De denkers kijken neer op de arbeiders. Zij kunnen niet denken, denken ze. Maar in wezen is iedere arbeider een potentiële denker. Het ontbreekt hen alleen aan de tijd om zich aan het denken te wijden. Iedereen met een fulltime baan ploft na de werkdag vermoeid voor de tv en dommelt in slaap. Ikzelf ben arbeider maar daarnaast ook denker. Als ik na een zware werkdag vermoeid thuiskom begin ik te denken. Dat vreet energie, meer dan een mens aankan. Waarom ik het dan toch doe? Als je het denken alleen aan de denkers overlaat dreigt de samenleving elitair te worden. Ik denk, maar ik denk dat ik er nog niet ben. De tegenstand is enorm. Een arbeider die begint te denken? Groot alarm! Als die de massa meekrijgt is onze positie in gevaar… Maar ergens denk ik dat mijn medearbeiders mijn denkwerk ook niet weten te appreciëren. Een collega-arbeider die begin te denken? Wat denkt die wel? Wil hij ons in de steek laten dan? Laat hem toch zoals wij gewoon voortwerken en geen kapsones vertonen… We hebben toch al genoeg denkers die over ons heersen en zeggen wat ons te doen staat?
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.