Anna. ‘Neen, meid, dat is veel te gevaarlijk. Oorlogsgebied is echt niets voor kinderen. Ik zou niet willen dat jou iets overkomt, zoals je mama.’ ‘Maar wat is er dan precies met mama gebeurd?’ ‘Ik wist het eerst niet zeker, maar ik denk dat je mama is omgekomen in een gifgas aanval in Damascus, de hoofdstad van Syrië. Jullie vonden haar toch op 21 augustus?’ Anna knikt. ‘Die nacht dreef het gas door de straten, door deuren en kieren. Wij liepen op straat want we waren op weg om Zanubiya te vertellen dat we haar mama gevonden hadden in Antakya, in Turkije. Je mama wou Zanubiya meenemen naar daar. Maar de weg van Zanubiya’s schuilplaats naar het portaal werd bewaakt door scherpschutters, dus moesten we haar ’s nachts ophalen. Toen je mama het gevaar van het gas merkte, stuurde ze mij meteen terug naar het portaal. Zelf kon ze nog roepen naar de hoge vensters van het flatgebouw waar Zanubiya was, dat ze zo hoog mogelijk moest klimmen en een doek voor haar mond moest binden. Dan is ze zo snel ze kon teruggelopen naar het portaal. Ik zag haar aankomen en ben net voor haar gesprongen. Door de instellingen van mijn armband was ik meteen in New York. Ik dacht eerst dat je mama het ook had gehaald, maar twee dagen later zag ik de rouwtekstjes op Facebook. Het gas was blijkbaar in haar lichaam gedrongen. Ze moet gestorven zijn toen ze in de zolderkamer aankwam.’ Anna snuit haar neus en door haar tranen heen vraag ze, ’En Zanubiya?’ ‘Ik ben sindsdien op zoek is naar haar,’ zegt Lizzy, ‘Weet je nog dat we haar een tijdje geleden op dat filmpje van het internet hebben gezien? Ik ben de dag nadien naar het kamp in de sneeuw gegaan. Maar het filmpje was al oud. Zanubiya was niet meer in dat kamp. Nu heb ik geen enkel spoor meer. Ik ben wel nog op bezoek geweest bij haar mama in Antakya. Ze woont boven de kruidenier waar het enige portaal van de stad zit.’ Lizzy rijdt de oprit op en dooft de lichten van de auto. ‘Goed,’ zegt ze, ‘Ik zal de pizza’s naar binnen dragen. Loop jij snel even een stukje de trap op, en kom dan naar beneden. Dan lijkt het net alsof je de hele tijd geslapen hebt en je nu wakker geworden bent met honger.’       9. Zanubiya.   Tijdens de rest van de paasvakantie hangt Anna rond met Lizzy en Hans. Ze doen allerlei leuke dingen, maar omdat Hans erbij is, praten ze niet meer over het portaal. ’s Avonds muizen Lizzy en Hans onderuit na het avondeten en kijken Anna en papa samen naar tv.   Op zaterdagavond is er een live verslag uit het Al Za’atri vluchtelingenkamp nabij de Jordaanse stad Mafraq, waar veel gevluchte Syrische families in tenten wonen. Het kamp is zo groot is dat het van bovenaf een witte zee van tenten lijkt. Ze zien de onthaalruimte waar pas aangekomen vluchtelingen worden opgevangen. Het is al donker, maar de mensen schuiven aan. En dan ziet Anna haar, helemaal alleen. Zanubiya. ‘Papa, kijk, ik ken dat meisje,’ roept ze. Papa trekt een frons in zijn voorhoofd. ‘Liefje, ik denk niet dat je dat meisje kent. Ze lijkt misschien op een kleuter van school? ‘Neen papa, je moet haar helpen!’ ‘Anna, je weet toch dat dat niet kan? Onze organisatie legt het oorlogsrecht uit aan de ruziënde partijen. Dat neemt tijd. We kunnen niet zomaar één meisje helpen.’ ‘Dus je kan niets doen?’ briest Anna, ‘Waar dient die stomme organisatie dan voor?’ Papa begint een uitleg, maar Anna hoort het niet meer. Ze stormt de trap op en kan alleen maar denken: ‘Ik moet iets doen. Zanubiya is nu in de onthaaltruimte van het kamp. Als ik wacht op Lizzy, zijn we haar weer kwijt. Dat kamp is eindeloos groot. Als papa niet wil helpen, dan doe ik het zelf!’   