Lezen

Een gedacht over A.I.

Iemand zei ergens dat in 2027 artificiële intelligentie beter zou zijn dan de mens op elk terrein. Dat zal dan gaan van literatuur, poëzie, scriptwriting, programmeren, planning, auto’s besturen, websites maken, wiskunde en wetenschap, grafisch ontwerp, tot lesgeven, om maar een beperkte opsomming te geven. Ik vermoed dat het niet eens overschatting is. Het gaat ontzettend hard nu. Ik herinner me dat huisgenoot Alex me aan de toog van Hotel Columbo de eerste probeersels toonde van door een LLM aangevulde tekst. Dat was ongeveer drie jaar geleden, had zijn beperkingen, maar was toch al spectaculair. Het deed me toen al denken aan een uitspraak die ik ooit las in de psychoanalyse, misschien een vage kritiek op Descartes’ Je pense donc je suis. ’t Kwam erop neer dat je niet kan zeggen: “Ik denk”, maar dat een juistere formulering is: “Ik word gedacht”. De idee is dat je als mens vanaf je geboorte wordt ondergedompeld in de taal, alle eerste woordjes en zinsneden van je ouders, leerkrachten, de voltallige kennis die je vergaart, komen in de vorm van taal naar je toe. Die taal kan je gebruiken om je mening te vertolken, waarbij je onvermijdelijk de dingen gaat napraten die je elders hoorde, of er een persoonlijke synthese van maakt. Maar in hoeverre is die synthese een mening van jou? Misschien is het net de combinatie van in je leven gehoorde feiten en opinies die jouw persoonlijkheid bepalen. Uiteindelijk zijn wij allemaal automaatjes die een hoop input over ons heen krijgen die ons vormt, waarna we zelf een van de megafoontjes worden die de boodschap verder verspreiden. Ik had het geluk het nogal gemakkelijk te merken bij een familielid, die altijd tamelijk letterlijk napraatte wat ze van anderen had gehoord, daarmede een soort evidentie en waarheid aan haar opinie gevend. Het is de meest eenvoudige vorm van het systeem in werking, maar of je nu letterlijk dingen papegaait (zoals betogers graag doen), of er een complex proces aan te pas komt waarbij tegenstrijdige meningen aan de hand van alweer andere principes of opinies tegenover elkaar worden afgewogen en ofwel de beste gekozen wordt, ofwel een nieuw compromis tot stand komt, het is een proces dat buiten onze wil gebeurt. Wij zijn de papegaaitjes, de hardware waarop de software van de taal zijn gang gaat. In de relativeringen die ik vaak hoor over de mogelijkheden van A.I. zit altijd de als vanzelfsprekend genomen evidentie dat er bepaalde dingen zijn aan het menselijke intellect (creativiteit, gevoelens, bewustzijn, ...) die een kunstmatige intelligentie nooit zal kunnen imiteren, laat staan zelf bereiken. Ik gebruik hierboven met opzet ‘vanzelfsprekend’, want ook de aangenomen superioriteit van de menselijke geest is precies zo een opvatting die we meegekregen hebben vanuit onze talig geconstrueerde cultuur, iets dat ‘in ons spreekt’ zonder dat wij het zelf bedacht hebben. En het zit diep, ook bij harde wetenschappers zit onbewust nog die substroom van eeuwen geleden. Tegen beter weten in zit ook in hun wereldbeeld een spoor van het Cartesiaanse dualisme, de idee van een bewustzijn dat losstaat van het materialisme, het geloof in een Götterfunk, een ziel. Mij lijkt het menselijk bewustzijn niet meer dan een emergent fenomeen, een optelsom van onze behoeftes en instincten als biologisch wezen, bespeeld door de constante interactie met alle talige informatie om ons heen. En laat nu net een LLM dat doen, de miljoenen en miljarden beschikbare producten van taal, zowel gesproken als geschreven, door zich heen laten vloeien en er nieuwe combinaties mee maken, in interactie met menselijke gebruikers. Ik durf vermoeden dat het grootste onderscheid tussen mens en machine is dat de computermodellen geen levensnoodzakelijke behoeftes hebben, zoals een baby die bijvoorbeeld wel heeft, de afhankelijkheidsrelatie waardoor die gedwongen is door dat middel van de taal steeds in contact te treden met de buitenwereld. Spectaculair zou het echter kunnen worden wanneer je een A.I.-systeem voor zijn elektriciteitsvoorziening en rekenkracht afhankelijk maakt van hetgeen hij produceert. Maar goed, dat is speculatie. In essentie komt het hierop neer. De reden waarom we échte creativiteit en - nog een stap verder - zelfbewustzijn, nooit verwachten van artificiële intelligentie, is niét omdat we de mogelijkheden van A.I. onderschatten. Het is omdat we het bijzondere van die kwaliteiten bij de mens overschatten. De twee zitten echter veel dichter bij elkaar dan we denken en de kans is groot dat we een stuk sneller dan verwacht ook op de terreinen waar we ons zo uniek, spiritueel en superieur voelen, onze gelijke zullen moeten erkennen.

