Lezen

Lang leven

blije monden  trekken mochi aan stukken - winter ozōni *   Ozōni: Meer dan een Nieuwjaarssoep Ozōni is een traditionele Japanse soep met mochi (kleefrijstcake), die tijdens Nieuwjaar wordt gegeten. Dit gerecht is niet alleen een culinaire traditie, maar ook een symbool van geluk, voorspoed en familiebanden. De soep varieert per regio: in Kanto gebruikt men meestal een heldere dashi-bouillon met sojasaus, terwijl in Kansai een witte miso-basis populair is. Naast mochi bevat ozōni vaak ingrediënten zoals kip, vis, daikon, wortel en komatsuna, afhankelijk van de streek en familietradities. Mochi, het belangrijkste ingrediënt , staat symbool voor kracht, doorzettingsvermogen en een lang leven. Omdat het plakkerig en rekbaar is, wordt het gezien als een teken van een langdurig en voorspoedig leven. Het samen eten van ozōni op Nieuwjaarsdag versterkt de familiebanden en markeert het begin van een nieuw jaar vol goede wensen. Daarnaast weerspiegelt het gerecht de waardering voor de natuur en de oogst, omdat veel ingrediënten afkomstig zijn uit de regio waarin de soep wordt bereid. Oorspronkelijk werd ozōni zelfs beschouwd als een offermaal aan de goden, waarbij de eerste hap een spirituele betekenis had. De geschiedenis van ozōni gaat terug tot de Muromachi-periode (14e-16e eeuw), toen samoerai het aten als een voedzame maaltijd tijdens veldslagen. Later werd het een feestelijk gerecht voor de adel en uiteindelijk een vast onderdeel van de Japanse Nieuwjaarstradities. Tegenwoordig is ozōni een gerecht vol symboliek, dat niet alleen de regionale diversiteit van Japan weerspiegelt, maar ook de waarden van het land: respect voor traditie, familie en de natuur.    

Margaretha Juta
0 0

Ricky's reisgids

  Witte lammetjes uit Zwitserland. Flamingo's uit Angola. In die oranje jerrycan zit nog een beetje nafte voor zijn brommer. Tristan is mijn maat. Hij is een held. Ik zit straks achterop en onderweg kopen we drop We zullen sigaretten roken, ongeluk een kopje kleiner maken met een mes. Het is zo. Alle dieren in dit prentenboek zijn echt. Reebokken en evertjes. Ze houden van de vrijheid in de bergen. Kraanvogels, zij worden wel eens opgelicht door valse bouwbedrijven. Terwijl men niets vermoedt. Hier op deze pagina gebeurt het. De eerlijkheid zit in een plooi te lachen en ik wacht gewoon. Op Tristan. Die rook in de verte. Ik hoor zijn kracht. Ik zie de wolk die hij met stof verwekt. Soms draagt hij een sjaal maar nooit een helm. Gras, riet en halmen langs de weg houden wel van avontuur en zien hem vaak passeren. Groeten doen enkel de zwaluwen wanneer zij met hun staartjes zwaaien. Isolde. Zij weet dat wij komen. Ik schreef een brief terug, maar veel kan ik niet zeggen. Zij kweekt gewoon vlinders. In bokalen. Vandaag is de dag. Bloemen verwachten niets en toch zullen ze komen aangevlogen. Ja. Ik ben mal genoeg om haar te willen helpen. Tristan zal me voeren want zij woont ellendig ver van hier. Achter die heuvelrug, voorbij de meren met hun vogels op één poot en wees gerust. Tristan heeft een zeer groot hard. Hij is niet bang van de ravijnen. Of ik terug zal keren. Dat weet ik nog niet. Daarom neem ik hem mee. Mijn bundel dierenprenten, tekeningen die ik maakte toen mijn ziel geen mens meer kon vertrouwen. Isolde houdt ook veel van al wat stoer de lucht trotseert, een brommer kan berijden en toch. Het deert mij niet. Verleiding kan de zon niet snel bezeren. Tristan is daar. Hij stopt en wenkt. We moeten gaan. Isolde heeft reeds alles klaargezet. Glaswerk vol met kleuren, ook een lieve lach voor Tristan. Ze zal mijn ogen nemen, wijzen naar die witte schaapjes, zeggen dat de hemel mij verdragen kunnen.     uit de reeks 'Reizen met Ricky'                    

Bernd Vanderbilt
0 0

Brieven aan Layla (6)