Die avond komt Lizzy laat thuis van een avondje theater met Hans. Ze hoort papa snurken in de zetel. Hij is in slaap gevallen voor de tv. Voorzichtig sluipt ze naar boven. In haar kamer merkt ze meteen dat de fotowand verschoven is en dat er een armbandje weg is. Er ligt een briefje van Anna; ‘Ik breng Zanubiya naar huis.’ In paniek bekijkt Lizzy het logboek. Ze is naar een kamp in Jordanië. Zonder aarzelen grijpt Lizzy zelf het tweede bandje en duikt achter Anna aan.   In het kamp loopt Lizzy uit de stinkende toiletgebouwtje naast de onthaalruimte van het kamp. Ze klampt wachtende vluchtelingen aan en vraagt of ze een westers meisje gezien hebben. Ze schudden het hoofd want ze begrijpen haar niet. Maar één vrouw knikt en wijst naar het gebouwtje waar Lizzy uitkwam, ‘She came out of there, took a little girl with her and disappeared again in the building. ’ ‘Thank you!’ zegt Lizzy. Ze rent weer naar de toiletten, maar alle hokjes zijn leeg, op een zwerm vliegen na. Zouden ze elkaar gekruist zijn en is Anna weer naar huis, met Zanubiya? Lizzy drukt op haar armband en stapt door het vlies heen weer de zolderkamer in.   Thuis vindt ze niemand, alleen papa, slapend op de bank. Waar is Anna dan? Lizzy tikt koortsachtig op het tabletcomputertje, maar die heeft het antwoord niet. Hij registreert alleen waar iemand naartoe gaat, niet naar waar die doorreist. Lizzy is radeloos. Tot Anna plots de kamer instapt via het portaal. ‘Anna!’ juicht ze, ‘Waar was je?’ Anna vertelt dat ze Zanubiya op tv had gezien in de onthaalruimte van het vluchtelingenkamp, en dat ze meteen door het portaal naar het toiletgebouw is gereisd. ‘Ik heb Zanubiya bij de hand genomen’, vertelt ze, ‘ en zachtjes, ‘You want mama?’ gevraagd. Ik weet niet of ze mij begreep, maar kwam mee.’ ‘En dan, ‘vervolgt Anna trots, ‘zijn we samen door het portaal gestapt, hand in hand. Ik had de code van het kruidenierswinkeltje in Antakya opgezocht, dus we konden meteen doorreizen naar haar mama. Die was superblij.’ ‘Wat jij gedaan hebt, Anna, is iets wat ons maar niet lukte,’ zegt Lizzy, ‘Je bent echt dapper, slim en snel.’ Anna glundert, ‘Ik heb thee van Zanubiya’s mama gekregen en zoete snoepjes.’ ‘Weet je, Anna, het zusterschap kan de oorlog niet oplossen, maar we kunnen allemaal kleine dappere dingen doen die de wereld een beetje beter maken. Jij hebt je hoofd cool gehouden en gedaan wat er moest gebeuren. Misschien ben je een beetje koppig, maar zo was je mama ook.’ Lizzy kijkt plots heel ernstig, ‘Anna, ik denk dat ik de opvolger voor je mama gevonden heb.’        10. Geen afscheid.   Op de luchthaven is het alweer druk. Mensen verdringen zich met koffers en rugzakken. Maar Lizzy niet, ze heeft alleen een klein rugzakje. Papa en Anna geven haar een knuffel. Anna had verwacht dat Hans tranen met tuiten zou huilen, maar hij omhelst Lizzy met een grote glimlach. ‘Zo gaat dat met de jeugd,’ zegt papa, ‘Die zijn niet meer treurig bij een afscheid, want ze houden contact via Facebook.’ Hij klopt op Hans’ schouder. Maar dan ziet Anna vanonder de mouw van Hans een glimp van een armbandje piepen. Ze kijkt naar Lizzy, die knipoogt en zegt, ‘Hans houdt wel een oogje op jou na school, als je hem af en toe binnenlaat.’ ‘Dat doe ik,’ zegt Anna, en ze fluistert tegen Hans, ’Als jij deze zaterdag met Milan en mij naar de film wil gaan.’ Hij lacht en knikt. Lizzy loopt naar de douane en zwaait, ‘Tot binnenkort, Anna!’

