Lezen

Tip

Grondvesten

In een straatje zonder eind wonen we in het laatste huis. Wij…dat zijn ik en jij, en jouw ik en mijn ik, en haar zijn en zijn zijn en jullie en zij zijn hier ook thuis. Het huis is van iedereen. Het huis is dus ook van A.    Ons huis is een immens kluwen van penthouses, gesloten asielcentra, kraakpanden, stallingen met bakfietsen, gebedsruimtes, koosjere keukens, Jaintempels, diamantwinkels, achterkamertjes, casino’s, banken, scholen, groene serres, jazzy zolderkamers, bordelen, cellen, supermarkten, yogaklasjes, kindercrèches, chichabars, nachtwinkels, koffieshops, dakterrassen, loften, parlementen en circustenten.  Een allegaartje aan stokpaardjes, divergerende genen en op de spits gedreven gedrevenheden houden stevig huis in dit moeilijk Westers huishouden.   Een enorm trappencomplex tracht deze ettelijke kamers te verbinden, vooroordelen te ontbinden, baan te ruimen voor baanbrekende openheid en een doortastende blindheid. Maar zelfs in het stapvoets verkeer raast men mekaar voorbij in oorverdovende dovemansgesprekken, gebeden naar een voor mij onbekende god, muziek in oortjes als atomaire deeltjes, en het vingergetik op de nieuwste speeltjes. We zijn als een dakloze die speelt met een bos gevonden sleutels.   Op de gang -onze publieke ruimte- botsen we af en toe onder de maretak van wat overkoepelend zou moeten zijn, maar vergeten ogen en blikken te vangen, gemoederen te sussen -laat staan wangen te kussen.   Onze enorme woonkamer telt niet genoeg hoeken om verstoppertje te spelen, rust te verslinden, langzaam af te tellen om elkaar binnenkamers te gaan vinden. Afgeworpen oogkleppen slingeren rond, maar worden te vaak weer opgepikt alsof we bij een gedwongen huwelijk in een omgekeerd Stockholm-syndroom worden verstrikt.   “Ik pik dit niet“, zeg ik. “Ik pik dit niet,” zeg jij. En als kippen zonder kop lopen we de muren op en dansen we uit de maat met totaal verschillende muziek op onze iPod.   Op elke potje past een deksel -maar niet in onze keuken. Tupperware ligt verspreid in de overvolle kast en geen mens weet nog combinaties te maken tussen zwart en wit, jong en oud, fake en goud. Naast de keuken is het berghok- tot op de nok gevuld met wat vooruitgang voorgoed heeft achtergelaten:de volledige Winkler Prins, floppydisks, in het pre-internettijdperk door blozende jongens in krantenwinkels met eigen zakgeld betaalde playboys, Atari’s en Sega‘s, walkmans en cassettebandjes met pennen erin om de draad weer terug te draaien, draden rond afgedankte huistelefoons, evangelies, mayakalenders, polaroids en sleutels van berghokken tot op de nok gevuld. Tja, zelfs vergetelheid wordt al te vaak vergeten…   Terwijl betweterigheid en onbegrip zich als houtwormen tot in onze bovenkamers wurmen, stroomt er drijfzand onder verzuilde fundamenten en staat ons huis op een hellend vlak. Wie roept dat sommigen dan maar moeten verhuizen, kan zelf maar beter weggaan van onder ons gezamenlijk dak.   Nee, we moeten de diversiteit aan kamers niet slopen, maar net bouwen aan méér trappen én gangen én deurmatten om bij elkaar naar binnen te lopen. Meer leuningen,meer houvast om samen afgronden weg te hopen, meer rode draden om elkaars eindjes aan elkaar te knopen.   We moeten het belang van vóórkomen voorkòmen, vooroordelen veroordelen en van de neoliberale profiteurs profiteren.   We moeten de tuin in, afstand bewaren om erna met klare blik de klus te klaren. We moeten de tuin in om het verstarde geloof in ‘mijn God is goddelijker dan de jouwe’ te verbannen. We moeten de tuin in om ons vurig geloof in consumptie op het Olympische vuur van meer en beter en sneller en nog beter te verbranden. We moeten de tuin in, want in niemandsland is iederéén vreemdeling. We moeten de tuin in … om te ontdekken hoe mooi ons huis er vanbinnen zou kúnnen uitzien.   En pas dan … dán kunnen we terug doorheen dezelfde deur naar een thuis waarin we elkaars anders-zijn ontzien        

