Lezen

Liefde

Liefde  Hij was zo jong niet meer, al ver over de vijftig en verliefd geworden. Dat was hem nog nooit overkomen. Vrouwen genoeg gehad in zijn leven, al waren dat meestal sekswerkers. Maar verliefd, nee. Nu was het zover. Hij wist er geen raad mee. Volkomen uit zijn doen, deed hij dingen die hij nog nooit had gedaan. Hij schreef liefdesgedichten, masturbeerde niet meer en bleef ’s avonds thuis, om in een luie stoel zich over te geven aan gelukzalige fantasieën over de vrouw van zijn dromen. Zij was het allesomvattende wat hem in zijn greep had. Soms dacht hij: ‘hoe moet het verder. Wat kan ik doen om zover te komen, dat ik gelukkig met haar wordt.’ Zij was zo ver weg en onbereikbaar, dat het een bijna onoverwinnelijke hindernis was om haar te spreken, laat staan omarmen. De kroeg waar hij kwam was niet meer hetzelfde. Zijn oude  zuipvrienden boeiden hem niet meer. De onrust regeerde over hem. Hoe moest hij dit oplossen? Hij wist het niet, helder denken ging niet meer. Hij leefde bijna instinctief. Op het werk ging het ook niet goed, hij kon zich niet concentreren. Het moest toch een keer gebeuren dat hij haar zijn liefde kon betuigen. Een keer in haar ogen kijken en zeggen: ‘Ik hou van je. Wil je de mijne worden?’ Maar voor het zover was, moest hij nog een lange weg afleggen van moed opdoen en zich met de hulp van een psycholoog zo ver weten te krijgen, dat hij rijp was voor de grote stap.  Nu na twee jaar wringen en zweten was het zover. Hij had haar opgewacht en aangesproken, waarna hij zich niet meer kon beheersen en haar wilde omarmen. De vrouw had hem een klap in het gezicht gegeven en was gillend hard weggelopen.  

Krasslanskyp0⁰
17 0

De Hoop Aan De Andere Kant Van De Duisternis

  Diep in de aarde, opgesloten en ogenschijnlijk zinloos bestaand, lag een klein zaadje. Misschien was het slechts een spoortje gevoel, of misschien een symbool van een onbekend bestaan. Daarheen stonden andere zaadjes, die een soortgelijk lot deelden, stil, terwijl ze fluisterend hun bestaan in twijfel trokken. “Hier is geen uitweg!,” zei er één, met een gedempte en sombere toon: “De duisternis is oneindig; wij bestaan slechts hier, en daarna verdwijnen wij.” Een andere stem voegde, op een spottende toon, toe: “Wij zitten hier gewoon vast. Er is geen ‘daarboven’. Er is niet meer. Je moet de waarheid aanvaarden.”   Maar hij gaf het geloof niet op. Binnenin hem brandde een vonk van hoop, waarvan hij niet wist waar die vandaan kwam. “Dit kan niet alles zijn,” fluisterde hij in zichzelf; “er moet meer zijn!” Af en toe, wanneer een koele en lichte bries van boven neerdaalde, leek het, als de echo van een droom uit de verte, in zijn hart weer te klinken. De andere zaadjes naderden deze droom met spot: “Dromen zijn mooi, maar je moet realistisch zijn. Wij zijn hier en wij blijven hier voor altijd. Er is geen ‘daarboven’!”   Hij onderscheidde zich ook fysiek van de anderen. Hij was vastbesloten niet op te geven. Ondanks de menigte voelde hij diep dat hij met zijn eigen geloof alleen was.   Naarmate de dagen verstreken, verzachtten de koele, lichte aanrakingen van boven de hardheid om hem heen, alsof een dun katoenen deken hem omhulde. Hij besefte dat zijn geloof niet in zijn schil kon worden opgesloten; hij wilde naar buiten treden en zijn bestaan bewijzen. En eindelijk wijdde hij al zijn kracht aan het doorbreken van die beperkende omhulling. Toen hij al zijn energie bijeenbracht en het opnieuw probeerde, verscheen er een klein, maar hoopvol barstje; een dunne lijn, een straaltje hoop dat de duisternis tartte.   Op dat moment trokken de andere zaadjes zich angstig terug: “Wat doe je? Dit kan je vernietigen!” zeiden ze.   Maar hij luisterde niet. Hij breidde de barst langzaam uit; met elke voorbijgaande seconde leek de duisternis iets meer te wijken voor de hoop. Uiteindelijk ging hij, geleid door de stem van zijn geloof, gestaag en met zekere tred voort. Tegenover obstakels raakte hij nooit uitgeput; bij elke nieuwe aanraking voelde hij zich sterker worden. Hij wist niet waar die krachtige innerlijke emotie vandaan kwam; maar in feite was hij een deel van een machtige, eeuwenoude boom, door de wind ver weg geslingerd. Dat was precies de reden – hoewel hij zich daar niet van bewust was – die hem die vastberadenheid schonk.   En eindelijk kwam dat grote moment. Hij brak de duisternis volledig en strekte zich naar boven; die eerste adem, die eerste ontmoeting met het licht… De bries die zijn kleine lijf raakte, was de voorbode van een nieuw leven. Op dat moment, toen hij de andere bomen zag die naar de hemel reikten, begreep hij: hij was een boom. Van zijn wortels, via zijn stam en takken, zou hij groeien, richting het licht. Voortaan waren er geen obstakels meer voor hem. En op datzelfde moment…   In zijn bed opende een jonge man zijn ogen voor de nieuwe dag.Terwijl hij naar het plafond staarde, Voelde hij zijn hart van opwinding snel kloppen. De eerste zonnestralen waren zijn kamer binnengedrongen. Hij haalde diep adem. Er was een onbeschrijfelijke rust in hem.   Hij stond op, liep naar het raam en naderde het. Een lichte bries streek over zijn gezicht. Hij merkte dat het gevoel van beklemming niet langer van hem was. Hij wist dat het mogelijk was om aan de duisternis te ontsnappen en het licht te bereiken.   Op dat moment besefte hij dat elke ziel die strijdt voor wat zij gelooft, uiteindelijk de duisternis zal doorbreken en zeker op een dag het licht zal bereiken.