Tine Tytgat
0 1

Potentie

Een meisje met een hoofddoek stapte op en balanceerde met haar rugzak in het gangpad. ‘Mag ik hem onder de zetels schuiven?’ vroeg ze. Ik tilde mijn voeten op, zij schoof. Toen ze ging zitten mengde haar frisse buitengeur zich met het stof uit de zetels. Ze haalde een rolletje muntjes uit haar zak en bood het mij aan, ‘Ik ben Sara.’   Stef had mij naar het busstation gebracht. Hij vroeg hij of ik echt naar dat congres moest. Ik zei van wel. ‘Ik ga je missen,’ zei hij, ‘ En van de knappe mannen op de bus afblijven.’ Als Stef op zakenreis is, slaap ik in een T-shirt dat nog ruikt naar zijn parfum. Ik vraag mij af wat hij vanavond doet. ‘Maak je geen zorgen,’ glimlachte ik, ‘het zijn gewoonlijk reptielen met een tatoeage en een moeraslucht.’   Omdat ik nooit helemaal zeker ben van mijn adem, pakte ik een muntje aan. Ik vermoed dat Sara onze vriendschap daarmee als geopend beschouwde want binnen de kortste keren wist ik dat ze net zoals ik nog geen maand geleden getrouwd was en dat ze haar man achterna reisde naar Montpellier.   Ik vertelde niet dat ik ben op weg was naar mijn achilleshiel. Sinds ons Erasmusjaar in Madrid stuurden we elkaar plagerige mailtjes. Heel af en toe lukte het om hem te bezoeken. Dan was het vuurwerk in pasteltinten. We aten aan wiebelende tafeltjes op een binnenplaast waar kleurrijke lampionnen in een plataan hingen. Instagram met een retro filter.   Ik pleit onweerstaanbare drang. Als ik bij hem ben, ben ik een andere versie van mezelf. Maar achilleshiel of niet, ik had hem niet op ons trouwfeest moeten vragen. Hij gaf ons een eikenhouten miniatuur van een eik en ging heel vroeg weg. Sindsdien was het anders. Ik wou hem zien.   Tijdens een nachtelijke stop dronken we thee en aten croissants. Wie af en toe knikt lijkt empathisch, dus ik zat het hele verhaal van Sara’s huwelijksfeest uit. Ze proefde het woord ‘echtgenoot’ en gebruikte het in elke zin, alsof ze het wilde testen. Hoewel het triest wegrestaurant was, merkten we aan de de croissants dat we vlakbij Parijs waren. In België bakken ze iets dat er nog vaag op lijkt, in Nederland is het een kwestie van volksgezondheid om op afstand te blijven. Nadat we de laatste schilfers hadden opgepikt met een vochtige wijsvinger, wachtten we op elkaar bij de stinkende toiletten.   ‘We willen binnenkort aan kindjes beginnen,' glunderde Sara terwijl ze haar handen droogde, 'Ik heb een zwangerschapstest gekocht om hem cadeau te doen.’ Ze fatsoeneerde haar lippen met een bordeaux lippenstift en haalde een flesje parfum uit haar handtas. De geur van chloor en urine waren al tastbaar in de bunker waarin de toiletten zatern, maar toen Sara haar parfum verstoof, kreeg ik het benauwd. In twee grote gulpen kwamen mijn thee en croissant er weer uit, over mijn voeten en op de vloer. ‘Shit,’ riep Sara, ‘Mijn god.’ Ik was zelf verbaasd en stapte langs de plas naar de wasbak. Sara deinsde zachtjes achteruit. Ik spoelde mijn mond, droogde hem en depte mijn schoenen zo goed mogelijk droog met papieren handdoekjes. Als een ballonnetje dat ontplofte in mijn hoofd, daagde het mij terwijl ik het zei, ‘Ik denk dat ik zwanger ben.’ ‘O,’ zei Sara, ‘Proficiat. Heb je al getest?’ Ik schudde van niet. Alsof we beste vriendinnen waren, zocht ze in haar handtas en gaf mij haar zwangerschapstest. Er zaten smalle roze en blauwe lintjes rond. Ze wees naar een hokje, ‘Hup, testen!’   Op ons trouwfeest kregen we een kleine eik uit eik. Ik vond dat triest toen. Eik kan bijna alles worden, waarom moet hij dan weer eik worden? Een klein eikje dan nog. Ik nam mijn telefoon, zocht zijn naam en schreef: ‘Kom ons halen, we zijn in Parijs.’

Tine Tytgat
0 0

Opleiding

Publicaties

Prijzen