Joachim Stoop
0 0

Bijna thuis

In sneltempo beelden de stewardessen de veiligheidsinstructies uit. Het vliegtuig heeft een half uur vertraging en we rijden zonder aarzeling richting opstijgstrook. Het is voorbij middernacht en er hangt storm in de lucht. In de spiegeling van mijn raampje zie ik Mariama naast me bezorgd kijken. We zijn nog brak van gisteren en houden beiden niet van vliegen. Naast haar zit een man van rond de veertig, al maanden ongeschoren, met een opvallend akelige uitstraling achteloos met zijn GSM te spelen. Vraag aan honderd mensen ‘vuur of ijs’ als je hem ziet en negenennegentig ervan zeggen resoluut ‘ijs’ en die ene die dat niet zegt is mensenblind. De oproep ‘gelieve alle elektronische toestellen uit te schakelen’ lijkt de man niet te deren. Wanneer Mariama vriendelijk maar kordaat vraagt of hij zijn GSM wil uitzetten, kijkt hij haar stoïcijns aan, zucht bijna onhoorbaar en tikt verder. Het vliegtuig neemt zijn laatste bocht. De straalmotoren gaan aan en net op dat moment fluistert Mariama hevig gepanikeerd in mijn oor: ‘Joa…op z’n gsm…de man naast me…hij…hij kijkt naar foto’s van zijn vrouw, zijn kinderen en dan van een terrorist van Al Qaeda… alsof hij eerst afscheid neemt van zijn familie … en dan zijn grote voorbeeld een laatste keer groet.’ We versnellen. Onze ruggen drukken tegen de zetels en net voordat het vliegtuig de aarde tijdelijk verlaat, staat mijn vriendin half recht en schreeuwt in het rond: ‘Arrète cet avion! Stop het vliegtuig! Er is een terrorist aan boord!’ Medepassagiers richten onthutst hun blikken op Mariama. Stewardessen blijven verplicht zitten maar delen de vraagtekens van de reizigers. De man naast ons drukt eindelijk op de uit-knop van zijn telefoon en laat deze in het netje van de stoel voor hem vallen. Hij kijkt ons aan met een blik die evenredig is gedaald met de temperatuur van de buitenlucht.   Ping, ping. We zitten op veilige hoogte. Zodra de riemen los mogen, snellen vier stewardessen naar onze rij. Mariama tracht buiten adem uit te leggen wat ze op het schermpje zag en de enige reactie van onze buur is zijn vraag aan de steward om haar een pilletje ter verdoving te geven ‘parce que clairement mademoiselle a peur de voler.’ Hoewel ze stilaan lijkt te bedaren -zonder pil- voel ik mijn geliefde trillend tegen me aanplakken. Ik probeer Mariama’s paniek te relativeren. Niet alleen voor haar, maar ook als hulpmiddel voor mezelf. De alcohol van gisteren vertroebelt elke heldere gedachte en de aanslag in de metro van London drie dagen geleden lijkt de kans op een slechte afloop buitensporig te verhogen. De ijzige buur staat op en gaat naar het toilet. De piloot vraagt onze riemen terug vast te klikken. We naderen onweer. Een kwartier later zoek ik met mijn ogen naar de man die nog steeds niet terug is. Met de turbulentie rondom me, de regen op het dak, de door bliksems opgelichte duisternis buiten, een rillende vriendin naast me en het lege stoeltje naast haar, voel ik mijn angst strijden met mijn ratio. Ik zit vastgeklikt in deze situatie, voel me veroordeeld tot een lot dat me aan duizend km per uur meeneemt. Er rest me één ding: het hoofd koel houden door de beelden van mijn zwempartij van de voorbije dag op te roepen. Ik sluit m’n ogen, neem het roer over en stap voor stap verdringen mijn herinneringen van gisterenmiddag de bliksems, de dreiging, mijn angst.     