Lezen

Mannen mogen huilen, maar bij voorkeur in luminescente protuberansen

Al bij al heb ik een gemakkelijk leventje dat gepaard blijft van acute tegenslagen. Maar natuurlijk zijn die er al geweest en zullen er meer komen. Wat ik me afvraag, is: zou ik op dat moment wenen? Ik denk het niet. Doorheen de jaren hebben mensen die meer geneigd zijn naar de emotionele slag me proberen verzekeren dat er niks verkeerd is aan huilen, of aan een man die zijn gevoelens toont. Dat kan allemaal goed zijn en in principe heb ik weinig gêne en mogen de mensen van me denken wat ze willen. Maar mijn terughoudendheid om te huilen ligt bij het fenomeen op zich. Dat ziet er gewoon niet uit. De natuur heeft er niet de mooiste lichamelijke expressie van gemaakt. Kijk alleen maar wat het met het gezicht doet. Waar een glimlach, een brede smile of een schaterlach net het mooiste in iemands gezicht naar voren halen, dan brengt wenen alle lelijkheid tevoorschijn. Er zijn zovele vrouwen en mannen die een saai of ietwat neutraal gezicht hebben, en bij een glimlach wordt dat het mooiste snoetje ooit en lijkt het of een stuk van het Paradijs erdoor straalt. Bij iemand die gaat wenen, is het als volgt. De mond vertrekt zich tot een lelijke grimas. Tandvlees en kwijl worden zichtbaar. Het gezicht wordt onnatuurlijk rood. Spreken gaat in een hoog stemmetje dat alle controle kwijt is, stotterend en onverstaanbaar. Diepe groeven doorsnijden de hoofdhuid. Brillen worden nat en dampen aan, make-up loopt uit. Kortom, een prachtig zicht. Dat wil je toch niet? Nee, dan ben ik liever een man die niet huilt. Het is niet het tonen van de emoties dat me tegenhoudt, het is de praktische en esthetische vormgeving van het eindresultaat. Dat had toch veel mooier gekund. Stel dat de natuur heel dat tranengedoe en die gezichtscontracties achterwege had gelaten. In plaats daarvan wordt de diepste, droefste emotie in het menselijk lichaam tot uiting gebracht door een sierlijk en waardig gebaar. Ik doe maar een voorstel: beeld je in dat bij hevige emotie ergens uit je arm of bovenop je schouder een sierlijk wiegende, ietwat flubberachtige protuberans groeit. Die klimt tot net boven je hoofd uit en geeft een zachte, warme gloed, als van een lavalamp. En af en toe komt er een ronde druppel van los, die dan als een vuurvliegje langzaam opstijgt in de lucht. Je zou een restaurant sfeervol kunnen verlichten, puur door er wat mensen neer te zetten die aan het schreien zijn. Of bij herdenkingen van een tragedie, kunnen nabestaanden en sympathisanten bij valavond in een kring rondom een straathoek staan, allen wuivend met hun lichtgevende fantoomlid, badend in een sepia licht terwijl enkele sierlijke drupjes als zwevende lampjes boven het groepje uitstijgen. En heel die tijd blijft het gezicht normaal en kan je een waardige conversatie blijven voeren.   Ja, mocht dat huilen zijn, dan zou ik het met plezier in ‘t openbaar doen.

Pvw
11 2

Wo sind die Stühle?

Een zonnige nazomerdag in het Antwerpse Koninklijk Museum voor Schone Kunsten. In de ontvangsthal vroeg ik aan mijn vrouw of ze eerst de bovenverdieping wilde bezoeken, of de tijdelijke expo beneden, toen een mevrouw me aansprak. Ze stond vlak voor me. “Wo sind die Stühle?”, vroeg ze vrij abrupt. En dus in het Duits. Nu moet u weten dat ik de Duitse taal niet vaak in de mond neem. Het is zelden nodig. Daarom wist ik niet meteen wat zeggen. Bovendien had ik keine Ahnung waar het op sloeg. Welke stoelen? “Euh, dat weiß ich niet“, stamelde ik in het Duitsnederlands. „Die Stühle“, herhaalde ze, maar nu een stuk luider. Een andere mevrouw trok aan haar mouw en zei iets als “Er is nicht …“ en het overige ging verloren in het geroezemoes van de groep museumbezoekers. “Ze denkt wellicht dat je hun gids bent”, zei mijn vrouw. “Misschien lijk je wel op hem”? De gids? “Tja, de tocht is moeilijk, de gids ervaren”, zei ik, een oude politieke slogan citerend.  In het museum botsten we nog een paar keer op de groep. Enkelen zaten inderdaad op een soortement van klapstoel. “Da sind die Stühle”, wees ik telkens naar de groep met hun stoelen. Ik vond hun gids niet meteen op mij gelijken, maar kijk, misschien zie ik er wel gidsachtig uit.  Na het geslaagde museumbezoek trakteerden we onszelf op een terrasje in de herfstzon. Net omwille van die aangename zonnestralen was het er stikdruk. Ik kon niet meteen een vrijstaande tafel ontdekken. “Wo sind die Stühle?”, zei ik tegen mijn vrouw, iets luider dan ik het zelf bedoelde. Aan een tafeltje waar nog één stoel vrij was en waar twee ietwat oudere mannen zaten, plaatste de ene man zijn rugzak op de lege stoel. “Duitsers”, zei hij tegen de andere.