Schaduwpen
45 2

Mijn eerste werkdag

Over een carrièreswitch gesproken! De vorige week zat ik nog in het muffe bankfiliaal van mijn schoonbroer. Nu bevond ik me in het kloppende hart van Europa, het Europees Parlement! Dit kantoortje was wel nog kleiner dan dat van de bank, maar ik zat hier toch maar. Hier gebeurt het, hier worden de debatten gevoerd, de belangrijke beslissingen genomen. Uitwendig was ik een en al rust, inwendig trilde ik van opwinding en van de zenuwen. Ik wilde mijn werk goed doen en een goede indruk maken. Ik ging werken voor Suomen Keskusta, de Finse Centrumpartij. Finland was net toegetreden tot de Europese Unie en de partij had vijf verkozenen in het parlement. Ik ging de secretaris van de partij bijstaan met het opzetten van hun kantoor en allerlei praktisch en administratief werk doen. De leider van de delegatie was Olli Rehn, die het later tot Europees Commissaris zou schoppen. Die eerste dag was Tuomo, de secretaris, me komen halen aan de ingang van het parlementsgebouw en had me door een wirwar van gangen naar het kantoortje geleid. Er stonden twee bureaus, recht tegenover mekaar, en een lege boekenkast. Ik zou mijn werkplaats delen met Seppo Pelttari, een ander nieuwbakken parlementslid. Hij was nog niet gearriveerd maar ik kon me alvast nuttig maken door de post rond te delen. Voor de rest was er nog niet veel te doen. Er was veel post, vooral kleurrijke brochures, gedrukt op dik, glanzend papier. Ik maakte stapels op het bureau van elk parlementslid. Later in de voormiddag maakte ik kennis met de genaamde Seppo. Hij was een kleine, iets oudere man en zag er een beetje nors uit. Hij gaf me een hand en mompelde iets van ‘nice to meet you’. Seppo zette zich aan het werk en begon de post door te nemen. Hij wierp een blik op elke brief en brochure en mikte die dan een voor een in de papiermand. De klus was op een halve minuut geklaard. Zo kan ik het ook. Vervolgens begon hij te telefoneren. Zijn mond ging open en er kwam een ononderbroken stroom van harde klanken uit. ‘Tak tak tak nien totta totta no nien tak tak ...’ Ik speelde voor luistervink maar kon er niet veel van maken. Wat kon ik nu nog doen? Mister Pelttari negeerde me compleet en was nog steeds aan het bellen. Tuomo had gezegd dat ik maar even moest wachten. Ik besloot koffie te gaan zoeken in het Europese labyrint en toen ik terugkwam van de koffiekamer, dook hij weer op. Of ik even bij Mister Rehn kon komen. Het kantoortje van Olli was naast het mijne. Ik klopte op de deur, de coming man van het moedige Finse midden zat aan zijn bureau te blinken. Hij begroette me en vroeg wat ik ervan vond. Ik stamelde iets in de aard van : ‘Het is allemaal nieuw, ik vind het heel interessant. Ik zie het helemaal zitten.’         Olli knikte bemoedigend. Hij had een eerste opdracht voor mij. ‘I have a question for you. Can you buy seets for me?’ Hij legde uit dat hij pas zijn intrek had genomen in zijn nieuwe appartement en dat zijn bed nog niet was opgemaakt. O juist, ‘sheets’. Even vergeten dat Finnen geen 'sh' kunnen zeggen.  ‘And orans joes.’ Sinaasappelsap voor bij het ontbijt. Olli haalde zijn portefeuille boven en gaf me een briefje van tienduizend frank. Ik nam het aan, moffelde het in mijn jaszak en begon aan mijn missie. Het eerste wat ik tegenkwam was een superette. Ik ging er naar binnen, nam een karton sinaasappelsap uit de rekken en ging naar de kassa. Ik tastte in mijn jaszak. Leeg. Andere jaszak dan. Niks! Het begon te suizen in mijn oren. Met trillende vingers doorzocht ik mijn portefeuille, nee, ik moest me vergist hebben. Dit kon niet waar zijn. Ik rende terug naar de drankafdeling, klampte het winkelpersoneel aan. Mijn benen en armen wogen honderd kilo. Ik betaalde met mijn bankkaart, stormde naar buiten en liep het hele traject terug naar het parlement. Alsof het nog ergens zou liggen! Woorden schoten tekort om te mezelf uit te kafferen. Een normaal mens steekt zoveel geld goed weg, niet los in een jaszak! Het deed fysiek pijn toen ik mijn bankkaart en het geld uit de automaat nam. Met slepende benen zette ik mijn zoektocht naar een winkel van beddengoed verder. ‘Kiitos, thank you. Very nice,’ glimlachte Mister Rehn toen ik het gevraagde, samen met het wisselgeld, op zijn bureau deponeerde. Met een knallende migraine zat ik op de trein terug naar Antwerpen. In mijn vermoeide, pijnlijke hoofd botsten en stuiterden de gedachten : aan mijn eerste werkdag, het saldo op mijn bankrekening, mijn toekomst bij de Europese Unie. Ik ga goed opletten, geen fouten meer maken. Suomen Keskusta kan op me rekenen. Olli Rehn was in ieder geval tevreden.      