Een tiental uur geleden wandelden ik en Mariama op onze blote voeten over een laatste duin. Zoals altijd was het spannend om eerst het water te horen en dan pas de eerste glimp ervan op te vangen. En daar was de zee dan eindelijk: een vertrouwde kracht die nooit exact dezelfde vorm aanneemt. Bij een absoluut klare lucht zouden we het Afrikaanse continent van de horizon kunnen onderscheiden. Nu konden we het vanaf het strand in Malaga slechts inbeelden … dromen. De droom van zoveel vluchtelingen om aan onze kant van de Middellandse Zee te staan, vergezelde onze gedachten en weigerde onze gesprekken te verlaten. Bijna letterlijk: de droom van een vrouw naast me op dit Spaanse strand, leefde een vijftal jaar geleden zelf aan die andere kant, voorbij onze horizon. Ze was als vluchteling naar het rijke westen gekomen, het alom bekende verhaal. Weeskind word je niet alleen als je je beide ouders verliest, wees word een mens ook als je je dorp, je jeugd, je wortels tegen je eigen wil moet verlaten. Mariama was wees in beide betekenissen en was haar land Guinee ontvlucht na deelname aan antidictatoriale studentenprotesten en de daaropvolgende gevangenschap. Ooit verschuilde ze zich op een schip met bestemming onbekend. Zij giste richting Sierra Leone. Het werd Zeebrugge, België, Fort Europa, Babylon.   Vandaag werden we bedwelmd door de grijze nasleep van een hele vakantie van ruzie tussen ons. Ruzie op haar beurt in de nasleep van het laatste half jaar waarin we oeverloos geprobeerd hadden om voor haar een legale verblijfsvergunning in België te verkrijgen. Kleren maken de man, papieren maakten mijn vrouw. Illegaal zijn in Europa is als het voorportaal van de hemel binnenstappen, merken dat je slechts één poort verwijderd bent van de rijstpap en gouden lepels en pas dan leren dat je de broodnodige sleutel mist. Het is pas veel later -als je werkelijk binnen bent- dat je beseft dat hemel en hel slechts twee letters van elkaar verschillen en dat de Babylonische toren van vooroordelen, bureaucratie, kansarmoede en het innerlijke vagevuur dat je van thuis op je vlucht hebt meegenomen, eerder bij hel dan bij hemel aanleunen. Illegaliteit ademt gevaar. Met je fiets in de verkeerde richting van een eenrichtingsstraat rijden en een politieagent tegenkomen, staat gelijk aan het risico op pascontrole, gesloten asielcentra en deportatie.  Eenrichtingsverkeer en Europa… Het is evident dat dit zorgt voor een enorme stress op de prille relatie tussen een Belgische man met en een Guinese vrouw zonder papieren. Onze achtergronden konden moeilijk meer verschillen, maar ons doel was exact hetzelfde: een toekomst creëren voor onze relatie door een toekomst te creëren voor haar, met papieren. Of was het andersom? Het begon stilaan in mijn hoofd door te sijpelen dat een stabiele relatie met Mariama – op gelijkwaardige leest geschoeid- een utopie zou blijken. Het leek alsof ik alles had. Het leek alsof ik haar alles was. Ik was haar steun, haar beste vriend, haar begeleider in integratie, taal en studie, een plaatsvervangend vaderfiguur, rots in haar woeste branding en pas daarnaast ook geliefde en minnaar. Die combinatie van verschillende rollen in één persoon, leek onmogelijk vol te houden en maakte me onrustig en zelfs ongelukkig. De belangrijkste voorwaarde om tot herstel van dit verstoorde evenwicht te komen, was een officiële verblijfsvergunning, maar voorlopig zaten we vast in onzekerheid, ongelijkheid en onrechtvaardigheid – hét motto van het niemandsland van sans papiers. Mariama was haar identiteit kwijt en ook ik begon mezelf te verliezen…   Mariama had toestemming gekregen om tijdelijk binnen de EU te reizen en hier zaten we dan: op opklaringen te hopen boven het strand en boven onze relatie. Plots ontspande Mariama’s gezicht waardoor haar typerende stralende glimlach en aangeboren levensvreugde terugkeerde: ‘Ik hoor mijn dialect, ik hoor Fula!’ Tussen ons en de verst reikende golven zaten -of beter- lagen twee Afrikaanse mannen op het strand te drinken, te lachen en … Fula te praten. Enthousiast stapte Mariama op hen af, met mij in haar schaduw. Na nog geen vijf minuten deelden we gulzig hun zelfgemaakte cuba libres en stapten we over in het Frans, waardoor ik uit Mariama's schaduw kon treden. We ledigden onze glazen alsof we met elke slok het gekibbel en geruzie van de voorbije periode konden wegspoelen. Zoals een theatergordijn na een korte pauze weer opengaat, zo rolden de wolken naar rechts en links en kwam de zon in volle glorie tevoorschijn. Het spektakel kon beginnen.   Ik voelde me hemels dronken. Ik kwam in een roes terecht die je alleen in het midden van de dag kan bereiken en waarin je een rijk der mogelijkheden denkt binnen te stappen. Alles kon. En wat vooral kon, was net datgene wat die ochtend nog het meest onmogelijk geschenen had. Zonder om te kijken verliet ik de Guinese reünie en stapte de zee in. Hoewel ik best goed kan zwemmen, kan je me niet heel ervaren of getraind noemen. Het koude spel van de golven kon m’n dronkenschap slechts gedeeltelijk stillen. Ik zwom verder, rustte even, liet me door het water lieflijk wiegen en zwom voort. Na een onbepaalde tijd die me voorwaarts had geduwd, draaide ik m’n vermoeide door adrenaline geïnfecteerde lijf en even geschokt als euforisch zag ik in de verte de kustlijn met ons strand tot een enkel lijntje herleid. Tot mijn verbazing had ik wel drie verschillende badplaatsen in mijn vizier. Ik schreeuwde het uit. JAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA! Onmogelijk om mijn innerlijke schreeuw uit te drukken, uit te spuwen. Ik werd overdonderd door een flits, een gloed, een shot universum. Het oog van de storm is het beste punt en ik voelde de onzichtbare sterren om dit unieke moment heen draaien. Dit was vrijheid en ik zat in haar middelpunt. Nee, ik was vrijheid. Met zijn onbekende diepte onder me had de zee me ingesloten, verwelkomd, omarmd. Ik legde me op haar golven, ging op en neer in een blauwe wereld waar evenwicht en stabiliteit niet van belang waren; waarin beschreven papieren in natte vodden met blauwe inktvlekken veranderen; waarin geen land, geen grenzen, geen regels waren. Een plaats waarin ik mijn individuele vrijheid had herwonnen. Daar in die Middellandse Zee, tussen twee continenten, vond ik mezelf terug.     Ping, ping. Onze riemen mogen weer los. Het vliegtuig heeft de storm achter zich gelaten, de ijzige man ligt naast ons vredig te slapen. Ik denk nog een laatste keer terug aan die bewogen dag gisteren: aan hoe de door een overbezorgde Mariama verwittigde redders langs kwamen varen en me geboden om terug te zwemmen; aan de vermoeiende terugtocht naar het strand waar mijn geliefde boos en opgelucht op me wachtte.     En nu de terugtocht van dit vliegtuig met achter het raampje van rij zeven een blank-zwart koppel zonder benul dat de vrouw binnen het jaar, via het huwelijk met hem, haar papieren vrijheid zal winnen en dat de man zijn vrijheid - als een verdoken continent achter een bewolkte horizon, als een kalme zee achter te hoge golven, als een vliegtuig dat na een turbulente vlucht veilig landt – pas drie jaar later zal terugvinden wanneer zij elk hun eigen weg zullen gaan: zij thuis in België, hij de wijde wereld in.                        