Pvw
20 0

Met de lautra

“Waarom ga je niet een keer mee?” vroeg Patricia, “Het is best leuk om de jongens bezig te zien. En je hoeft zelf niets te doen. Gewoon op het dek liggen in de zon, dat is alles. Zo lang ik weet, hebben ze ook nog nooit iets gevangen. Het is eigenlijk gewoon een uitje met de boot op zee.” Ik aarzelde, maar stond die zondag toch om half vijf ’s morgens op en doorbrak daarmee de routine die ik zo lang had aangehouden. Mattia was al op en had koffie gezet. Hij liep constant heen en weer met zijn klein kopje espresso in de hand en keek om de haverklap op zijn horloge. Om vijf uur stipt reden er drie auto’s voor. In kolonne reden ze richting het zuiden naar een oom van Marco. De Marco die samen was met Ella. Die oom had een boot waarmee je op zwaardvis kon vissen. Roman en Gianni waren er niet bij en ook Stefano en de andere Marco niet, die kreeg je zo vroeg nooit uit hun bed, lachten de anderen. Mattia zat bij Nadia, Enzo en Giovanno in de auto. Ik bij Patricia, Ella en Marco, in de derde en kleinste auto, een Fiatje, zat de rest, Sofia, Gino en Valentina, geprangd. Ella was de enige vrouw aan het stuur. “Het zal wel zijn, dat Marco met de auto van mijn ouders mag rijden. Dat zie je van hier. Hij rijdt veel te gevaarlijk.” “Ik rij niet gevaarlijk, ik rij assertief. Jij bent veel te braaf achter het stuur.” “Het is de auto van mijn ouders. Mijn vader zou het besterven als er iets mee zou gebeuren, zelfs als er nog maar een krasje zou bijkomen. Hij laat me telkens beloven dat jij er niet mee zal rijden. Zegt dat niet genoeg?” “Ach, wat. Rij jij maar dan, ik zorg voor de muziek.” “Goed, maar niet te luid. Jij zet de muziek altijd veel te luid.” “Is dit te luid, Petra? Vind je dit te luid?” “Laat Petra gerust, Marco.” “Mag ik dan tenminste het laatste stukje rijden. Als mijn oom ziet dat ik weer niet mag sturen, lacht hij me weer uit.” “Dat kan mij niet schelen.” “Komaan, Ella. Alsjeblief. Ik zal heel voorzichtig zijn.” “We zullen zien.” Na anderhalf uur rijden, stopte de kolonne aan een wegrestaurant voor een snelle espresso en een koffiekoek. Daarna was het nog een uurtje rijden. Iets voor acht parkeerden ze de auto’s op de kade. Marco had niet mogen rijden, en inderdaad, dat had zijn oom gezien. En of hij er iets van zei tegen Marco. De eerste uren van de voormiddag op de boot moest hij het voortdurend horen. Marco probeerde om er zelf mee te lachen, maar op den duur kon er alleen nog maar een trekje van zijn mond vanaf. Ik had een normale boot verwacht en vislijnen, maar niets was minder waar. De boot was een grote lautra, met een erg hoge mast waarin afwisselend één van de jongens klom om uit te kijken of er ergens een schaduw in het water bewoog. Om het uur wisselde ook de harpoen van handen. Marco’s oom bestuurde de boot en de dames lagen inderdaad gewoon te zonnen op het dek. Om elf uur ’s morgens werd de eerste fles rode wijn ontstopt. Om acht uur ’s avonds voeren ze terug binnen, zonder iets gevangen te hebben. Met mijn zomerhoed op en zonnebril had ik vooral naar de horizon gekeken en in mijn nieuwe boek gelezen. “Natuurlijk hebben we niks gevangen,” zei Patricia, “We vangen nooit iets.” Drie keer was er toch animo geweest op het dek onder de jongens en had er zich iemand met de speer op de loopplank begeven. De eerste keer was het vals alarm en was het een haai die de man op de mast gespot had, de tweede keer was het wel degelijk een zwaardvis, maar was die te klein om op te vissen, de derde keer was een andere lautra hen te snel afgeweest. “Niet erg,” zei de oom van Marco, “Dat is de boot van Luciano. Die kan het geld goed gebruiken, die moet de lening van zijn boot nog verder afbetalen. Woensdag heb ik nog een hele grote gevangen samen met mijn schoonbroers. Die was vier meter. Die Luciano gevangen heeft, is veel kleiner. En trouwens, jongens, hij had hem ook eerst gezien. Eerlijk is eerlijk.” Ook al complementeerden de jongens Luciano op de kade met zijn ‘mooie’ vangst, toch zag je de teleurstelling in hun ogen. De zwaardvis die daar op het droge lag op een blauw dekzeil had de hunne kunnen zijn. Ze dronken samen met Marco’s oom nog een grappa om de dag af te sluiten. Ze bedankten hem uitvoerig dat ze mee op zijn boot hadden gemogen en kropen terug in hun auto’s. Even was er onenigheid tussen Ella en Marco over wie mocht rijden, maar Ella was onverbiddelijk. Marco’s oom glimlachte en trok zijn schouders op waaruit ik meende op te maken dat het hem eigenlijk helemaal niets kon schelen. Hij stapte op Luciano af en keerde hen zijn rug toe nog voor het duidelijk was dat Ella het pleit zou winnen. Op de terugweg werd er duidelijk minder gesproken. Ze stopten aan hetzelfde wegrestaurant voor een koffie en ik viel op de schouder van Giovanno in slaap tijdens het laatste half uurtje van de autorit. Giovanno had met Patricia gewisseld van auto, omdat, zo vermoedde ik, Patricia in Mattia’s buurt wou zijn.  Het voelde goed om ongedwongen dicht tegen Giovanno aan te liggen. Het was zo lang geleden dat ik iemands nabijheid gevoeld had. Ik koesterde het moment nog steeds toen ik pas na middernacht in mijn bed lag. 