  Een roodborstje valt echt nooit zomaar uit de lucht. Neen. Dat gebeurt alleen met vliegtuigen waarvan de bouten veel te moe werden, verborgen bergen te laat zagen. Liefste Layla, het is moedig van klimop. De boomtop is bijna bereikt maar verder zal hij niet geraken. Alle takken onderweg hebben nochtans uitleg willen geven over onnut en de blinde tocht. Zelf praat ik zelden nog. Mijn stembanden vergaten hoe de klanken zich verloren en de woorden werden tekens op een holle wand, de rots weet niet waarom. Onrust twijfel uitwegen, zij hadden mij gevonden. Stadsgeluiden konden mij verjagen omdat zieke torenwachters dag en nacht het orgel bleven geselen. Je bent me niet gevolgd, mijn schat, de vader van het grijze welzijn sloot je op in rijke kamers. Mussen zonder armen tikten op het raam. Het glas brak niet, er stak geen wegbeschrijving in de brievenbus, sterren zonder pijlen hielden slechts de wacht hoog in de zwarte lucht. Ik staar nog wel, mijn ogen lopen over alle bloemen, dove vruchten zuchten als ik niet echt bijten durf. Het roodborstje geeft mij nog hoop op warmte in mijn hart. Hij is alleen, laat zich probleemloos tellen. Ondertussen vliegen witte wolken schoon voorbij. Blijdschap stralingen, de zon probeert het nog om iets te doen, wil duisternissen onderbreken, wekenlang mijn huid een zomerkleurtje geven, wat ik lankmoedig laat gebeuren. Er is hoop, mijn lieveling, want in de gangen van de mol wordt er gefluistert over tederheid, de zachte pels van bange uren, jaren, in de tussentijd zal ik je zien, je huid eens mogen kussen, schoenen kousen voeten vinden die mij zullen brengen, dichterbij.     uit de reeks 'Majnun, het gebrabbel van een gek'      

Bernd Vanderbilt
0 0

De snotter en de horter

We zitten in de verlengingen van de donkere dagen voor Kerstmis. Maar het is geen spannende wedstrijd zoals België tegen de USSR op het WK in 1986, met het legendarische kopbaldoelpunt van de betreurde Stéphane Demol. “Daar sè, Demol!” Nee, spannend is het niet. Eerder saai. De zon weigert halsstarrig haar medewerking en het hele huis is ziek. De pillenkast puilt uit. We willen ze naar buiten gooien, maar voorlopig zijn ze nodig. Men heeft me zelfs vitaminepillen voorgeschreven. Ze blinken zoals de zon, maar voorlopig voel ik het niet.  Volgend jaar wil ik overwinteren, zoals de zwaluwen. Trouwens, hebt u vorig weekend de vogels geteld? Ik niet. Deels omwille van mijn gesnotter en gehoest, maar ook omdat het vorig jaar bijna fout liep. Ik stond met mijn verrekijker op het terras en ik meende bij de buurvrouw een koolmees te zien, maar omdat ik twijfelde, bleef ik iets te lang turen. De buurvrouw had ei zo na de politie gebeld.  Nee, dan maar de lijst met vogelsoorten nog eens overlopen. Daar wordt een mens wel vrolijk van. De bosklapper kende u al, maar die bestaat niet. De brilgrasmus bestaat wel, net als de snor, de boompieper en de zwartmaskerboszanger. Heerlijk is dat. En mijn favoriete vogel aller tijden: de tjiftjaf.  Maar ik blijf binnen, hoestend en snotterend. Als ik een vogel was, zou ik de snotter zijn. En ik kijk naar buiten. Als ik een vogel was, zou ik de horter* zijn.  Een mens zou voor minder de lamellen dichtdoen, de verwarming op 25° zetten, een zwembroek aantrekken en met een zonnebril op het hoofd en een cocktail in de hand naar een zomerse film kijken.  Maar de wereld heeft tegenwoordig aan gekheid geen gebrek. Ik neem nog een vitaminepilletje.  (*) horten: Lommels dialect voor nieuwsgierig kijken  