Joachim Stoop
0 0
Tip

Strategie voor een eigen, tijdse moraal

Hoe kunnen we beslissen wat goed en slecht is, verboden of toegelaten, zonder te steunen op een god? Zal ik met mijn lief gaan slapen of beter niet? Volg ik een opleiding tot F-16 piloot? Hoe moeten we de armoede bestrijden? Is een allochtoon mijn kameraad of mijn concurrent? Dit zijn ethische vragen waarop ieder zijn eigen antwoord moet zoeken. Maar dat moet wel gebeuren met volle kennis van zaken: over de feiten, de gevolgen van een beslissing voor de anderen in de samenleving, en voor de natuurlijke rijkdommen van onze planeet. Iedere keuze zal zich steunen op mijn voorkeuren, mijn gevoelens voor of tegen, mijn utopie over de samenleving zoals ik die zou wensen. Het beginpunt is de liefde voor onze naasten, en voor het leven. Emoties en temperament kunnen echter ook gevaarlijk zijn, en we moeten ze bewust analyseren, en ons er niet blind door laten leiden. Gezag, tradities, zogenaamde intuïtie, hebben volgens de auteur geen positieve rol te spelen in beslissingen over goed en kwaad, evenmin als in de studie van de feiten. Alle hoofdstukken zijn gevuld met voorbeelden uit de actualiteit. Algemene principes zoals verantwoordelijkheid voor eigen daden, gelijke rechten, solidariteit, eigendom, vrijheid, gij zult niet doden, moeten opnieuw beoordeeld worden in concrete situaties. Dit vergt voorafgaandelijke kennis van elke situatie. Daarom besteedt de auteur veel aandacht aan hoe we de dagelijkse gebeurtenissen inschatten, en hoe onze beeldvorming ongemerkt gestuurd wordt door de grote media. De wetenschappelijke analyse moet hier onze gouden standaard zijn. Vervolgens bij het kiezen van normen en waarden moet ieder de gevolgen voor anderen en voor de samenleving in rekening brengen. De seksuele moraal komt uitgebreid aan bod (inbegrepen gedichten over liefde en passie); alsook de grote impact op onze vrijheden van de anti-terrorisme-maatregelen. Ofschoon de schrijver zijn eigen mening niet verbergt, onderlijnt hij voortdurend de dilemma’s, en de andere keuzen die er zijn. Hij stelt veel vragen, waarop de lezer dan een eigen antwoord kan geven. In het laatste hoofdstuk dat enigszins los staat van de vorige, legt de auteur uit waarom volgens hem godsdienst gevaarlijk kan zijn voor ieder van ons en voor de samenleving. De auteur is emeritus professor van de U. Gent, eerder VUB en U. Antwerpen, arts en biomedisch onderzoeker. Dat verklaart de vaak biologische invalshoek van zijn redenering. Toch is dit geen boek voor specialisten. Online bij het August Vermeylenfonds, onder de titel: “Een moraal zonder god. Ethiek van de complexe actualiteit”.  http://vermeylenfonds.wordpress.com/category/frank-roels/ http://vermeylenfonds.wordpress.com/category/frank-roels/page/2/