Hans Van Ham
30 0

Vijgen na Pasen

De lente is in het land. Ik ga genieten van het uitzicht op mijn balkon en tref er de paashaas aan die er ligt te zieltogen. Hij kijkt mij met smekende ogen aan. ‘Sorry, mens, maar ik kan niet meer. De kinderen van jouw buren waren de laatste die ik hun eieren bracht, maar dit had ik niet verwacht’, stamelt hij met gezwollen lip. ‘Laat ik je eerst maar wat verzorgen’, zeg ik en voeg de daad bij het woord.Zodra hij is opgeknapt, vraag ik hem wat er is gebeurd en hoe hij op mijn balkon is terecht gekomen? Ik heb geen kinderen en sinds ik hier woon heb ik er buiten een verdwaalde reisduif of een luidruchtige ekster nimmer iets aangetroffen. Pas nadat ik hem een verse wortel heb aangereikt komt zijn ietwat gezwollen tong los.‘Weet je, wij paashazen zijn niet zo behendig als de pieten van de Sint die genoeg hebben aan een regenpijp om naar boven te klauteren. In buildings als deze ga ik eerst met de lift tot de hoogste verdieping en dan spring ik van balkon naar balkon om mijn ei kwijt te raken. Dat is geen sinecure, want bij het springen moet ik mijn mand stevig vastklemmen.’ ‘Ik zie het helemaal voor me’, zeg ik om hem wat moed in te blazen en in de hoop het vervolg van zijn belevenissen te horen. ‘Wat gebeurde er hiernaast?’ ‘Die rotkater van de buren, daar had ik niet op gerekend. Hij zag mij natuurlijk al aankomen. Van zodra ik op het balkon landde, vloog hij sissend op mij af. Eerst reet hij mijn lip open met zijn vreselijke klauwen en toen ik naar jouw balkon wilde springen greep hij me bij een oor waardoor ik neerviel en mijn poot bezeerde.’ ‘Heb je dan niets in de mandjes van de buurkinderen kunnen leggen?’‘Neen, sorry, mensen die zulke roofdieren als huisdier houden, sla ik liever over.’‘Maar die kindertjes hebben toch geen schuld aan het karakter van hun kater?’‘Dat wil ik niet gezegd hebben, maar als hun ouders een bestelling plaatsen bij de paashaas zouden ze er beter aan denken dat ze de kat moeten binnenhouden.’‘Daar heb je een punt.’‘Precies, net als die loebassen die het leven verzuren van postbodes en pakjesbezorgers. Ik kom ze liever niet tegen, vooral in het veld, waar zij  vrij mogen los lopen.’