Rudi Lavreysen
10 1

TESLA'S TELLEN

'Er rijden hier wel veel Tesla’s he papa!’ zei mijn dochter enkele dagen geleden, toen ik haar naar school bracht. Beiden (goed)gemutst, gerugzakt met daarin een appel als tussendoortje, bij haar in stukjes en bij mij in zijn geheel. Haar broer had een virale infectie opgelopen en had een zware nacht gehad. Ondertussen is hij aan de beterhand, maar school, dat mocht nog één dag wachten. Het is ook allemaal nieuw en spannend. ‘Ja, ik heb er ook al enkele gezien’, trad ik haar bij, en wanneer ik deze zin als een warmtewolkje de koude lucht in lanceerde, reden er twee Tesla’s voorbij. Waarover ik het in een volgende blog uitgebreid zal hebben, is dat vrijwel alles goed geregeld in Stockholm. Maar ondertussen ken ik daarop alvast één uitzondering: de bussen. Bussen komen, ’s morgens althans, heel geregeld. Gemiddeld om de vijf minuten passeert er aan onze halte wel een bus die we kunnen nemen naar Kungsholmen. Maar waar in Antwerpen mensen zich op elkaar drukken in overvolle bussen, desnoods met de neuzen tegen elkaar zodat de lijfgeur of het parfum van de vreemde overgedragen wordt op hun eigen huid, beslist de buschauffeur in Stockholm wanneer zijn bus ‘fullsatt’ is. Ik heb het even opgezocht en het is een relatief nieuwe regel (sinds 2020, coronatijd). Dat het zo is gebleven, verbaast me niets, gezien wij nu ook online lesgeven, wat ook een restant is van deze voor velen vervloekte tijd (behalve in Stockholm kan je nergens anders in Scandinavië Nederlands volgen). Na twee volle bussen te moeten missen (ze rijden gewoon voorbij, en je ziet dat ze nog niet eens zo vol zijn als een normaal gevulde bus in Antwerpen), stappen we eindelijk op een 54 die halfleeg is. Mijn dochter wil aan het raampje zitten. Ze wil het spelletje van de beginletters doen met dieren, maar wanneer ze niet op een cavia, cheetah, chimpansee of een citroenvlinder kan komen, wat ik haar niet kwalijk neem als zevenjarige, grijp ik in om frustraties voor te zijn. ‘Zeg, als we nu eens de Tesla’s tellen?’ Dat voorstel krijgt veel bijval en al snel zitten we op het einde van de dag aan 36! De volgende dag zaten we aan 53 maar sindsdien hebben we het niet meer gespeeld. De meeste zijn wit, maar we zagen er ook zwarte, blauwe, rode en zelfs enkele bruine. Ik ben nog niet in Abu-Dhabi geweest (en zal daar waarschijnlijk ook nooit komen), maar ik kan wel concluderen dat, in tegenstelling tot wat je in deze periode zou verwachten met die clown aan het stuur, Stockholm de grootste afnemer is van Tesla’s.

Lennart Vanstaen
11 2

Varken op vrijdag

Ik kom hier niet meer. De muren zijn wit, de kust is gebetoneerd. De draaideuren kennen maar één richting en de receptioniste zegt dat ik echt niet op de wanden schrijven mag. Bovendien is dokter Olaf Valckenburgh een valsaard. Het varkenshart dat ik kreeg, heeft wel gevoelens. Mijn blik is roze geworden en hij zegt dat zoiets niet kan. Het broze ijs dat in de nacht mijn voorruit vond, het is niet meer. Met dergelijke verliezen moet ik elke dag leven. Hoe moet dit verder, wilde het glas gisteren weten. Ik zat in een kroeg met vroege mensen die koffie dronken terwijl het binnen warm genoeg was. Ik las op mijn gemak de brief die ik bij het ontslag kreeg. De receptioniste had fijn uiteengezet hoe ik littekens best behandel, dat ik beter niet te ver wandel als de zon me niet verleidt naar bloemenperken. Het is winter, schat, heb ik gedacht. Ik zoek echt niet wat niet wil zijn, in mijn gedachten bloeit er wel een kerselaar soms ongestoord, dat hoort gewoon, dat mag. Ik voel aan het papier dat ze de brief zelfs heeft gekust. Intussen streelt een nimfenhand mijn oogleden. Die rust wordt mij gegund omdat zij alles weet. Het spijt mij niet dat ik mijn hart verkocht heb aan een lome droom die stilaan stierf. In die kliniek heeft eerst een apparaat mij snel gered, het ding is dom. Terwijl ik het niet wist, kreeg ik toen dit zwijnenhart. Dat is genoeg voor de paar jaren die mij resten, sprak dokter Valckenburgh. Kom vrijdag weer terug!   uit de reeks 'Ignace Somers'