FrankR
19 0

Aangeleerde ethiek

Wroeten in de innerlijke mens daar had ze jaren voor gestudeerd. Feiten in haar kop gestampt. Handelingen leren uitvoeren zoals het opensnijden van die mens en daar te reparen wat niet naar behoren functioneerde.“Scalpel!” zei ze op gebiedende toon.Snijdend in de vleesmachinerie van een medemens voelde ze onderwijl hoe de stille knagende onrust van de afgelopen tijd alweer zijn kop opstak. In haar eigen hersenpulp durfde ze niet te snijden tot op het bot, uit angst onwelriekende dingen te vinden. Dingen die zouden dwingen haar met zichzelf te confronteren.“Stelpen! Vlug.” Zo zelfzeker zij handelde in deze steriele kamer, zo onzelfzeker was ze er buiten.Daarbuiten werd er van alles verlangd van haar. En dat viel haar telkenmale moeilijker. Van kleinsaf aangeleerde ethiek had het wagonnetje van haar leven netjes op een spoor gezet en haar een huis, twee kinderen en een man opgeleverd. De spreekwoordelijke hond bezat ze niet.“Klem. Nu.” Zei ze stemvast.En net zoals het afgeklemde bloedvat geen bloed meer doorliet probeerde ook zij haar gedachten af te klemmen met de argumenten van aangeleerde ethiek.Wel bleek de bloedvloed zich beter te laten temmen dan haar onrust.“Ga door schat” Had ze gisterenavond nog gekreund. Haar wederhelft was verwonderd over de passie die ze deze keer aan de dag legde bij het liefdesspel. Wat hij niet doorhad was dat ze zich opzettelijk voorovergebogen op de knieën had laten zakken opdat hij haar langsachter kon pakken. Zijn blik wilde ze niet zien. Want zij gaf zich niet aan hem. Zij dacht aan de man die ze kortelings geleden had ontmoet.Hij zat te lezen in het cafetaria van de fabriek voor herstellingswerken van menselijk vlees waar ze werkte.Een snel ontbijt wou ze nuttigen tussen het repareren van een dwaas die met zijn zatte kloten tegen een lantaarnpaal was aangeknald en de nog te verwijderen paar galstenen bij een ouderlingWaarom ze hem had gevraagd: “Wat leest u als ik vragen mag?” wist ze nog steeds niet. Maar ze had het wel gedaan.Hij had verwonderd opgekeken. Toen zag ze zijn blik onbeschaamd en onbeschroomd over haar heen gaan.“De glazen bol” Had hij geantwoord nu in haar ogen kijkend.“Nooit van gehoord” zei ze. “Wie schreef het?”“Ik. En wellicht hoort u er nooit van. Er bestaat maar één exemplaar”Geïntrigeerd door deze figuur vroeg ze of er bij komen zitten mocht.Aangeleerde ethiek verdroeg dergelijke acties niet. Getrouwde vrouwen behoren geen mannen aan te spreken en al helemaal niet bij hen aan te schuiven.Toch liet ze deze keer haar eerlijk verlangen overheersen. Ze had simpelweg zin om met deze vent te praten.“En wat verteld die bol je dan. En hoe begint je boek?”“Twee vragen stelde je. Een vraag beantwoord ik. Kies.” zei hij met een rokersstem.“Wat doe ik met deze rare snuiter pratend?” had ze zich afgevraagd bij het horen van zijn antwoord. Maar ondanks deze vraag was haar nieuwsgierigheid gewekt. Een zaadje was in haar kop geplant. Nu was het aan haar het water te geven of onvruchtbaar te laten verdrogen.“Laten opdrogen!” schreeuwde haar aangeleerde ethiek haar toe.“Bewateren en bemesten!” hoorde ze haar eigen eerlijke stem nog luider schreeuwen.“Ik wil zien hoe je boek begint,” nam ze plots een beslissing zonder zichzelf toe te staan de dingen kapot te redeneren.Hij reikte haar het boek over. Een goedkoop ding van een of ander digitaal drukkerijtje.De kaft en achterblad waren zwart. Geen mooie of kunstige foto. Niets.Ze sloeg het boek open en begon te lezen: “Wroeten in de innerlijke mens daar had ze jaren voor gestudeerd. Feiten in haar kop gestampt. Handelingen leren uitvoeren zoals het opensnijden van die mens en daar te reparen wat niet naar behoren functioneerde.“Scalpel!” zei ze op gebiedende toon.” Tom

Tom Lievens
16 0