Rudi Lavreysen
7 0

Nieuwsgierigen, blijf weg

Alsof we moesten kiezen tussen sterk zijn of gek worden, lazen we Chateau fort en Chateau de la folie op twee pijlen die elk een andere richting uit wezen. We speelden blad steen schaar en Nino won, dus trokken we naar de versterkte burcht. Die deed met zijn spitse toren en rode luiken minder Middeleeuws aan dan verwacht. Op de binnenkoer trok een man onkruid van tussen de kasseien en gooide het meters verder in het gras. Hij droeg een pet voor grootvaders of hippe stedelingen. Zijn ogen waren van zulk een warm bruin dat hij aan de aarde ontsproten leek. Nino zei bonjour tegen iedereen die zijn pad kruiste, terwijl ik dat steeds vergat. ‘Bonjour’, echoode de man, en ik na hem. Blij met ons onverwacht bezoek toonde hij ons de kasteeltuin, een droge bedding waarin enkele kalkoenen rondscharrelden die ons algauw even nieuwsgierig gadesloegen als wij hen. ‘Woont u hier?’ De man knikte. ‘Een erfenis waar je arm van wordt’, lachte hij. Hij wees naar de gevel, prevelde iets over de graaf van Henegouwen in de twaalfde eeuw en over een tunnel. Op zijn onderlip kleefde het tipje van zijn sigaret, die balanceerde op het ritme van zijn woorden zonder uit zijn mondhoek te donderen, een kunstje dat jaren ervaring verried. Nino vroeg hem wat over de steengroeves in de buurt. De man zei dat die nu gevuld waren met water en dat er tot op enkele jaren geleden in werd gedoken. Maar het water was zo duister dat een zestal duikers niet meer boven waren gekomen. Toen werd het duiken afgeschaft. Nino bleef er opmerkelijk emotieloos bij. Misschien had hij aanvaard dat de steengroeve almachtig was en mensen opslokte die zich te diep in haar buik waagden. De man wou ons nog de wapenzaal van het kasteel tonen, maar we bedankten vriendelijk en zetten onze tocht verder.  ‘Alweer iemand die ik niet licht vergeet’, zei ik. ‘Dat komt omdat hij op Bubu lijkt’, zei Nino.  ‘Je hebt gelijk’, zei ik, ‘Goed dat er meer dan één Bubu rondloopt.’ Ze waren wars van hypes en toch hadden ze charisma, omdat ze zich nergens wat van aantrokken. Ik vroeg me af op welke leeftijd ik het Bubu-schap zou bereiken.  Op het marktplein hielden we halt bij wat leek op de snel woekerende plant uit Jaap en de Bonenstaak. Ik haalde mijn gsm boven en opende een app om planten te determineren. ‘Anna Paulownaboom’, zei ik, ‘een sierboom uit China’. Nino lachte, omdat de bladeren gaten hadden en bruine randen, en dus geen recht deden aan de sjieke vrouwennaam en het label sierboom. Hij stak de draak met me omdat ik de natuur wilde kennen via een app. ‘Ik geniet van de namen’, verdedigde ik me. ‘Zilverschildzaad, Schietwilg, zwavelzwam’.  ‘Je houdt nog steeds meer van woorden’, zei hij.  Een lege batterij met een rode streep verscheen op mijn scherm. Twee procent had ik nog. ‘Wat is er?’, vroeg Nino. ‘Niks, waarom?’ ‘Je staat zo gebogen. Maak je je zorgen?’ ‘Ik wil graag verder rijden’ Even verder blonk een zwarte oldtimer op de oprit van een bungalow. ‘Arthur Haily’ was het automerk waar ik nog nooit van gehoord had. Op de voorruit prijkte een papier met een gsm-nummer en het order ‘Curieux, ’s abstenir’. Nieuwsgierigen, blijf weg. Het stak af tegen de frivoliteit van de wagen. Zeker nu nieuwsgierigheid een misdrijf bleek, zocht ik op mijn bijna platte gsm wie Anna Paulowna was. ‘Een Russische grootvorstin en de echtgenote van Willem II van de Nederlanden.’  ‘Maar wat heeft ze met die boom te maken?’, vroeg Nino. ‘De Duitse botanicus Philipp Franz von Siebold had deze boom uit China naar Europa gebracht en vernoemde hem naar Anna Paulowna als eerbetoon, omdat ze zo invloedrijk was in Europa.’ ‘Ik had nog nooit van haar gehoord’, zei Nino. ‘Elke vraag roept weer een andere op. Wie is die Duitse botanicus, en waarom was hij gefascineerd door de Nederlands-Russische keizerin? Hadden ze elkaar goed gekend, hadden ze een affaire?’ ‘Dus je zoekt dingen op die je telkens naar andere leiden, zoals een boom zich vertakt’, zei Nino.  ‘Wist je dat die boom vuurbestendig is? En dat ze er ski’s van maken?’ Nino lachte. ‘Dit valt onder verslaving.’ De batterij lichtte weer op, en doofde uit. Weg met de nieuwsgierigheid.  ‘Nu ben je alleen met jezelf’, zei Nino. ‘En met mij.’ (Dit is een fragment uit mijn manuscript 'Nino')