Bernd Vanderbilt
3 0

Stil lawaai

Zijn ogen gaan langzaam open Het licht dendert langs de kieren van het raam De zon staat al hoog te paraderen, zijn ogen kunnen het niet aan Snel gaan ze nog even dicht, nog even niet, nu nog niet Straks zal het beter gaan, straks zal het beter voelen Toch nog weer in slaap gevallen Haastig opent hij zijn ogen Met een bonkend hart, denkend aan de tijd De tijd die voorbij gevlogen zal zijn maar voelt als een minuutje Niet op de klok kijken, niet op de klok kijken   Straks is nu geworden, het gaan en voelen is niet verbeterd Toch eruit en kleren aan Ellendeling, misbaksel, ongegrond stuk wortel Verkwister van tijd, verloedering van kwaliteit, van menselijkheid Af leiding nemen over hetgeen, moeilijk vooruit te komen Naar beneden kijken, hoofd gebogen, diep beschaamd Zoveel lawaai in zoveel stilte   Ogen weten niet waar ze heen moeten, welke gruwel is waarlijk te zien Oren klepperen in de oorverdovende stilte, weten niet meer wat ze horen Neus ruikt niets, geen geur van bloemen, warme thee of een zoetig broodje Mond houdt zich stil, omdat het niet meer weet wat te zeggen Zoekend naar moed, lef en zingeving bewegen ze door de ruimte De ruimte die zo immens groot is en tegelijk zich op nog geen vierkante meter afspeelt Plots heeft de avond hem ingehaald, het donker klampt zich aan hem vast Eindelijk bevrijd van de dagelijkse strijd De wereld om hem heen beweegt zich nu op zijn tempo, richting het einde   Zijn ogen gaan langzaam sluiten Het donker verwelkomt hem als een oude vriend Snel gaan ze nog even open, nog even niet, nu nog niet Straks is het weer ochtend, dan is er weer een dag gemist Toch nog wakker blijven Haastig sluit hij zijn ogen Met een bonkend hart, denkend aan de tijd De tijd die vliegensvlug voorbij is gegaan, al kroop het overdag Morgen zal het anders zijn

JosLuchtenburg
4 1

De kunst van het vragen stellen (socratisch)