Ilse Janssens
0 1

De Belg.

De Belg  Op een terras in Ieper (België) keek ik uit over een plein, waar grote groepen jonge mannen met kort geknipt kapsel de zelfde richting uit liepen. Het merendeel was gekleed in keurige kostuums, anderen hadden militaire uniformen aan. Ik vroeg mij af wat de reden kon zijn van die bedrijvigheid, toen een keurige heer met een goud omrande bril het terras op kwam en voor mijn tafel stil hield. Hij keek mij doordringend aan en zei: ‘Meneer, u komt mij bekend voor. U moet Jack uit Californië zijn.’ Verbaasd om zijn stellige toon antwoordde ik: ‘Nee meneer, dat ben ik niet. Ik ben slechts een eenvoudige Hollander.’ Even was er teleurstelling op zijn gezicht, maar toen begon hij te grijnzen: ‘Hollander hé.’ Hij deed zijn hand omhoog, om vervolgens met de toppen van zijn duim en wijsvinger over elkaar te wrijven: ‘Zuinig hé, dat zijn jullie toch?’ De Belg lachte en ging aan een tafeltje voor mij zitten.  Een paar minuten later draaide hij zich om en vroeg: ‘Meneer, waarom zijn jullie zo slordig met de Nederlandse taal? Het is me op gevallen dat vooral bobo’s en ballen zoals jullie dat noemen, een lichte erectie krijgen als zij de taal vervuilen, met het inlassen van zoveel mogelijk Engelse woorden in hun keurig uitgesproken Nederlandse zinnen. En weet u wat mij nog meer is opgevallen,’ zei hij wijsneuzig, ‘dat als een Nederlander fouten maakt bij het spreken van de Engelse taal, het ervaren wordt als een ernstige vorm van achterlijkheid’  Hij haalde een zilveren sigarettenkoker uit zijn zak, koos er nadenkend een sigaret uit en ging verder: ‘Evenzo barst een goedmoedige lacherigheid uit, als men de Duitse taal verkeerd bezigt. Met enige trots wordt dan vermeld, dat men die taal niet meer zo goed beheerst.’  Hij keek mij aan op een manier van, hier valt geen speld tussen te krijgen en eerlijk gezegd, vond ik dat ook wel. Omdat de Belg omgedraaid bleef zitten, vroeg ik waar al die jonge mannen op het plein heen gingen.  ‘O die, Dat zijn Britse militairen, die gaan naar de Menenpoort, waar iedere dag sinds de eerste wereldoorlog om acht uur ’s avonds de Last Post wordt geblazen.’ De Belg knikte mij vriendelijk toe, draaide zich om en ging zich aan zijn Grand Marnier wijden.   Ik riep de ober en bestelde nog een lekker Belgisch bie

Krasslanskyp0⁰
13 0