Pons
10 0

De Grote Politieke Show!

In een land hier ver vandaan—nou ja, eigenlijk gewoon hier om de hoek—stond een grootse verkiezingsstrijd op het punt los te barsten. De arena: het politieke podium. De hoofdrolspelers: onze geliefde politici. Volledig uitgerust met frisse pakken, stralende glimlachen en een eindeloze voorraad loze beloften. De Opkomst De eerste kandidaat, een meester in het spreken zonder ooit iets te zeggen, betreedt het podium. Laten we hem Bartje Blabla noemen. Bartje belooft alles en nog wat: gratis huizen, lagere belastingen, en elke vrijdag een gratis frietje voor iedereen. Het publiek gaat uit z’n dak. Ze weten al dat het te mooi klinkt om waar te zijn, maar ach, gratis friet is altijd goed. Dan is er Sofie Sprookjes, die beweert dat ze de files zal laten verdwijnen. Hoe? Door "strategisch geplaatste regenbogen" te bouwen waar auto's overheen kunnen rijden. "Innovatie!" roept ze vol overtuiging. "We zullen samen door die regenboog rijden naar een betere toekomst!" Het publiek knikt, hoewel niemand echt begrijpt wat ze bedoelt. En natuurlijk kan Gerrit Grootspraak niet achterblijven. Zijn specialiteit? Zijn stem verheffen zonder dat er inhoud in zit. "Wij zullen het tij keren! Een nieuwe dag is aangebroken!" schreeuwt hij met uitgestrekte armen, alsof hij een soort politieke Jezus is. Maar niemand weet precies wat die nieuwe dag inhoudt. Boeren? Regen? Niemand die het weet. De Verkiezingen Na een maandenlange campagne vol kleurige posters, nietszeggende leuzen en overvolle markten waar kandidaten handen schudden met baby’s en honden (want iedereen weet dat hondenstemmen cruciaal zijn), is het moment eindelijk daar: de verkiezingen. De stemmen worden geteld en... jawel, Bartje Blabla en zijn team van onzichtbare daden winnen! De Daden (of het gebrek eraan) En dan komt de echte test: regeren. Bartje staat nu op het punt om zijn wonderlijke beloften waar te maken. Maar zodra hij z'n stoel in het bestuursgebouw warmt, blijkt dat zijn geliefde frietjesbudget ergens is verdampt tussen de koffieautomaten en de jaarlijkse kerstborrel. "Ach," zegt hij nonchalant, "we moeten eerst even een paar onderzoeken doen. We willen toch wel weten wat voor sausjes mensen erbij willen." Sofie Sprookjes? Haar regenboogplannen worden geschorst, want de regenboogbruggen bleken toch net iets te duur. "We hadden het regenboogfundament iets steviger moeten maken," mompelt ze. Ondertussen verandert het fileprobleem in een dagelijkse snelwegpicknick. En Gerrit Grootspraak? Nou ja, hij blijft gewoon dingen roepen vanaf de zijlijn, met dezelfde retoriek als voorheen. "Een nieuwe dag zal komen!" blijft hij volhouden. Wanneer? Dat blijft een mysterie, zoals het recept van cola of waarom sokken altijd verdwijnen in de wasmachine. De Uitsmijter Zo gaat het leven verder in het politieke circus. Verkiezing na verkiezing, met steeds nieuwe beloften en steeds dezelfde uitkomst. Politiek in dit land is als een grootse toneelvoorstelling: iedereen klapt aan het einde, ook al hebben ze geen idee wat ze zojuist gezien hebben. Veel blabla, weinig boem boem—en dat is precies zoals ze het gepland hebben.

Guy Van Damme
32 1