Waarom zou je willen trainen in het stellen van goede vragen en de daarbij horende filosofische houding?  Vraagreden 1 De wereld heeft het nodig – De versnellende maatschappij is gebaat bij vertraging, oprechte nieuwsgierigheid, een filosofische grondhouding en goede vragen. We zien al te vaak dat er verhitte gesprekken ontstaan: aanval en verdediging, moddergooien met meningen, tegen elkaar aanduwen van overtuigingen. Uiteindelijk staat iedereen voor zichzelf af te koelen of is nog overtuigder geworden van zijn idee. Er is geen ruimte ontstaan voor de ervaring van de ander. We willen graag dat er goede gesprekken worden gevoerd over thema’s als racisme, discriminatie, gender, vluchtelingen, klimaat etc. Onderwerpen waar vaak veel verschillende en ingegraven standpunten worden ingenomen. We moeten dat soort gesprekken beter voeren, met meer aandacht. Daarin moeten we beter luisteren, proberen te begrijpen vóórdat we begrepen worden. Goede vragen stellen die verdiepen stelt ons in staat om dat te doen. Scherpe vragen stellen draagt bij aan creativiteit, verbeeldingskracht en kritisch denkvermogen zodat we ingewikkelde gesprekken beter, genuanceerder, rijker en vrijer voeren.   Vraagreden 2 Je gesprekken met anderen worden een heel stuk beter. Door op de juiste manier, de juiste vraag te stellen krijg je een bijzonder inkijkje in de belevingswereld van de ander. Je leert elkaar beter kennen, ontdekt nieuwe dingen over elkaar en komt tot spannend, nieuw denken en verrassende inzichten. Dat met elkaar delen maakt je meer mens.  Vraagreden 3 Het is leuk! Denken en vragen, het beoefenen van praktische filosofie, is leuk. Je kunt helderder denken, beter tot de kern doordringen, zin van onzin scheiden, nieuwe inzichten opdoen, nieuwe ideeën ontwikkelen, je creëert denkruimte en daardoor ben je leniger, luchtiger en flexibeler in je hersenpan.   Vraagreden 4 Je leert jezelf beter kennen door te vragen en gesprekken te voeren gericht op een gezamenlijke zoektocht naar wijsheid. Je eeuwig en altijd blijven verwonderen en alles kritisch te bevragen levert je geen kant-en-klare antwoorden op, maar wel een taal die bij jou past.    Welke voorwaarden zijn er nodig voor het stellen van goede vragen? Vraagvoorwaarde 1 Goed luisteren – Een goede vraag blijft dichtbij het verhaal van de ander, de ervaring van de ander en gaat niet stiekem over jezelf, jouw beleving of jouw mening. Luistervaardigheden ontwikkelen; drie intenties van luisteren: 1 de eerste positie, de IK-intentie (wat vind ik ervan-luisteren), 2 de tweede positie, de JIJ-intentie (wat bedoel jij precies-luisteren), 3 de derde positie, de WIJ-positie (hoe zitten wij erbij-luisteren).  Vraagvoorwaarde 2 Neem taal serieus – Je kunt denken in beelden, geluiden, woorden, gevoelens. Wil je je denken aan een ander overbrengen, dan gebruik je doorgaans gesproken taal. Door je taal schoon en helder te gebruiken, verhelder je het gesprek en stel je betere vragen. Door gevoeliger te worden voor taal, wordt je ook scherper op zogeheten tussen de regels door luisteren. Juist dát is een enorme rijkdom voor jouw goede vragen. Wat iemand wel of juist niet gebruikt in de taal, geeft je inzicht in de structuur van de persoon die ze uitspreekt.  Vraagvoorwaarde 3 Vraag toestemming – Om werkelijk goed door te vragen, met een onderzoekende en nieuwsgierige houding moet je toestemming vragen aan de ander. Je dient te weten of de ander ook bereidt is om samen een kwestie te onderzoeken en te verdiepen. Om een goede vraag te stellen moet je namelijk je empathie aan de kant zetten, je moet werkelijk objectief luisteren en observeren naar wat de ander je verteld. Zodra jij dit verhaal van de ander inkleurt met je eigen gevoelens, gedachten, denkbeelden dan is het verhaal niet meer van de ander. Empathie en meevoelen is zeker een groot goed en draagt bij aan de onderlinge verbinding maar voor een goede socratische vraag is empathie hinderlijk. Onder andere hierom is toestemming vragen noodzakelijk: ‘Vind je het goed dat ik hier wat vragen over stel?’ of ‘Zullen we dit samen onderzoeken?’ of ‘Lijkt het je leuk om dit idee eens vanuit alle perspectieven te bekijken?’  Vraagvoorwaarde 4 Vertraag – Om écht goede vragen te stellen en de antwoorden te onderzoeken, moet je vertragen. Wen aan het idee dat het voeren van een dialoog tijd vraagt, aandacht en discipline. Een goede dialoog, waarbij je stap voor stap luistert naar argumenten, naar wat er expliciet én impliciet gezegd wordt, valt totaal in duigen bij ons huidige conversatietempo. Je moet jezelf trainen in langzaam denken en spreken.  Vraagvoorwaarde 5 Verdraag frustratie – Een gesprek voeren dat langzaam gaat, waar aandacht en discipline voor nodig is, waarbij je kritische vragen stelt die de ander confronteren met zijn eigen argumenten en opvattingen, gaat gepaard met frustratie. De ander voelt zich misschien bij vlagen aangevallen wanneer je zijn opvattingen (en daarmee deels identiteit) kritisch bevraagt. Of je gesprekspartner voelt zich gefrustreerd omdat je weinig emoties laat zien wanneer je vooral samen aan het denken bent. Die frustratie zal zich soms richten op jou, verdraag dat maar. Realiseer je vooral dat de frustratie een teken is dat er wordt gewerkt, iets verschuift, iemand zijn denken en zijn wordt opgerekt.     Vraagvaardigheden Wees je bewust dat er geen lijstjes bestaan voor het stellen van vragen. Er zijn genoeg lijstjes met vragen die je kunt stellen, maar de kern, de socratische houding en de vraagvoorwaarden, staat centraal. Als die niet op orde zijn dan sla je dan plank alsnog mis en ga je vrij snel terug naar wat vind ik ervan-luisteren. Belangrijk om bij het, socratisch, vragen te stellen deze op te hangen aan een concreet voorbeeld. Een werkelijke gebeurtenis, een uitspraak of een handeling.   Vragen naar boven (abstract) Dit zegt iets over de werkelijkheid en wat je van die werkelijkheid vind, je doet er een uitspraak over (positief of negatief). Ook wel een bewering genoemd. In deze beweringen zie je vaak waarden en mensbeeld terug.   Vragen naar beneden (concreet) Dit zijn de feiten, de werkelijkheid, zoals die zich afspeelt. Er gebeurt iets en dat registreer je met je zintuigen. Ook wel gebeurtenissen genoemd.   Denken Abstracte begrippen, opvattingen, mensbeelden, morele principes.  Vragen naar boven: Wat heeft X met Y te maken? Waarom is dat zo? Wat bedoel je met X?  Uitspraak – bewering Ik vind dat… Ik hoop dat… Ik denk dat… Ik verwacht dat…  Vragen naar beneden: Wanneer was dat precies? Wat zei hij precies? Wat deed jij toen? Hoe ging dat verder?  Zijn Concrete werkelijkheid: Feiten, handelingen, gebeurtenissen, uitspraken. Waarneembaar, aanwijsbaar. 

JosLuchtenburg
10 1