Vic de Bourg
27 0

Mussendans

ritme van waaiers sprongen als mussenvoetjes - zingende regen   waaier in vuistjes - ze springt als een jonge mus  tussen de groten het geluid van drums  en fluit vult de overdekte  straat, mussendans ook ik lach spontaan - de sprongetjes van mussen  in mensenlijven beschermd onder het glazen dak van de straat - mussen dansen   festival geluid- drums, fluiten en waaiers als mussenvleugels    waaiers in de lucht  op de maat van drum en fluit - mussendans begint    festival klanken - fluiten, trommen, waaiers  mussenvleugels    trippelend tussen  de dansers, een jonge  mussendanser   dicht op elkaar gaan waaier na waaier open - één grote vleugel    baby in draagzak - hobbelt gezellig mee  in de parade    na het festival - een kind vouwt zijn handen  voor een dode mus    De mussendans van Sendai In de stad Sendai, in het noorden van Japan, wordt elk voorjaar tijdens het Aoba-festival een eeuwenoude dans opgevoerd die nog altijd springlevend is: de Suzume Odori, ofwel de mussendans. Deze dans ontstond in het begin van de zeventiende eeuw, toen ambachtslieden uit de regio meewerkten aan de bouw van Sendai Castle. Tijdens hun pauzes begonnen de steenhouwers spontaan te dansen. Hun lichte passen en speelse bewegingen deden denken aan mussen die over de grond trippelen. De legendarische daimyo Date Masamune, stichter van Sendai, was zo gecharmeerd van deze dans dat hij haar tot deel van de stadscultuur maakte. Vandaag de dag wordt de Suzume Odori nog steeds opgevoerd tijdens het Aoba Matsuri (festival) in mei. De dansers dragen kleurrijke happi-jassen, en zwaaien met opengevouwen waaiers in beide handen die de vleugels van mussen symboliseren. Ze bewegen zich ritmisch, lichtvoetig en in groepsformatie over de straat, begeleid door traditionele muziek met taiko-drum, fluit en shamisen. Jong en oud doen mee: kinderen huppelen tussen de volwassenen, hun bewegingen nog net iets sneller, iets wilder – als jonge mussen in een zwerm. De mus staat in Japan symbool voor levendigheid, samenwerking en veerkracht. In de context van het festival vertegenwoordigt de dans ook de geest van gemeenschap en verbondenheid met de geschiedenis. De Suzume Odori is geen strakke choreografie, maar een levend ritueel – elke dans weer net iets anders, zoals een mus nooit twee keer precies hetzelfde trippelt. Het Aoba-festival is ontegenzeglijk een van de mooiste festivals in Sendai. Op een dag fietste ik van het festival naar huis. Op een straathoek stond een jongen. Hij had zijn handen gevouwen en keek naar een dode vogel op het asfalt. Voor mij verschenen alle mussen die ik eerder had zien dansen. Het gekke was dat ik op dat moment vrede had met de dood van die ongelukkige vogel.                                                     

Margaretha Juta
11 1

Armageddon.

$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$ §§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§ oooooooooooooooooooooooooooooooooo hhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhho +++++++++++++++++++++++++++++++++ ******************************************************* Zelfs al   Staat   Armageddon  Voor de deur  Zelfs dan zal ik     feesten   Niemant heeft het recht  Mij ongelukkige te maken.  alleen   Ik  heb dat recht.    ------------------------------------------------------------ foto gallery  https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/   https://www.2dehands.be/q/verf+ed+bloemenkleuren/ ***************************************************************** Rond 1995 heb ik dat werk gemaakt. Ik noem het "altaar der culturen."Links ziet men een tv, onze gemeenschappelijke identiteit valt van het - silicium - glas - zand.De gemeenschappelijke informatiebronnen zijn verdwenen.De wijzen van vroeger opgevolgd door radio en uiteindelijk als laatste de tv die een ongeveer gemeenschappelijke boodschap uitdragen is niet meer.De informatie is versplinterd.Rechts ziet men een gietijzeren kandelaar daar in een mensenhoofd in papier. Stukken teksten. Krantenpapier "De encyclopedische mens".Gietijzer = nationalistenKandelaar = religieIn het midden staat de hedendaagse mens. Opgesloten. "de encyclopedische mens".Dit deel is gemaakt van een reclame voor lippenstift.Regeneratie KosmetikIn de dubbele wand gaan luchtbellen in het water de hoogte in.In die dubbel - transparantie - plexiglas zit diezelfde "encyclopedische mens".Het geheel staat op dunne platen, glas = chips = zand = silicium.Het geheel steunt op een gietijzeren pilaar = industriële cultuur.De gietijzeren plaat staat op de grond = landbouwcultuur.HET ALTAAR DER CULTUREN. Ik woonde toen in de Aalmoezenierstraat in Antwerpen. De jaren 90 tig.   http://www.anamorfose.be/verf/misc-images/verf-t-i-r-e    

verf ed: Contemporary interdisciplinair ArtTIST, nen tjolder, nen dommekloot
34 1